De gemeente Almelo kwam enkele jaren geleden in het nieuws met het winnen van de Bronzen Bever, een prijs die werd toegekend voor de succesvolle wijze waarop de desastreuze gevolgen van de planning uit de jaren zestig werden gekeerd: de door verkeersbanen ontstane ontkoppeling van de binnenstad werd ongedaan gemaakt. De Haven Noordzijde was vroeger de kade van een kanaal dat naar de binnenstad liep en waarlangs textielfabrieken stonden. Fragmenten herinneren nog aan deze geschiedenis: een gezondheidscentrum geheten ‘Scheepvaarthuis’ op de plaats waar vroeger de schippers fourageerden, een fabrieksgebouw met ‘Twenthe in letters van geglazuurde baksteen en tegenover de bibliotheek: een fabriekstoren midden in een watervlakte, met jaren zeventig en tachtig woningbouw uit de schaduwarchitectuur er omheen. Een nieuw gebouw van enige importantie is het gemeentehuis van Almelo, één van de laatste ontwerpen van Oud. Het is een grootschalig blok, dat hoog boven de omringende woningbouw uittorent.
De bibliotheek speelt in op de diversiteit van de situatie. Ze cultiveert de omringende fragmentatie. Het gebouw staat op het kruispunt van de Haven Noordzijde en Het Baken, waar het postuum het daarachter liggende stadhuis een alibi verschaft door met een gebogen wand een dynamische relatie te leggen tussen dit massieve blok en de Haven Noordzijde. De dynamiek wordt nog versterkt door de rooilijnen niet te volgen, maar de bocht iets sterker aan te zetten. Het grote raam in deze zwevende koperen gevel kijkt uit op het stadhuisplein. Op straatniveau loopt de buitenruimte door in het gebouw; op de verdieping overheerst een gesloten karakter. De fragmentarische opzet van de bibliotheek komt op de kop tot uitdrukking in de dwarsdoorsnede van het gebouw . Dit sluit aan bij de discontinuïteit van de Haven Noordzijde met haar grote diversiteit aan panden wat betreft schaal, materiaal en ook onderhoud. Aan de achterkant waaiert het gebouw met lobben uit op een pleintje. Dit plein wordt nu als parkeerplaats gebruikt, maar kan in de toekomst een meerwaarde krijgen door de nog te realiseren woningbouw van Duinker & Van der Torre. Bovenop is een dakopbouw, daardoor wordt ook het silhouet tegen het gemeentehuis gefragmenteerd.
Het programma van de bibliotheek bevatte enkele opvallende eisen. Bijzondere wensen betroffen een actueel informatiecentrum en een café-achtige leeszaal met luxe uitstraling. Verder was er de eis van een split-level vanwege de bijzondere ruimtelijkheid, een eis die ontstond tijdens excursies naar andere bibliotheken. Later werd aan het programma nog de huisvesting van de Lokale Omroep Almelo toegevoegd. Van meet af aan was het de bedoeling een gebouw te maken dat zo weinig mogelijk op een bibliotheek moest lijken. De wens van de opdrachtgever ‘traditionele bibliotheekregels met voeten te treden’ maakte bovendien de weg vrij voor de architect een eigen interpretatie te geven aan bijvoorbeeld de systematiek van boekenkasten, het minimum verlichtingsniveau, of de (vrijwel afwezige) bewegwijzering.
Het gebouw is op de begane grond open gehouden. Schijven dwars op de gevel versterken de relatie tussen binnen en buiten. In het algemeen benaderen de bezoekers het gebouw vanaf de Haven Noordzijde. De als een grand-café geïnterpreteerde leeszaal zorgt hier voor levendigheid op de kop van het gebouw. De entree bevindt zich aan Het Baken. Eenmaal binnen gekomen wordt de bezoeker vanzelf verder het gebouw in gevoerd: na buiten reeds om de leeszaal heengelopen te zijn, lokt binnen een vide met een skybar-achtig plateau naar achteren en omhoog, voorzichtig begeleid door een kolommenrij. De kolommen staan twee aan twee, zodat de transparantie maximaal gewaarborgd blijft en er geen zware colonnade ontstaat. Achterin wordt het gebouw opengereten door de vide, waarin trappen de split-levels van de verschillende gebouwdelen met elkaar verbinden. Aan de andere kant van de vide waaiert de ruimte uit. Het regelmatige, orthogonale patroon van de boekenkasten wordt hier gecomplementeerd met de in verschillende richtingen uitknikkende boekenkastwanden, waardoor intieme zit- en studieplekken ontstaan bij de hoge puien, die een rustig noorderlicht binnenlaten.
De vide, het hart van het gebouw, is een spectaculaire smalle ruimte van twaalfeneenhalve meter hoog. In de twee ‘kraaienesten’ staan informatiebalies van waaruit men drie verdiepingen kan overzien. Bovendien zijn leestafels opgenomen in de balustrades, die uitkijken in de vide. Het levert een ‘multi perspective space’ op door het schismatische verdwijnen van de trappen in de verte. Toch is het ook een ruimte die de rust bewaart, zoals past in dit deel van het gebouw dat een meer contemplatief karakter vraagt voor lezen en studeren. Het zachte licht dat deze stilte bewaakt valt van bovenaf door hoge ramen op het oosten binnen en wordt door het schuine dak en de met staalplaten beklede bovenste balustrade naar beneden gekaatst.
In de additie van verschillende ruimtevormen en daarmee samenhangende lichtval en materialisatie, valt een aan Aalto herinnerende heterotopie te herkennen. Deze heterotopie in het interieur is veel zachter dan je van buitenaf zou vermoeden. De fragmentatie van het gebouw is het sterkst merkbaar in het
exterieur, waar de contrasten het grootst zijn: de donkere baksteen van de sevicestrook, de gebogen gevel van roodbruin koper en de fel blauwe colorbel panelen met geëmailleerd glas daartussen. De prononcering is in het interieur veel minder krachtig, hier zet de fragmentatie zich op een kleiner schaalniveau door. Kolommen, trappen en plafonds worden verzelfstandigd. De toegepaste materialen zijn weliswaar divers, maar per bouwdeel is er een vergelijkbaar scala - grijs beton, overal dezelfde balustradehekken, blauw linoleum op de vloer, getemperd (kunst)licht. Er is geen chaotisch beeld nagestreefd: alle fragmenten hangen met elkaar samen en zijn op elkaar afgestemd. Bijvoorbeeld de kleine ramen en dikformaat bakstenen in de service-strook. Of het optillen en verjongen van de schijven beton in de waaier, zodat ze als fragiele kaarten losjes boven het pleintje zweven. Door dit soort details krijgt het gebouw ‘diepte’: hoe dichter je bij het gebouw komt, des te meer en des te verfijnder geeft het zijn geheimen prijs.
Je vraagt je wel eens af of het niet te veel is. Bijvoorbeeld bij de gebogen gevel van koper, waarin een diagonaal raster van patrijspoorten op de felsnaden gecombineerd is met drie verschillende rechthoekige ramen, wat op gespannen (en ook spannende) voet staat met de abstracte taal van het zwevende vlak. De blauwe colorbel is nogal schreeuwerig, maar detoneert prettig bij de gevoelige nuances van de rest van het gebouw. Het is ook een materiaal waar de tijd geen invloed op heeft, in tegenstelling tot de overige materialen (zink, koper, beton), die met de tijd zullen verweren. Het ‘te veel’ maakte het onmogelijk om de entree duidelijker te prononceren zodat zij deel uitmaakt van de losse puien tussen de schijven.
Het eenvoudige concept van verzelfstandigde onderdelen wordt steeds verder verfijnd in zijn detaillering. De nagestreefde differentiatie van sferen en het nagestreefde onderscheid tussen de bouwdelen is bijvoorbeeld te zien in de uitwerking van plafonds. Deze worden als een zelfstandige eenheid beschouwd. Ter plaatse van de vide zijn deze vrij gehouden van gevel en vloerrand door een houten omlijsting om de witte plafondplaten en door de witte platen bij de service-strook te vervangen door hout. In de lobben hangt de sprinkler kaal aan de betonvloer, is de luchtafzuiging ondergebracht in de uitgetimmerde boekenkasten langs de wand en hangen verlichtingsarmaturen tussen de boekenkasten. Alleen de lees- en studieplekken zijn geaccentueerd door amorfe plafonds van houten latjes. De differentiaties zijn niet tot de uiterste consequentie doorgezet: de bovenste verdieping in de waaier heeft eveneens een systeemplafond (hier bevindt zich de beperkt toegankelijke schoolbibliotheek in de dakopbouw) en ook het oostelijk deel heeft, waar boekenkasten staan, verlichtingsarmaturen, maar deze zijn wel anders opgehangen dan in de lobben. De in het algemeen complexe samenhang tussen techniek, inrichting en ruimteconcept is door Mecanoo gedeconstrueerd en per gebouwdeel in een nieuwe samenhang gebracht.
Het beeld van de bibliotheek in Almelo is in sterke mate bepaald door context en programma. De vorm van een bibliotheek is vanaf Boullée onderwerp van discussie geweest. Het panoptisch adagium dat toentertijd gehanteerd werd is tegenwoordig door technische ontwikkelingen zoals elektronische bewaking van boeken geen uitgangspunt meer. Typologische vernieuwing is derhalve vooral een functioneel technische aangelegenheid. In deze bibliotheek is sprake van een typologische verbijzondering door de combinatie met een radio-omroep en door de leeszaal in te richten als grand café. De bibliotheek verandert van tijd tot tijd in een bruisend gebouw door de live radio-uitzendingen, literaire zondagmiddagen en pianorecitals in het café. Het beeld van de bibliotheek wordt echter geenszins bepaald door het type bibliotheek, maar door de programmatische uitdrukking van onderdelen in het gebouw, waarmee tegelijkertijd aangesloten wordt bij de context. Het gebouw is dan ook niet herkenbaar als bibliotheek, maar met de opvallende en expressieve architectuur van Mecanoo als een bijzonder object in de stad.