Kapel Heilige Maria der Engelen in Rotterdam door Mecanoo

Door Klaske Havik - Kerken en kapellen zijn van oudsher plekken van samenkomst, waar mensen met geboorte en dood geconfronteerd worden. Mecanoo ontwierp voor een begraafplaats in Rotterdam een trendy kapel, wars van religieuze zwaarmoedigheid en vol kleur. Geplaatst op de fundamenten van een oude kapel, is hiermee letterlijk voortgebouwd op de geschiedenis. Of het ontwerp ook recht doet aan de lange typologische geschiedenis van geloofsgebouwen, is echter de vraag.

Voor de Rooms-katholieke begraafplaats Sint Laurentius in de Rotterdamse wijk Crooswijk kreeg Mecanoo de opgave een nieuwe kapel te realiseren. Voordat zij begon aan het ontwerp van deze ‘kapel voor de een-en-twintigste eeuw’, was Houben in Venetië. In haar boek beschrijft ze de tijd die ze dromend doorbracht in de vele kapellen van deze stad en waarin ze zich afvroeg, welke sfeer ze wilde bereiken en wat het specifieke is van een begrafenisceremonie. Aan deze zoektocht ontleende uiteindelijk ze het beeld van “een juwelendoosje, met een groot expressief dak, een gouden hemel en een lichtstraal.”'

Interieur van de kapel, met open staande deuren - Beeld Christian Richters

De droomkapel van Francine Houben is blauw van binnen en zilverkleurig van buiten. Vanaf de toegangspoort van de begraafplaats is de zilveren flikkering al zichtbaar. Het gebouw is gesitueerd op de plek waar de fundamenten van een negentiende-eeuwse kapel als ruïne zichtbaar zijn en is omringd door graven en oude bomen. Het contrasteert sterk met de zware bakstenen resten van de vroegere kapel. Tussen de oude fundamenten en de nieuwe buitenwand is grind gestort. De plattegrond is opgebouwd uit een doorlopende, zich krommende lijn waarbinnen twee plekken zijn te onderscheiden: een voor het publiek en een voor de pastoor. De muur is geen zware, massieve kerkmuur, maar een dunne wand die van vloer en plafond gescheiden is door een glasstrook.

Het publiek nadert de kapel over de centrale as, en verlaat haar vervolgens via de tegenover gelegen deur, op weg naar het graf. Deze routing is een doorgaande beweging die Houben beschouwt als een symbool voor de voortgang van het leven. Beide deuren vormen een draaibaar deel van de wand. Een geopende deur toont zo de diepblauwe voering van het interieur aan de buitenwereld of brengt de zilveren buitenwand naar binnen. Onder het goudgele plafond is de inrichting verder sober. In de betonnen vloer duidt natuursteen in verschillende tinten de twee verblijfsplekken aan. Het meubilair bestaat uit eikenhouten banken, een betonnen spreekgestoelte en altaar en kleine lantaarnpalen die het plafond aanlichten.

Plattegrond, met daarop aangegeven de fundering van de oude kapel

Het daglicht komt binnen door de glazen stroken aan de boven- en onderzijde van de wand, maar ook door een daklicht, pal boven de baar. Een opening in het dakoverstek aan de voorkant biedt ruimte voor de klokkentoren. Aan de achterzijde laat een zelfde opening licht vallen op het beschaduwde grind rond de kapel. De dakvorm verhoudt zich op een merkwaardige manier tot de organisch gevormde plattegrond. Het dakvlak is rechthoekig, alsof het niets te maken heeft met hetgeen ze bedekt, en vervolgens geplooid waarmee toch een vloeiende vorm is verkregen.

Het frivole gebouw roept niet direct Venetiaanse associaties op. Waar zware steen en marmer doorgaans eeuwigheidswaarde uitdragen, drukt dit gebouw met zijn opgetilde wand en geplooide dak eerder vergankelijkheid uit. Hetgebouw overtuigt door de trefzekere uitvoering van de gekromde wand, de gaten in het dak, de natuurstenen grondvlakken. Toch roept het de vraag op hoe vrij kan worden omgegaan met de eeuwenoude typologie van geloofsgebouwen. Zonder spreekgestoelte en klokkentoren is de kapel eerder een paviljoen dan een sacraal gebouw.

NOOT
1) Francine Houben/Mecanoo Architecten, Compositie, contrast, complexiteit, NAI Uitgevers Rotterdam 2001, p. 183