NIOO in Wageningen door Claus en Kaan Architecten

Door Haike Apelt - Ecologisch bouwen heeft lange tijd een bepaald imago gehad. Het tendeerde ofwel naar een uitgesproken lowtech of naar een hightech architectuur en manifesteerde zich met gestampt leem of zonnepanelen overduidelijk in de verschijning van het gebouw. Voor 'serieuze' architecten was dit vaak reden genoeg om zich hier niet mee bezig te houden. Duurzaamheid, waarvan ecologie slechts één aspect is, lijkt tegenwoordig vooral een technische aangelegenheid te zijn geworden. Claus en Kaan Architecten definiëren met hun ontwerp voor het Nederlands Instituut voor Ecologie ecologisch bouwen opnieuw.

Duurzaamheid gaat in de eerste plaats over levensduur. Het begint in principe bij de inpassing van het gebouw in zijn stadsruimtelijke (of landschappelijke) context. Dit bepaalt de waarde op de lange termijn. Vervolgens moet de draagstructuur verandering in gebruik toelaten en dus een bepaalde neutraliteit en overmaat hebben. Hetzelfde geldt voor de gevel. Die bemiddelt tussen stad en interieur en tussen gemeenschap en individu. Denken over duurzaamheid is daarmee een culturele bezigheid. Het Pantheon in Rome kan als schoolvoorbeeld van deze integrale benadering worden gezien. Haar ruimtelijke, materiële, klimatologische en culturele aspecten worden in de materie van de architectuur zélf beantwoord. Deze vanzelfsprekendheid in de omgang met ruimte en materie lijkt in de laatste eeuw verloren te zijn gegaan. Door nieuwe energiezuinigheidseisen gepaard met een eenzijdig technische benadering wordt al te vaak het tegendeel van de beoogde duurzaamheid bereikt en worden gebouwen geproduceerd die in hoog tempo verouderen. Deze snelle veroudering is niet alleen te wijten aan de snel veranderende eisen voor technische gebouwprestaties, maar veel sterker aan de verwaarlozing van de culturele aspecten - de formulering van de relatie tussen mens en zijn omgeving - die een gebouw duurzaam maken.

Voor een soortgelijk probleem zag het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) zich gesteld bij de nieuwbouw van hun vestiging in Wageningen. In de samenwerking met Claus en Kaan Architecten, wier herkenbare architectonische handschrift ver is verwijderd van het ‘eco-farm-imago’, zag directeur prof.dr. Louise Vet een kans de vraag naar duurzaam bouwen opnieuw te stellen. Is het mogelijk om binnen het gedachtegoed van cradle-to-cradle meer dan een recyclebaar gebouw te maken? Hoe kunnen ecologische eisen en architectonische ambities met elkaar worden verzoend? Volgens de principes van cradle-to-cradle moet de menselijke productie van goederen in grotere samenhangen worden gezien. In analogie met de natuur kennen alle dingen een gesloten materiaalcyclus en komt het concept van afval niet voor. Alles moet herbruikbaar zijn en aan het einde van zijn bestaan weer in de natuurlijke cyclus kunnen worden opgenomen. Een belangrijk inzicht is, dat alle dingen die  wij maken waarde hebben, en waarde vernietigen is per definitie onduurzaam. Hoe innovatief dit op het eerste gezicht ook mag lijken, eigenlijk is het ‘boerenverstand’. Zuinigheid in materiaal, flexibiliteit en diversiteit waren bij de nieuwbouw van het NIOO leidende concepten, die bovendien architectonisch zijn vertaald.

Lees ook: NIOO-KNAW wint Gouden Piramide 2012

Vergelijkbaar met traditionele bouwwijzen is in het NIOO de gebouwmassa voor de thermische opslag gebruikt, in dit geval door betonkernactivering. Verder is door de scheiding van constructie en invulling een ruimtelijke herindeling mogelijk, zijn alle verblijfsruimtes voorzien van natuurlijk daglicht en uitzicht en zijn de circulatieruimtes zowel onderdeel van de ruimtelijke beleving als een plek voor  verblijf en ontmoeting. Met het mogelijke hergebruik van een groot deel van het bouwmateriaal is rekening gehouden door onscheidbare materiaalverbindingen tot een minimum te beperken. De wandbekleding uit regionaal hout is ongeverfd en door stomen verduurzaamd, de glazen hekwerken zijn geklemd, de betonvloer is gevlinderd en daarmee ‘af’ en later weer vermaalbaar tot een gelijkwaardig product. Hoewel talrijke technische vernieuwingen in het gebouw zijn toegepast (zoals thermische zonnepanelen, hoge  temperatuur warmteopslag in de bodem, hybride ventilatie, waterzuivering middels heliofytenfilter en herwinning van voedingsstoffen uit afvalwater), worden zij als zodanig nooit architectonisch gethematiseerd, maar in de ruimteom- hulling geïntegreerd, of in het geval van de heliofytenfilter in het landschap opgenomen. Het perfectionisme van Claus en Kaan Architecten op het niveau van het bouwkundig detail is in het NIOO uitermate productief. De materiële reductie en de logische samenvoeging van de zichtbare bouwdelen maken het gebouw begrijpbaar en apprecieerbaar. Alles wat hieraan niet bijdraagt is weggelaten. Daarbij zijn het - buiten de meetbare eigenschappen - uiteindelijk de ruimtelijke verblijfskwaliteiten die voor het plezier in het dagelijks gebruik zorgen en daarmee een hechting tussen gebouw en gebruiker mogelijk maken. Zo wordt een duurzaamheid in tijd gegarandeerd. Het gebouw bewijst dat een symbiose van ecologische ambities, esthetische wensen en ruimtelijke kwaliteit niet alleen mogelijk is, maar het architectonisch geheel naar een nieuw niveau kan tillen.

Lees ook: Houtarchitectuurprijs naar NIOO-KNAW (Claus en Kaan)

NIOO in Wageningen door Claus en Kaan Architecten. beeld Christian Richters
Vrijwel elke technische vraag, zoals de zonweringen in de voorgevel of de installaties op de dakverdieping, is architectonisch beantwoord. beeld Christian Richters