Wie bij een eerste bezoek aan de nieuwe Philharmonie van Parijs direct een indruk wil hebben van de situatie, kan het gebouw het beste benaderen langs de meest voor de hand liggende weg (te voet vanaf metrostation Porte de Pantin), om dan vlak voor de ingang even stil te staan en alles wat daar te zien is, in zich op te nemen. Tot het panorama behoort een klein gebouw dat gemakkelijk over het hoofd wordt gezien, hoewel het ronduit in de weg staat. Het is een van de meer dan dertig rode folies die tezamen het grid van 120 bij 120 meter vormen waaraan het park zijn structuur dankt. In dit specifieke exemplaar zijn de filosofieën van de architecten Bernard Tschumi (ontwerper van het park), Christian de Portzamparc (architect van de naastgelegen ‘Cité de la Musique’) en Jean Nouvel (die de Philharmonie ontwierp) op een wonderlijke, om niet te zeggen bizarre manier met elkaar verknoopt.
Het is een eerste indicatie dat hier in La Villette vele geschiedenissen over elkaar heen tuimelen. Geschiedenissen die stuk voor stuk ertoe bijdragen dat het analyseren van de Philharmonie een groot avontuur is. Het nieuws is natuurlijk, dat in het begin van dit jaar in Parijs een nieuwe Philharmonie, ontworpen door Jean Nouvel, is geopend. Maar het gaat hier in veel opzichten om een gebouw ‘tegen de achtergrond van...’. Belangrijke vragen zijn: wat is het voor een gebouw? Voor welk Parijs is het bedoeld? En door welke Jean Nouvel is het vormgegeven?
Een nieuwe Philharmonie
De feitelijke kennismaking begint met de ontdekking dat de Philharmonie weliswaar een adres heeft aan de monumentale Avenue Jean Jaurès, maar daarmee alleen met een lange helling is ver- bonden. Het gebouw grijpt als het ware om de Cité de l’Architecture (1995) heen, waardoor een reeks van onderling totaal verschillende toegangen is gecreëerd (behalve via deze helling ook vanuit het park en de parkeergarage). Opvallend is daarbij dat de allure van het gebouw zich in alle gevallen op een andere manier en steeds pas geleidelijk laat ontdekken.
De uiterlijke verschijningsvorm van het gebouw is van een grote grilligheid en bevat op het eerste gezicht nauwelijks elementen die normale huis-, tuin- en keukenassociaties oproepen. Het is een 37 meter hoge berg van grijs aluminium, gedecoreerd met Escher-achtige vogels. Wie vermoedt dat zich achter het roestvrij staal de grote concertzaal bevindt, heeft het juist. Wie denkt dat het ruim vijftig meter hoge volume dat als een juk over de zaal heen staat, een toneeltoren is, heeft het mis, want deze hoge schijf is louter een signaal dat dient om het gebouw op grote afstand zichtbaar te maken. Het belangrijkste aspect van het uiterlijk is misschien vooral dat het nergens op lijkt, dus alleen maar de nieuwe Philharmonie kan toebehoren en als zodanig snel kan inburgeren.
Het interieur is een ander verhaal, want afgaande op de reacties van de eerste bezoekers bevalt dat veel minder dan het exterieur. Dit heeft te maken met de keuze voor opmerkelijk lage plafondhoogten in tal van ruimten, ook waar het intensief gebuikte publieksruimten betreft. En eveneens met de kleuren. Het hele publieksgedeelte is weinig feestelijk overwegend zwart en wit; in de kantoren en de educatieve ruimten domineert het rood. De entreehal zou, met zijn witte wanden, zwarte lamellenplafond en de grijze granieten vloer, ook de hal van een crematorium kunnen zijn. Opmerkelijk is daarentegen dat de vormgeving van ruimten met een uitgesproken bestemming, zoals de repetitiezalen en educatieve ruimten – in het algemeen alle ruimten waaraan hoge eisen wat betreft akoestiek en belichting werden gesteld – ronduit indrukwekkend is.
Dit geldt ook voor de grote zaal. Doordat deze opvallend compact is, geeft hij de bezoeker, van de parterre tot op de hoogste balkons, het idee dichtbij het podium te zitten en op die manier ‘erbij te horen’. Heel belangrijk natuurlijk, in een ruimte die bij symfonische concerten een capaciteit heeft van 2.400 personen en bij popconcerten, en dankzij de mogelijkheid er een vlakke vloerzaal van te maken, ruim 3.600 mensen kan bevatten. Akoestisch lijkt sprake te zijn van een hoogstandje. Ook musici die op het podium hebben gezeten, roemen de voor hen nieuwe situatie, te danken aan een variëteit aan materialen, de vorm van de zaal (waar mogelijk asymmetrisch) en vooral de diverse vrij gevormde elementen die als grote vissen in de ruimte zweven en zo de asymmetrie versterken. Alleen de kleuren (wit, zwart, rood, beige) hadden ook hier expressiever en feestelijker mogen zijn.
In deze context zijn vanzelfsprekend vele vragen te stellen met betrekking tot het proces van de totstandkoming. Uit de debatten in de pers blijkt duidelijk dat in de organisatie en de begeleiding van het bouwproces veel fout is gegaan. Maar daarbij moet niet vergeten worden dat het voornemen om in aanvulling op de bestaande zalen, in Parijs een kolossaal nieuw concertgebouw te bouwen, indertijd nooit tot noemenswaardige protesten heeft geleid. Het is weer de bekende weg geweest die is afgelegd. Gaandeweg het bouw- proces zijn de ambities ongecontroleerd steeds hoger opgeschroefd. Dus werd het project alleen maar duurder, terwijl er geen weg terug was. En zit Parijs nu met een gebouw dat bijna twee keer zoveel heeft gekost als van tevoren is begroot (uiteindelijk bijna vierhonderd miljoen).
De vraag is wat dit betekent voor de Parijse klassieke muziekpraktijk, en wat dat betreft zijn een paar dingen al duidelijk. De historische Salle Pleyel in het centrum van de stad, in 2006 nog gerenoveerd, zal waarschijnlijk aan het circuit van de klassieke muziek worden onttrokken. Wat betreft de Philharmonie zelf, is de reële angst dat de zaal daar lang niet altijd vol zal zitten. In dat perspectief moet met enorme tekorten bij het beheer van het gebouw worden gerekend. Dit is een van de redenen geweest waarom de stad Parijs in vinnige onderhandelingen met de staat een opmerkelijke reorganisatie heeft geëist. Alle kaarten zijn op het nieuwe gebouw gezet. Er is vanaf nu niet langer sprake van een Cité de la Musique en een Philharmonie, maar van één Philharmonie, bestaande uit de Philharmonie 1 (het nieuwe gebouw) en de Philharmonie 2(de voormalige Cité de la Musique). Het klinkt eenvoudig, maar dat dit laatste, gekoesterde begrip verdwijnt, heeft in het Franse cultuurklimaat een wrange bijsmaak.
Een ander Parijs
Zonneklaar is dat gebouw en stedelijke context alles met elkaar te maken hebben. Een interessante vraag is of in de nieuwe omgeving niet alleen genoeg, maar tevens een nieuw, ander en jonger publiek wordt aangetrokken. Ook: of dit publiek in sterkere mate uit de directe omgeving zal komen. Die omgeving is vanuit het gebouw goed waar te nemen, want op letterlijk alle lagen ervan is de buitenwereld als oriëntatiepunt aanwezig. Onderin het gebouw overheersen het groen en de omringende infrastructuur. Vanaf het publiekelijk toegankelijke dak is de kantorenwijk La Défense, helemaal aan de andere kant van de stad, te zien. Dat wil zeggen dat doorlopend wordt ervaren dat het gebouw op een historisch en fysiek beladen plek staat.
Het gebouw is een wezenlijk onderdeel van het park en alles wat daarmee verband houdt. Het is daarmee ook onderdeel van het multiculturele negentiende arrondissement in wat, gelegen aan de noordoostzijde van de stad, van oudsher het afvalputje van Parijs was. La Villette was lange tijd de plek van de beestenmarkt en de abattoirs, en het werd in 1982 niet meer dan logisch gevonden dat toen president Mitterrand de realisatie van acht ‘Grands Projets’ aankondigde, een van de projecten de transitie van dit gebied betrof. Lees: de aanleg van een park met daarin een aantal culturele projecten. Het begon met een internationale, door Bernard Tschumi gewonnen prijsvraag voor het Parc de la Villette. Met dit plan als onderlegger zijn delen van het gebied herbestemd tot prestigieuze projecten, met als gevolg dat in de omgeving van het park nieuwe en duurdere woningbouw een opmars maakte. In dit kader is de nieuwe Philharmonie te beschouwen als de afsluiting van een lang proces.
Tegelijkertijd is sprake van een overgangsmoment. Opmerkelijk in de situatie is namelijk de omstandigheid dat de Porte de Pantin het kruispunt is van twee lijnen met een grote stedebouwkundige betekenis. Twee onvervalst stedelijke ‘breuklijnen’. De ene lijn is de Avenue Jean Jaurès die jarenlang de scheiding vormde tussen het vlakke industriegebied La Villette en het groene, geaccidenteerde gebied rond het Parc des Buttes-Chaumont. De andere is de Boulevard Périphérique, de rondweg die nog steeds formeel het centrum van Parijs scheidt van de banlieue, het stedelijk gebied daarbuiten. In het geval van de Avenue Jean Jaurès zijn de gebieden aan weerszijden daarvan in de afgelopen jaren naar elkaar toegegroeid en ook van de rondweg mag worden verwacht dat de scheidende werking milder en minder hermetisch zal worden. Denkbaar is dat de Philharmonie in dit proces een belangrijke brugfunctie kan vervullen. Ze heeft van een afstand geen duidelijke voor- of achterkant en kan dus gemakkelijk als centraal punt geadopteerd worden, zowel vanuit het centrum als vanuit het tegenoverliggende Pantin. En vervolgens is belangrijk dat met Pantin een van de betere gedeelten van de banlieue is genoemd.
Nu al is hier niet direct iets te merken van de troosteloosheid waarmee het begrip ‘banlieue’ wordt geassocieerd. Pantin is weliswaar bekend vanwege ‘Les Courtillières’, een van de eerste en grootste wooncomplexen (‘grands ensembles’) die een halve eeuw nadat ze werden gebouwd, door hun isolement en ook door de slechte staat waarin ze veelal verkeren, het decor van sociale problemen vormen. Maar zeker in de buurt van de Boulevard Périphérique is Pantin opvallend dynamisch. Langs het verlengde van de Avenue Jean Jaurès is het een levendig en veelkleurig feest van culturen. Een klimaat waarin ook steeds meer Parijzenaars voor wie het centrum te duur is geworden, een nieuwe plek vinden. Opvallend is het aantal belangrijke culturele instellingen dat de afgelopen jaren naar Pantin is gekomen, zoals het Centre National de la Danse, het popcentrum Banlieues Bleus en de internationaal hoog aangeschreven galerie Thaddaeus Ropac – de laatste twee allebei ondergebracht in voormalige industriecomplexen.
De betekenis hiervan is niet te onderschatten, al was het omdat de belangrijkste grootstedelijke probleemgebieden, ook al liggen ze iets verder van het centrum, na de aanslagen in januari 2015 sterk aanwezig zijn in het publieke debat. De sfeer in een gemeente als Pantin heeft daardoor voelbaar een dubbel karakter gekregen. Het is een sfeer van aarzelende hoop, en ook van kritische afwachting, die zinvol is vanwege nog een andere ontwikkeling, waarvan de Philharmonie niet los gezien kan worden. Het betreft de aanwezigheid op de achtergrond van ‘Grand Paris’, het begrip waarin het hele streven naar een Parijse metropool is samengevat en dat zich de laatste jaren dankzij twee concrete ontwikkelingen in een stroomversnelling bevindt. Lange tijd bleek het moeilijk om een goed idee te krijgen van de omvang van het gebied dat als ‘Grand Paris’ kon worden gezien. Is het het centrum plus de hele banlieue (tot dertig kilometer van de stad) of is het een kleiner gebied? Inmiddels is voor het laatste gekozen, dat wil zeggen voor Parijs plus drie omliggende departementen, wat betekent dat Pantin sinds kort formeel en ondubbelzinnig tot ‘Groot Parijs’ wordt gerekend. Daarnaast is jaren gestudeerd op nieuwe, grootstedelijke ontsluitingsmogelijkheden voor de belangrijkste delen van Parijs. En ook hiervoor liggen nu scenario’s klaar waarvan La Villette en Pantin ruimschoots zullen profiteren. Zo komt de Philharmonie, die nu al zowel vanuit de stad als vanuit de banlieue (en via stations als Gare de l’Est en Gare du Nord zelfs vanuit de hele wereld) goed bereikbaar is, in de toekomst zelfs centraal te liggen.
Jean Nouvel en Parijs
De opdracht om de Philharmonie te ontwerpen was tien jaar geleden een van de meest begerenswaardige die op dat moment denkbaar waren. En dat Nouvel vervolgens de prijsvraag won, had gezien zijn status iets natuurlijks, ook al was van tevoren duidelijk dat op die manier niet voor de gemakkelijkste weg werd gekozen. Kind van de jaren zestig, inclusief alles waarvoor ‘mei ’68’ staat, heeft Nouvel zich sindsdien een rijkgeschakeerde identiteit aangemeten. Hij kan zich presenteren als een vriendelijke en vrolijke branie die lijkt te accepteren dat hij in debatten vaak niet helemaal serieus wordt genomen, maar is en blijft ook een knap architect (terecht bekroond met de Pritzker Prize) voor wie de rijken der aarde overal ter wereld in de rij staan. Hij kan lastig, hard en onuitstaanbaar egocentrisch zijn, en snel verongelijkt als hij is, is het niet vreemd dat conflicten en al of niet bestaande complotten een rode draad in zijn carrière vormen.
Dit laatste verklaart voor een deel waarom de stad Parijs, waar hij al met al meer dan veertig jaar een bureau heeft, nooit de plek is geweest waar hij echte thuiswedstrijden speelde. Sterker: het aantal grote opdrachten dat in deze stad in de loop der jaren aan zijn neus voorbij is gegaan, is immens. Uitzonderingen zijn het goed ontvangen Institut du Monde Arabe (1987) en in mindere mate het Musée du quai Branly (2006). Een dieptepunt in zijn carrière is het mislopen van de opdracht voor de herontwikkeling van Les Halles (2003). Voor wat La Villette betreft: hiervoor maakte hij drie keer eerder een plan, waarvan er slechts één (een tijdelijke expositie) is gerealiseerd. Het moge dus duidelijk zijn dat de Philharmonie voor hem een succes moest en zou worden. En niet alleen voor hem, want het woord ‘succes’ lijkt het sleutelwoord in een situatie waarin misschien helemaal niet meer gezegd mag worden dat de Philharmonie de Paris een gebouw van architect Jean Nouvel is.
Ook hier moet worden gerefereerd aan de voorgeschiedenis, want al jaren is de politiek zodanig in beroering dat het zoeken naar alle mogelijke middelen om het project te doen slagen, slechts kon worden ondernomen in een sfeer van intriges en gemarchandeer. En al maanden bevestigt alles wat in de Franse pers boven komt drijven dat het prestige van te veel hoofdrolspelers afhankelijk is van het uiteindelijke succes van het gebouw. In dat decor heeft Nouvel geweigerd om bij de officiële opening door president Hollande aanwezig te zijn. In een communiqué verklaarde hij dat het gebouw nog niet af was, dus te vroeg werd geopend, daarbij onder andere verwijzend naar de akoestiek die verder zou moeten worden geperfectioneerd. Korte tijd later heeft de architect zijn opdrachtgevers voor het gerecht gesleept, omdat het gebouw op 26 plaatsen (onder meer delen van de gevels en de foyers, en de uitvoering van een aantal klankkaatsers in de grote zaal) niet is uitgevoerd conform zijn plan. Rijkelijk laat eist hij nu grondige aanpassingen, en zo lang niet aan zijn eisen is voldaan, verbiedt Nouvel dat zijn naam wordt verbonden aan het gebouw. Voor het beoordelen van het gebouw maakt dit niet zoveel uit. Het gebouw staat er zoals het er is. Het enige probleem is dat het ineens volstrekt onduidelijk is wie precies waarvoor verantwoordelijk is geweest. Vooralsnog kunnen de twijfels over de kwetsbaarheid van de details en de afhankelijkheid van het programma, gewoon blijven staan. Zoals ook het gevoel dat Nouvel is uitgedaagd door nauwkeurig geformuleerde, specifieke programma’s, en omgekeerd even gemakkelijk vervalt in eendimensionale oplossingen. Soms geforceerd (komt het goed met de gecompliceerde roestvrijstalen gevel van de zaal?), soms getuigend van onachtzaamheid (is het interieur in staat een paar duizend man per dag te verwerken zonder binnen de kortste keren dramatisch te verslijten?).
Maar we kunnen erop rekenen dat op een bepaald moment diverse beerputten opengaan en dat de uitvoering van (delen van) het gebouw dan in een ander daglicht komt te staan.
Verhalen
Wat nooit meer zal veranderen, is dat Nouvel het succes niet heeft gezocht in een gemakkelijk gebaar dat met veel aplomb de situatie in één klap in bezit neemt, maar in een voor zijn doen buitengewoon genuanceerde benadering. Bij het beschouwen van het project blijft de belangrijkste indruk dat de Nouvel die hier aan het werk is geweest, kennelijk bereid en in staat was een complexe plek met veel liefde te analyseren, om zijn gebouw er vervolgens op een bewonderenswaardige manier in te manoeuvreren. Hij is erin geslaagd om een gebouw te maken dat de ‘continuering van een verhaal’ is. Wie ervoor gevoelig is, zal in de Philharmonie een heel emotioneel gebouw herkennen. Een gebouw dat prachtig verankerd is. Niet alleen in de persoonlijke geschiedenis van Nouvel (in zijn compactheid en intensiteit lijkt het gebouw op zijn indrukwekkende ontwerp voor het Stade de France dat het in 1994 net niet haalde), maar vooral stedebouwkundig, en daarmee in de Franse cultuur en historie. Wat dat betreft spijkeren twee verhalen die alleen virtueel verband met elkaar houden, de Philharmonie vast op zijn plek. Als een gebouw van deze tijd met veel toekomstmogelijkheden. Ook als een gebouw dat al direct kan worden beschouwd als een onderdeel van de geschiedenis van Parijs en Frankrijk.
Het eerste verhaal is dat van de kaarsrechte lijn die de fameuze Opéra van Charles Garnier, de muziektempel uit 1875 in het hart van Parijs, via de Avenue Jean Jaurès en de Route Nationale 3, verbindt met Clichy-sous-Bois, de plaats in de banlieue waar in 2005 de onlusten uitbraken die ertoe leidden dat er eindelijk op grote schaal aandacht werd besteed aan de sociaaleconomische problemen in dergelijke woonsituaties. Deze lijn was in 1791 ook de vluchtroute van Louis xvi en Marie-Antoinette. Op tweehonderd kilometer ten oosten van Parijs gearresteerd, werden zij langs dezelfde weg teruggevoerd en werd na hun terugkeer door het volk de republiek uitgeroepen.
Het tweede verhaal speelt zich af rond de bewuste folie bij de ingang van de Philharmonie, óók het toneel van een klein drama onder drie toparchitecten. Tschumi, de bedenker van het systeem van folies, schijnt ooit tegen Nouvel te hebben gezegd: ‘Als hij in de weg staat, mag deze folie wel weg.’ Nouvel zou daarop hebben geantwoord: ‘Onzin. Dat zou inconsequent zijn. Ik neem hem op in mijn plan.’ Als De Portzamparc erbij was, zal hij weemoedig gekeken hebben naar zijn Cité de la Musique, en ook naar zijn deel van deze folie, wetende dat alles wat hijzelf hier eerder heeft gerealiseerd, vanaf nu wordt overvleugeld door de nieuwe Philharmonie. De Philharmonie die hij niet mocht ontwerpen.