In het EYE speelt Delugan Meissl Associated Architects (dmaa) met de perspectivische perceptie van het gebouw en de invloed van het gebouw op de bezoeker. Zowel op stedelijk niveau als in het interieur staat het thema van ruimtelijke verbondenheid hoog op de agenda van de ontwerpers. Dergelijke ontwerpcriteria zijn voor een gebouw dat aan film is gewijd redelijk uniek: de meeste hedendaagse bioscopen zijn geënt op het Amerikaanse model dat in de jaren zeventig furore maakte. Hierin worden bezoekers gezien als consumenten die zo efficiënt mogelijk moeten worden bediend en na afloop van de voorstelling zo snel mogelijk de deur uit worden gewerkt. Vanaf de eerste plannen voor een nieuw onderkomen voor het filminstituut was duidelijk dat het EYE meer moest worden dan een plek voor de vertoning van film en de verwerking van bezoekers. De eerste fase van de ontwerpprijsvraag werd door de opdrachtgevers aangegrepen als een mentale exercitie om boven tafel te krijgen hoe de unieke eigenschappen van film tot hun recht zouden kunnen komen in het nieuwe onderkomen. Van de bureaus die deelnamen aan deze fase werd dan ook geen schetsontwerp gevraagd, maar een visiedocument over film en architectuur. DMAA won met de opvatting dat film en architectuur beide een filter zijn op de werkelijkheid. Het manipuleren van licht, in het geval van architectuur door middel van materialisering en ruimte, is daarbij essentieel.
Zie ook: Eye Filminstituut in Amsterdam
Na het winnen van de prijsvraag werkte DMAA deze visie in korte tijd uit tot een schetsontwerp waar vervolgens vrij weinig van is afgeweken. Het medium film wordt in het EYE niet zozeer op een voetstuk geplaatst, het is de filmische enscenering die ervoor zorgt dat de architectuur aansluiting vindt bij de functie van het gebouw en haar omgeving. Dit proces begint al ver buiten het gebouw. De mooiste route naar het filmmuseum is vanaf het Centraal Station met de pont naar Amsterdam-Noord. Staand op de kade is de bezoeker meteen onderdeel van de ervaring die de architecten voor ogen stond. De schittering van het water, de weersomstandigheden, de tijd en de kijkrichting beïnvloeden de perceptie van het gebouw. Bij het betreden van het gebouw wordt deze ervaring omgedraaid en is het niet langer het gebouw maar de bezoeker die wordt opgenomen in een vloeiende ruimtelijke ervaring. Dat het gebouw meerdere betekenis- en gebruikslagen kent en dat deze door elkaar heen lopen, wordt direct duidelijk bij de trap naar de ingang. Deze is door de verschillende hellingshoeken en de positionering ten opzichte van de entree zowel ceremonieel als speels en zakelijk te gebruiken, zonder dat er een scherp onderscheid tussen is.
De geometrie van de architectuur, die zijn oorsprong heeft in het ontwerp voor het RAY1-appartement dat in 2003 is opgeleverd en dat via het ontwerp voor het Porsche-museum in Stuttgart tot een verfijnde beeldtaal is ontwikkeld, is volledig toegesneden op deze complexe verstrengeling van gebruiksmogelijkheden. Meer dan in eerdere projecten orkestreert het vlakkenspel de dynamiek van het gebouw. In de publieke ruimtes is vrijwel nergens een hoek te vinden van minder dan negentig graden. Volgens Roman Delugan garanderen open hoeken een vloeiende overgang van de ene naar de andere ruimte. De spaarzame orthogonale delen in het gebouw zijn bedoeld als rustpunten in het interieur. Dat de filmzalen zijn uitgevoerd als rechthoekige dozen, heeft als eenvoudige reden dat anders de akoestiek niet valt te controleren. Daarnaast moeten beeld en geluid nauwkeurig op elkaar aansluiten, een onmogelijke taak als de geluidsgolven vanwege schuine wanden een onvoorspelbaar traject afleggen. In de Arena, zoals de architecten de centrale spilruimte in het ontwerp noemen, is deze filmische ervaring doorgezet. Hier wordt duidelijk waarom er vier keer zoveel verkeersruimte in het interieur is opgenomen dan gebruikelijk voor een openbaar gebouw. De trappen ontsluiten de filmzalen en de expositieruimte, maar fungeren daarnaast als zitjes, rode loper, speelelement en huisvesten een deel van het restaurant. Daarnaast bieden ze de bezoekers een spectaculair uitzicht over het IJ, dat subliem is ingekaderd door de van buitenaf nogal zuinig ogende raampartij.
De onbepaaldheid van het programma zorgt ervoor dat er in de Arena geen verkeersstromen ontstaan, maar dat verschillende sferen van gebruik elkaar ontmoeten. Tijdens de route door het gebouw worden bezoekers telkens geconfronteerd met de andere mogelijkheden die het gebouw biedt. Het bijwonen van een film is bijna een excuus om deel uit te mogen maken van de dynamische vertoning die zich buiten de zalen afspeelt. Overigens komt de dynamiek die de architecten voor ogen stond, niet overal even goed uit de verf. Zo eindigt de vloeiende route door de expositieruimte abrupt in een smalle corridor die pakweg twintig meter verderop via een zijdeur uitkomt in de Arena. En daar is niks vloeiends aan. Ook het kantoorgedeelte voor de werknemers van het EYE lijkt een sluitpost in het ontwerp geweest te zijn. Het is krap bemeten en kent een hokkige indeling. Vanwege de overweldigende ervaring die de rest van het gebouw biedt, zou je deze minpunten in het ontwerp voor lief kunnen nemen als het niet zo matig was afgewerkt. De aluminium buitenschil vertoont her en der reeds slijtageplekken door oneigenlijk gebruik en het eikenhout in de Arena doet op sommige punten afgeleefd aan, om maar niet te spreken van de provisorisch aangebrachte antislipplakstrips op de traptreden. In de corridor van de expositieruimte is niet goed nagedacht over de elektra. Vanuit één enkel voedingspunt lopen kabels, weggewerkt met duct tape, naar drie schermen. Aan de zijkant van het terras heeft de pragmatische aannemer een vierkant luik uitgezaagd in het zorgvuldig gedetailleerde ruitpatroon van de gevel. Het zijn enkele voorbeelden van materialisering en detaillering die een smet zijn op de filmische ervaring die de architecten voor ogen stond.
Een groot deel van de gebrekkige uitvoering kan worden teruggevoerd op de geldcrisis die ING doormaakte in 2009. Als gevolg daarvan ontstonden discussies over de lopende contracten met betrokken bouwpartijen. Alle extra kosten en werkzaamheden stonden ter discussie. Krap een jaar voor oplevering van het gebouw werd Bureau Bouwkunde, dat onder andere belast was met de esthetische controle op de bouwplaats en het controleren van tekeningen van derden, terzijde geschoven. Het is lastig de invloed van dergelijke gebeurtenissen op de kwaliteit van het gerealiseerde gebouw te meten. Dmaa heeft na de do-fase veel eigen tijd geïnvesteerd in het controleren van de voortgang van het EYE. Bijna wekelijks vloog de projectarchitect naar Amsterdam. Het heeft niet kunnen voorkomen dat de visie van dmaa niet helemaal uit de verf is gekomen. Voor een deel ligt de impact van de crisis op het gebouw ook besloten in het feit dat het een zeer specifieke architectuur betreft die zich niet makkelijk laat herschikken als de kaarten dat wel doen. De keuze in 2009 om door te gaan met de bouw van dit ontwerp, betekende een commitment aan een concept. Alle bouwpartijen, met name de ontwikkelaar, hadden moeten beseffen dat beknibbelen op financiën direct van invloed zou zijn op het al dan niet slagen van de initiële visie van zowel opdrachtgever als architect. Dit is geen ontwerp waar je een verdieping vanaf haalt als de omzetverwachtingen dalen. Laat staan dat je bezuinigt op uitvoering en detaillering.