Hoofdkantoor PTT in Groningen door Frans van Gool

Door Johan van de Beek - Het nieuwe hoofdkantoor van de PTT in Groningen is de bekroning op en de afsluiting van het werk van architect Frans van Gool (1) wiens oeuvre een zelfstandige plaats inneemt in de naoorlogse architectuur van Nederland.2 Van Gool kreeg de opdracht een hoofdkantoor voor de PTT te ontwerpen op een markante locatie in Groningen, namelijk bij de entree van de binnenstad.5 Aan de relatie kantoor-stad is in dit ontwerp dan ook veel aandacht besteed. Het complex heeft een lange voorgeschiedenis, waaraan niet alleen de onzekerheden in het programma, maar vooral ook de wijzigingen in het stedenbouwkundig denken duidelijk afleesbaar zijn. Voor Johan van de Beek was dit reden om in onderstaande bespreking uitvoerig in te gaan op de stedelijke morfologie en de relatie van het gebouw met de stad.

De bouw van het nieuwe hoofdkantoor is het belangrijkste bouwkundige resultaat van een spreidingsoperatie die in 1972 met een regeringsbesluit is begonnen. De rijksdienst PTT had weinig zin in een gedwongen verhuizing van Den Haag naar Groningen. Daarbij kwam nog dat zij verwikkeld was in een privatiseringsproces, dat op 1 januari 1989 voltooid werd. Door het tegenstribbelen van de PTT had Groningen ruim tijd voor de voorbereiding van het stedenbouwkundige plan, maar haar onderhandelingspositie was erg zwak. In verband met de werkgelegenheid was de verhuizing dermate belangrijk voor Groningen dat deze op geen enkele wijze mocht worden getraineerd. Voor het oorspronkelijk geplande aantal ambtenaren was 20.000 m2  vloeroppervlak nodig. Een mogelijke locatie aan de Oostelijke Ringweg werd al snel vervangen door een situering nabij het hoofdstation en de autoweg vanuit het zuiden. De intensivering in het stationsgebied was nog niet begonnen. Het gebied ten zuiden van het stationsemplacement was praktisch leeg te aanvaarden, maar bood een hoofdkantoor weinig allure. De lokatie werd uitgebreid richting binnenstad, over het spoorwegemplacement en de autoweg heen. Het emplacement zou worden overbrugd met een voetgangerstraverse met aansluitende bebouwing. De autoweg staat op poten zodat een verbinding op de begane grond kon worden gemaakt. Door deze opzet kwam de hoofdentree, de ’’brievenbus”, van de PTT bij het station, maar kon het parkeren (1200 auto’s) zo ver mogelijk van de binnenstad gebeuren.

(L) Axonometrie
(R) De knik in de hoogbouw is ontstaan onder druk van het bestemmingsplan - Beeld Sybolt Voeten

Deze ontwikkeling zou bijdragen aan de integratie van een ontoegankelijk gebied in de stad. Het Bestemmingsplan Stationsgebied en omgeving besloeg drie gebieden: Zuid(A), Noordwest(B) en Noordoost(C). Het werd ontworpen in 1980 en vastgesteld in 1982. De PTT liet in 1982 door drie bureaus nog eens een masterplan maken, maar dat leverde niets nieuws op. In 1983 koos de PTT ervoor om alleen het gebied Noordoost in gebruik te nemen. Daarmee verviel de door de Gemeente gewenste ontsluiting van het gebied en moest de bestaande bebouwing worden gesloopt.4

Nieuwe stedenbouwkundige doelstellingen

In de jaren zeventig heeft Groningen zich geprofileerd met haar binnenstadsbeleid en haar stadsvernieuwing. De erffunctie stond centraal. Functiescheiding moest worden tegengegaan en grote instellingen moesten worden geïntegreerd in de stad. Door Hertzberger, lid van het binnenstadsteam, werd het begrip doordringbaarheidsroute geïntroduceerd.5 Het Stationsgebied viel binnen het Bestemmingsplan Binnenstad (1976), maar is bij de goedkeuring erbuiten gehouden. In 1980 kwam het door Maarten Schmitt gemaakte Bestemmingsplan Stationsgebied en omgeving gereed. De probleemstelling week nogal af van waar de Gemeente zich in de voorafgaande tijd op had gericht. Het ging hier noch om de bescherming van een bestaande structuur zoals in de binnenstad, noch om de vormgeving van een bekend programma zoals in een nieuwbouwwijk als Beijum. De erffunctie die in beide voorbeelden een belangrijke rol speelt, heeft voor een grootschalig kantoorcomplex minder betekenis. Er moest een strategie worden bedacht voor de omgang met de bestaande grootschalige infrastructuur, spoorwegen en autoweg. Verder kwam de vraag aan de orde hoe de te verwachten grootschalige nieuwbouw betekenis voor de stad kon krijgen. Het programma was nog heel onduidelijk.

In het bestemmingsplan kwamen drie doelstellingen naar voren. De ’’brievenbus” van de PTT moest aan het Stationsplein komen en de toegang moest de vorm van een voorplein krijgen.6 De hoogbouw in Noordoost en Noordwest moesten samen een ’poort’ voor de automobilisten vormen. De bebouwing rond het emplacement moest een wand vormen alsof het een aankomsthal betrof. Schmitt gebruikte de verwachte bouwmassa’s om herkenbare stedelijke ruimten  te vormen: voorplein, poort, ontvangsthal. Als ’Leitbild’ voor de stedelijke ruimte werd het gebruikserf vervangen door de elementen van een Beaux Arts-gebouw. Het plan is het eerste voorbeeld in Groningen van een meer formele benadering. Karakteristiek is het zoeken naar een grotere schaal, waardoor veranderingen in het programma opgenomen kunnen worden. Doel van het plan was dat het zou leiden tot een betere structuur en herkenbare ruimten met autonome vormen.7

Volumestudie. Tekening 5

Toen de PTT besloot alleen Noordoost te bebouwen verviel de 'ontvangsthal’, de ’poort’ kon maar half uitgevoerd worden, maar het Voorplein bleef overeind. De auto-ontsluiting en het parkeren vormen een probleem. De gemeente wilde geen extra verkeersdruk op haar Binnenstadsring. Maar het aantal auto’s was toch te klein om een aparte afslag vanaf het Emmaviaduct te rechtvaardigen. Daarmee verloor de PTT-borg het functionele contact met de autoweg en werd de toegang voor voetgangers en auto’s op het voorplein gecombineerd. De directie van de PTT eiste bovendien alsnog sloop van de bebouwing langs de Singel. Het gemeentebestuur moest buigen voor de PTT, maar gaf niet helemaal toe. Het hoekpand Frascati was juist een jaar eerder door de gemeente gerenoveerd en sloop hiervan was politiek niet te verkopen. De architect kreeg een grotendeels leeg bouwterrein maar de bestaande hoekbebouwing van twee lagen met kap bleef bestaan als een prikkelend ’Fremdkorper’.

De locatie

Niet alleen Frascati vormde een eigenaardig randgegeven. Ook de infrastructuur die het terrein omringt was een uitdaging aan de architectuur. In de schetsen van Schmitt voor het stedenbouwkundig plan is vooral gewerkt aan de ruimtevorm. In het gerealiseerde plan van Van Gool blijkt het inspelen op de aanwezige bebouwingsrichtingen, inclusief de richtingen van kanaal, spoorlijn en autoweg, echter van cruciaal belang voor de ordening van het geheel. Daarom gaan we uitgebreider op die richtingen in. De Hondsrug bepaalt de hoofdrichting van de stad Groningen waarop het stratenpatroon is geënt. (De Hereweg is de route over de Hondsrug). De spoorlijn liep buiten de verdedigingswerken en sneed, zoals gebruikelijk bij nieuwe infrastructuur, schuin door de bestaande verkavelingsrichting. Doordat de eerste spoorlijn (1866) van Leeuwarden en Harlingen kwam is het station zo excentrisch komen te liggen. De wallen van Groningen mochten na 1874 worden afgebroken en de Haagse architect Bert Brouwer maakte in 1878 een inrichtingsplan dat aan de zuidkant volgens zijn ontwerp is uitgevoerd. Voor de scheepvaart werd een Verbindingskanaal aangelegd met centraal een Zwaaikom. Ten noorden daarvan werd een singelstrook met twee rotondes (Hereplein en Emmaplein) aangelegd. Pleinen en zwaaikom vormen een symmetrisch ensemble dat het zwaartepunt naar het westen schuift. Bij de uitvoering werd de precieze richting gekoppeld aan die van de spoorlijn zodat een formele samenhang ontstond. Het door Mendini ontworpen Groninger Museum, dat in de zwaaikom zal worden gebouwd, voegt zich ook naar deze richting.

In 1895/96 werd het oude station vervangen door een eclectische en symmetrische nieuwbouw naar ontwerp van de architect J. Gosschalk. Dit monument vormt de spil waaromheen de hele reconstructie van het stationsgebied wordt uitgevoerd. Het hoofdstation ligt tegenover een knik in het Verbindingskanaal. Daardoor heeft het stationsplein een samengestelde vorm. Door de binnenstadsadviseur J. P. Kleihues is een inmiddels gerealiseerd ontwerp voor het stationsplein gemaakt. Hij deelde de ruimte op in een zwart bestraat leeg vierkant en een driehoekige rest gras.

Geschematiseerde locatie van het PTT-kantoor. Het kaartje volgt de hoofdrichting van Groningen.
1. PTTkantoor 2. station 3. Hunzehuis 4. Hereweg 5. Herepleinö. Zwaaikom in het Verbindingskanaal 7. Emmaplein 8. Emmabrug 9. Emmaviaduct 10. Binnenstad.

In 1964 werd de eerste autoweg vanuit het zuiden evenwijdig aan de Hondsrug en langs het Noord-Willemskanaal aangelegd. De weg buigt aan het eind om haaks het Verbindingskanaal te kunnen kruisen en vindt een logische aansluiting op de Emmabrug en het Emmaplein. De weg ligt ongelijkvloers op een betonnen viaduct. Bij het kruisen van de sporen was een grotere overspanning nodig, die met een eenvoudige civieltechnische stalen boogbrug is opgelost. Als je van het viaduct af komt moet je abrupt omschakelen van het ritme van een autoweg naar dat van een binnenstadsgebied. De verhoogde weg biedt een ruim uitzicht over het uitgedijde spoorwegemplacement en het silhouet van de binnenstad. Nieuwbouw van de PTT zou onvermijdelijk terecht komen in het uitzichtveld van de autoweg. Met de poort moest het uitzicht op met name de A-toren betekenis krijgen. De poort paste ook bij de nadrukkelijke beëindiging van de autoweg.8

De confrontatie van architect en stedenbouwkundige

Van Gool kreeg in 1984 opdracht voor de nieuwbouw van de PTT. Hij heeft weinig sympathie voor het stedenbouwkundige concept ’poort’. Zijn stadsbeeld wordt gevormd door specifieke gebouwen op een neutraal maaiveld.9 In 1984 ontwikkelt hij zijn ontwerp in een kritisch spanningsveld met het bestemmingsplan. Maarten Schmitt heeft dat proces met enkele tekeningen (1/4) geïllustreerd. Het concept voor het deelgebied Noordoost volgens bestemmingsplan "station en omgeving” is aangegeven in tekening 1. De vorm ontwikkelt zich tussen autoweg en stationsplein. De hoogbouw (4-9 lagen) is gepland in een gebogen vorm waar de autoweg zich als het ware omheen buigt. Met de binnenkant is de hoogbouw gericht op het voorplein. Aan de Emmasingel moet de nieuwbouw zich voegen in de bestaande rooilijn. In deze tekening zijn zowel Frascati als het Niemeyerpand behouden.

Programmatisch was toen alleen de hoeveelheid vierkante meter kantoor bekend en het feit dat de hoofddirectie hier zou worden gehuisvest. Bij de opzet wordt uitgegaan van het standaardkantoor: een gang met aan weerszijden kamers. Gecombineerd met door de gebruikers te openen vensters levert dat de minste kans op een Sick Building Syndroom. De uitwerking van de kantoren is vakkundig, maar vertoont geen specifieke architectonische ontwerpinzet. De verticale ontsluiting krijgt in de opzet geen bijzonder accent. Zij is in het liniaire gebouw opgenomen. Dat leidt uiteindelijk tot inpandige lifthallen met de liftkokers tegen de buitenmuur, waardoor zich toch een verticale beweging aftekent in het vensterloze gevelvlak. De directie krijgt de bovenste verdieping vanwaar zij een mooi zicht over de stad heeft. Door een overstek aan beide zijden ontstaat hier een zo groot mogelijke indelingsvrijheid. De T-vormige doorsnede van de kantoorstroken als typologie voor de directievertrekken is de eerste vondst van dit ontwerp. De bovenste verdieping heeft de allure van een Penthouse. Tekening 5 laat zien dat hier rekening is gehouden met mogelijkheden tot variëren. Van Gool onderzoekt wat het effect is van de gevraagde hoeveelheid vierkante meters op de lokatie (tekening 2). Hij gaat uit van zo lang mogelijke stroken en een constante hoogte.10 Dat levert een hoogte van zeven verdiepingen op. De verdeling van de stroken lijkt lukraak: twee parallel aan elkaar in noord-zuid richting en een haaks daarop. Toch is hiermee al een aantal basiskenmerken van de hoofdopzet bepaald. Er wordenverschillende buitenruimten gevormd: een voorplein naar het Station conform het bestemmingsplan en een centrumzone die alleen door de kantoren bepaald wordt, maar waarvan het karakter vooralsnog vrij onduidelijk is. De verdubbeling van de kantoorstrook leidt tot een specifiek patroon: het duoblok bestaande uit een oostvleugel en een westvleugel. De koppen van de twee T-vleugels zullen het gevelbeeld in de singelwand gaan dragen.

De ontwikkeling van het ontwerpproces, schematisch weergegeven door Maarten Schmitt.
Tekening 1 en 2

De eerste verkenning blijkt in strijd met het bestemmingsplan. Met name de bouwhoogte aan de Emmasingel en aan het Stationsplein is te groot. Verlaging van de bouwhoogte hier moet worden gecompenseerd met grotere hoogte elders (tekening 3). Van Gool accepteert dat het complex in hoogte gedifferentieerd wordt. Er ontstaat nu een trapsgewijze opbouw vanaf het Stationsplein naar de autoweg. Het Duo-blok komt haaks op de spoorlijn te staan. In de centrumzone zou een voetgangersstraat, die over het spoor wordt voortgezet, voor de hand liggend zijn. Ook kan de centrumzone als alternatieve aanlooproute naar het station dienen. Het complex opent zich naar de omgeving. Naar de Emmasingel toe wordt het beeld pregnanter doordat de vleugels scherper worden afgesneden. Het voorplein krijgt een meer gedifferentieerde wand en contrasteert daardoor sterker met de homogene centrumzone.

In de volgende stap wordt het hele plan weer gevormd door kantoorstroken (tekening 4). Het lijkt een onderzoek naar de mogelijkheden van kantoorstroken. Gerard van Zeijl spreekt zelfs van "een complex van gebouwtypen die elkaars autonomie bestrijden”.11 Door het knikken van de Oostvleugel wordt een bouwblok gevormd waar het hoekpand Frascati in kan worden opgenomen. Door het uitknikken ontstaat een directe verbinding tussen voorplein en centrumzone. De hoofdingang krijgt hier een logische plaats, direct bereikbaar vanaf Stationsplein en Emmasingel. maar de consequenties voor de interne organisatie blijven onduidelijk. Het hoogste deel loopt nu parallel aan de andere blokken. Onder invloed van de gebogen rooilijn worden de koppen van deze schijf eenzijdig en spiegelsymmetrisch afgerond: door het kwartrond ontstaat een scherpe aansluiting op zowel het viaduct als het spoorwegcomplex. Het gevelvlak begint zich te plooien en bij het gerealiseerde gebouw is het mooi om bij de punten door het gebouw heen te kunnen kijken. Alleen de twee vleugels hebben een directielaag. In deze ontwerpfase is de bovenste verdieping uitgebreid met een vergadercentrum en een bedrijfsrestaurant. De verdieping is gekoppeld over de centrumzone heen. (tekening 5).

Het definitieve ontwerp

Om het wegvallen van het rudimentaire deel van de Oostvleugel te compenseren wordt de hoogbouw hoger en langer. Door zijn formaat gaat dit bouwdeel het complex domineren. Onder druk van het bestemmingsplan wordt de hoogbouw geknikt. Het zuidelijk deel krijgt de hoofdrichting van Groningen. De PTT-borg heeft nu alle richtingen in zich opgenomen, maar dat betekent niet dat het zich naadloos integreert in de omgeving. Integendeel, het houdt zijn omgeving op afstand. Het verschil tussen westkant en oostkant wordt door de knik groter en dit verschil wordt geaccentueerd door de asymmetrie van de dakopbouw. De knik wordt gecombineerd met een bajonet. De verspringingen van de bajonet krijgen de kwartronde vorm van de koppen, terwijl de koppen meer taps worden, met een scherpe beëindiging. Ook de beweeglijkheid van het gevelvlak wordt vergroot. In het kwartrond aan de zuid-west kant heeft Van Gool zich per verdieping een koffiehoek voorgesteld. De PTT heeft deze ruimte echter nu al ingedeeld als kamertjes. Van Gool overwoog dat hij dat had kunnen tegengaan door een ander soort vensters te maken, maar "je maakt toch geen andere vensters alleen omdat er een koffiehoek achterzit”.

Het zuidelijke deel staat op kolommen, boven de parkeergarage, een gemeentelijke fietsroute en het eerste spoor van het station. De treinen rijden onder de hoogbouw door.u Het gebouw prikt met zijn punt in de perron-overkapping. De spoorwegen waren van plan dit eerste spoor op te heffen en de perronoverkapping kon wel gesloopt. Later bedacht de N.S. zich, het spoor bleef in gebruik en Van Gool had de helderheid van geest om de overkapping te behouden en de aanvaring met de hoogbouw te laten zitten. De noordpunt van de hoogbouw houdt enkele meters afstand tot de autoweg, maar het architectonische effect is hetzelfde als bij het station: onverzoenlijkheid.

Het PTT gebouw gezien vanaf hetVerbindingskanaal - Beeld Sybolt Voeten

Het bedrijfsrestaurant en het vergadercentrum zijn losgekoppeld van de directieverdieping en als bel-etage naar een niveau boven de begane grond verplaatst. Door deze verandering verdwijnt de enkelvoudigheid van de centrumzone, maar wordt de terrasvormige opzet van het complex versterkt. De voorzieningen worden in een planlibre op poten boven het entreegebied gelegd. De ruimte onder de bel-etage is twee verdiepingen hoog. Zodoende kon als een soort portico (zonder podest) een prachtige zuilenhal ontstaan. De kolommen staan in een dwarrelig patroon, dat wordt veroorzaakt door de concave aantasting van de bel-etage. De entreehal is ontworpen als een halve cilinder van twee verdiepingen hoog. Van hieruit leidt een trap rechtstreeks naar het bedrijfsrestaurant.

Tussen entree en Singel vormt de centrumzone een lege buitenruimte die het best kan worden aangeduid als Plaza. Het is een steenachtig plein, waaronder een opslagruimte (op begane grond niveau) ligt. Naar de Singel toe is door het oplopen van de straat het hoogteverschil minder dan één verdieping. Op de overgang is door van Gool een kunstwerk voorzien. Waar de Plaza bij de entree onder de bel-etage schuift ontstaat een lage doorgang. Je moet hier de trap op- en aflopen om de kortsluiting van twee verschillende werelden te ervaren. Ook bijzonder is het wandelen op het hellende parkeerdek onder vergadercentrum en hoogbouw. De garage bestaat uit een gesloten verdieping en een open dakvlak, die beide door de gekantelde ligging direct vanaf het maaiveld toegankelijk zijn. De begane grond biedt de rijkste variatie aan ruimtelijke ervaringen van het hele complex. Deze ruimtes gaan vloeiend in elkaar over en sluiten aan op de ruimtes van het station en de onderwereld onder de autoweg.

De thematisering van het ontwerp

Van Gool heeft in eerdere projecten aangetoond in staat te zijn de gegevenheden van situatie en programma door te werken tot zij een volledig eigen vorm hebben gekregen. Hij wil ’’vanuit een ambachtelijk vertrekpunt nieuwe mogelijkheden ontginnen, nieuwe vormen, nieuwe uitwerkingen. Ik vind het spannend als ik iets gemaakt heb —al is het een detail— waarvan ik weet dat het er niet eerder was en waarvan ik tegelijkertijd weet dat het er altijd had kunnen zijn.”13 In het PTT-gebouw valt een aantal zaken op:
De schil. De huid van metselwerk in enkele onderling nauwelijks contrasterende kleurnuances geeft samenhang aan het complex. In het metselwerk is een bijna vierkant standaardvenster in grote aantallen toegepast. De veelheid wordt geaccentueerd doordat het vensterpatroon zich over de gebogen gevelvlakken doorzet als papier dat drijft op de golven. De gesloten muurvlakken bij de kernen accentueren de losheid van het vensterpatroon. Het venster heeft een ’’roede” verdeling, waarin een openslaand raam is opgenomen. Dat bewegende deel zit afwisselend links of rechts, onder of boven. Die willekeur versterkt het gevoel van veelheid in het vlak van de gevel. De ontwerpvrijheid in de directieverdieping heeft aan de buitenkant niet geleid tot variatie. Het beeld van deze laag is wel afwijkend van de gemetselde kantoorvolumes, maar niet sterk geprononceerd. Het belangrijkste contrast met de gemetselde gevelvlakken zijn de in lichtgroen gespoten, metalen platen uitgevoerde dakopbouwen van de technische installatie. Op de hoogbouw is de dakopbouw asymmetrisch uitgewerkt en op de directievleugels zijn ze uitgevoerd als ’nissenhutten’.

Detail van het complex gezien vanaf het Stationsplein - Beeld Sybolt Voeten

Het Emmasingelfront. De twee kopgevels heeft Van Gool versmald door aan de kant van de scherpe hoek, aansluitend op de beukindeling binnen, een forse inspringing te maken. Voor het uitzicht van het verkeer op het kruispunt komt de ene inspringing van pas. De ander geeft vorm aan de entree naar de Plaza. De wanden van deze hoeken zijn geheel blind gemetseld waardoor de distantie tussen interieur en exterieur onderstreept wordt. Op de bovenste verdiepingen krijgt het Penthouse een extra accent door het grote overstek. Het gebouw krijgt hier de allure van de Wolkenbügel van El Lissitsky.
Het overstek is bij het kruispunt uitgevoerd als een groot balkon. Deze ruimte is geen overgangsgebied, maar concretiseert het begrip ’’footlose”, zwevende boven de stad.
Een wand van een corridorkantoor als straatgevel is moeilijk. Van Gool heeft de wand tussen Frascati en de kopgevel verzelfstandigd door het aanbrengen van een plint en een lensvormige dakrand: de meest losse toevoeging die er aan dit complex zit. De vorm van de dakrand heeft hetzelfde effect als een boog: ze preciseert de maat. De beëindiging van de plint markeert de aansluiting van een horizontale gevel op een verticale.

Gebouw op poten. Het vergader- en restaurant gedeelte is afwijkend: het staat op poten boven het maaiveld. Van Gool heeft er geen behoefte aan die functies naar het entreeplein toe te demonstreren: er is een scherm voor gezet. In dat scherm van prefab betonelementen wordt gespeeld met de boog als figuratief element. De boog verwijst naar de grotere overspanning, preciseert de grote maat en past bij het van het maaiveld opgetilde type. De verdeling in prefabelementen is mooi uitgewerkt. Bij het entreeplein markeert een concave vorm de plaats van de entree. Van Gool maakt hier een herhaling van boogfragmenten die een beweging naar rechts suggereren, de richting van zowel de entree als de doorgang naar de Plaza. Het is een patroon dat een plaats inneemt tussen de enkelvoudigheid van een boog en de beweeglijkheid van de veelheid van vensters.

Open en gesloten. De route tussen entree en hoogbouw is gesloten gehouden. De roltrappen naar de eerste verdieping zien eruit als een metro-uitgang. Het tussenlid tussen westvleugel en hoogbouw heeft tegen de verwachting in gesloten gevels. Deze geslotenheid vormt  welbewust een contrast met de openheid van de centrumzone. Om toch enig daglicht binnen te krijgen moest een extra raam worden toegevoegd. Van Gool maakt aan elke kant een opening in de vorm van een halve korfboog. De boogvormige opening is de omkering van de stenen boog in de bel-etage-schermen. De boog is in twee helften gesplitst, die zo in de gang zijn geplaatst, dat het onmogelijk is om van buitenaf dwars door het gebouw heen te kijken. Die twee helften  ontdek je pas als je er door heen loopt. Probeer je tijdens het lopen door het venster te kijken dan heeft dat het effect alsof je in elkaar wordt gedrukt. 14

Frascati. Tijdens de bouwfase bleek ineens dat Frascati en het herenhuis ernaast in handen waren van een andere projectontwikkelaar, die er nieuwbouw wilde neerzetten. Een merkwaardige handelwijze van het gemeentebestuur, dat zich eerder sterk gemaakt had voor handhaving. De bouwvergunning was al verleend toen de PTT-directie dit in de gaten kreeg. Zij heeft toen het hele project opgekocht. Op het terrein wordt nu huisvesting van het Pensioenfonds van de PTT gebouwd door Cor Kalfsbeek. Op de huidige foto’s vormt de plaats van de gesloopte panden een triest gat in het bouwblok. Het ontwerp van Kalfsbeek lijkt echter een mooie invulling te gaan worden.

Toegang van de plaza. De open verbinding van de Plaza met de straat heeft bij de directie toch angst opgeroepen voor niet te controleren ongewenst gebruik. Zij heeft gekozen voor het afsluitbaar maken. Het trottoir wordt nu begeleid door een gemetselde muur boven ooghoogte. De voorziene opstelling van een kunstwerk als begeleiding van de doorgang werd betekenisloos. Er is daarom bij het kunstwerk van Kirkeby gekozen voor een vorm die de afsluiting benadrukt. De scheve aansluiting op de straat heeft daarbij zijn ruimtelijke betekenis verloren en de inspringende gesloten hoek van de oostvleugel ook. Als het hek langs de straat gesloten is, is de Plaza nog wel te bereiken via de trap bij de hoofdingang.

De inrichting. Voor het interieurontwerp van de directieverdieping, het vergadercentrum, de personeelskantine, en de entree is interieurontwerper H. Vos uit Groningen aangetrokken. Zijn werk is in alle opzichten de tegenpool van dat van Van Gool. Uitbundig, behaagziek, rijk aan materialen en effecten; Golvende wanden in hout, vrij gevormde balies, velerlei spotjes. Een inrichting die het gebouw overigens wel kan hebben. Alleen bij de inrichting van het entree-gebied is iets misgegaan. Deze is zodanig verbouwd dat de door Van Gool bedoelde scharnierfunctie van deze plek geheel verloren is gegaan. Ook de relatie tussen de entree en het bedrijfsrestaurant is door het interieurontwerp van Vos verdwenen.

Een luchtbrug. Eerder verdween ook de relatie tussen beide directievleugels door de introductie van de beletage. Later wilde de directie toch weer een verbinding. Door Peereboom Voller werd toen in overleg met Van Gool een stalen brug toegevoegd. De brug vormt een extra variant op het thema boog, maar zorgt bovendien voor een extra ruimtelijke ervaring, zowel door het wijdse uitzicht, als door de verruiming in de hoogte die binnenin is gerealiseerd.

Effect op de stad

De verschillende kanten van het complex in relatie tot zijn omgeving kunnen worden gekarakteriseerd als: een, twee en veel. Naar de autoweg de enkelvoudigheid van de hoogbouw, naar de singel het duoblok en aan de entreezijde de opeenstapeling van elementen. Op het maaiveld buiten valt dan ook het meest te beleven. In het interieur heeft het programma niet tot nieuwe ruimtelijke kwaliteiten geleid. Het hoofdkantoor van de PTT is een onderdeel van de Intensiveringszone Verbindingskanaal.15 Het is verrassend om vanaf de Herebrug het ruimtelijk effect van de schaalvergroting te kunnen waarnemen. Ondanks een afstand van 1200 meter vormen de flats van Koolhaas16 met de hoogbouw van de PTT een paar, waardoor op een onvoorziene wijze de bepaling van een stedelijke ruimte wordt verkregen. Door de gebogen vorm van het Verbindingskanaal behoudt de ruimte bovendien, zijn open karakter. De Zwaaikom vormt het ruimtelijk centrum van deze zone. Naar deze kant toe tekent de PTT-borg zich af als een trapsgewijze opbouw. Voor mij de mooiste kant met zijn eenheid in zijn veelheid.

Plattegrond begane grond
1. voorplein 2. luifel 3. trappen naar de binnenstraat als onderdeel van de openbare route 4. voorportaal 5. hal 6. parkeerdek boven de parkeergarage 7. spoorbaan 8. het gesloopte pand Frascati

NOTEN
1) Ten behoeve van dit artikel is gesproken met ir. M. M Schmitt van de gemeente Groningen en, door bemiddeling van Peereboom Voller, met F. J. van Gool. Van Gool heeft zich begin 1988 teruggetrokken uit zijn maatschap. De voltooiing van de PTT werd begeleid door J. D. Peereboom Voller.
2) Joost Meuwissen heeft in een ongepubliceerde lezing voor de Rijksgebouwendienst de architectonische positie van Van Gool verhelderd. De tekst heeft hij mij welwillend ter inzage gegeven.
3) De PTT heeft in Groningen het Hunzehuys, ontworpen door Articon/Jan van Belkum, in gebruik genomen en zelf nieuwbouw laten ontwerpen voor PTT Telecom door Bonnema en een computercentrum door Peereboom Voller. Een groot opleidingscentrum is in voorbereiding.
4) Om de landbouwhogeschool Van Hall te kunnen slopen moest snel nieuwbouw worden gerealiseerd. Zie de Architect 1988 nr. 1, bldz. 3 3.
5) Doordringbaarheid heeft in Groningen weinig opgeleverd. De Academie Minerva van Piet Blom en de Universiteitsbibliotheek van Tauber hebben door hekken afgesloten binnenterreinen. De gebouwde winkel-passages zijn altijd een zorgenkindje geweest.
6) Met een voorplein wordt voorkomen dat een groot complex een overweldigend front aan een bestaande stedelijke ruimte vormt. Een middel dat ook Grassi in zijn bibliotheekontwerp hanteert. Problematisch bij de PTT is dat het voorplein wordt ontsloten vanaf een ander voorplein waardoor de toegang erg indirect wordt.
7) Het Hunzehuys is een voorbeeld van een kantoor dat als ruimtevormende wand is gerealiseerd. Gebogen wanden zijn in 1976 door Heeling voor het Universiteitsterrein Paddepoel voorgesteld. De uitvoering in geknikte vorm kan als mislukt beschouwd worden.
8) In 198 3 werd in Centre Pompidou de tentoonstelling ’les Portes de Ia Ville’ gehouden. Het thema poort duikt ook weer op in het project Stadsmarkering waarvoor Libeskind de thema’s leverde. Zie de Architect febr. 1990 p. 28.
9) Joost Meuwissen wijst hierop in zijn lezing (zie noot 2). In het boekje 'architectuur, algemene beschouwingen’ uit 1957 brengt Van Gool de verhouding van het gebouw tot het maaiveld als specifiek aandachtspunt naar voren.
10) De voorkeur voor een ongedifferentieerde bouwhoogte bleek al uit het plan voor de Buikslotermeer dat Van Gool in concurrentie met Bakema/Van Eyck in 1962/63 maakte.
11) Gerard van Zeyl over de PTT in Contour zomer 1990. ’De sublieme ravage van van Gool’s architectuur in Groningen.’ Meuwissen en van Zeyl als vertegenwoordigers van de Eindhovense School lijken Van Gool te hebben ontdekt als voorbeeld van een autonome ontwikkeling van het architectonische beeld.
12) Toen ik mijn waardering uitsprak voor de trein en de fietsersroute die onder het gebouw doorgaan zei Van Gool: Ja maar vergeet niet dat ik bij Bakema ben begonnen.
13) Uit het interview met Hilde Haan en Ids Haagsma in Wie is er bang voor nieuwbouw. 1981.
14) De brug over het emplacement van Jan van Belkum heeft ook gesloten zijwanden met daarin smalle vensterstroken parallel aan de vakwerkdiagonalen.
15) Zie o.a. de Architect dec. 1986. Rein Geurtsen over het Structuurplan.
16) Zie de Architect dec. 1988.