Tekst Atelier PRO
Wij, wij wonen in een appartement in de stad - of op het platteland, in een oude boerderij, of in een wijk met veel gezinnen. We leven onze levens, gaan naar ons werk, de zwemles van de kinderen of een etentje met vrienden. We kijken uit naar de nieuwste film van de Coen Brothers, dat avondje sporten, een biertje op het terras. Halen die deadline, pitchen dat project, werken aan dat mediagenieke nieuwe museum… En gaan dóór. Totdat we, over twintig, misschien over veertig jaar, een magische leeftijd bereiken: die van 67.
En dan? Dan zijn we oud, bejaard. En dan, zo lijkt het soms wel, houden we op te bestaan - als individu én als deel van de maatschappij. Vóór je 67e ben je ‘wij’, een actief, volwaardig deel van de samenleving - en dat mag ook van je verwacht worden. Daarna word je ‘zij’ en verwachten we niets meer van je - behalve dat je ons niet te veel in de weg zit. Koop wat geraniums en ga erachter zitten. Blijf erachter zitten, in het verzorgingstehuis, en wacht rustig af op wat er komen gaat. Dat is lang onze mentaliteit als samenleving geweest, en het typeert ons ook nog steeds als ontwerpers.
Maar: ouderen, dat zijn wij zelf - als we ouder zijn. Ouderen zijn gewoon mensen. En als jij nú een biertje lust, dan lust je over twintig jaar waarschijnlijk nog steeds een biertje. Als jij van filmavonden met vrienden, of van tuinieren, of van de hele nacht door dansen houdt, waarom dan straks niet meer? Als jij graag middenin de dynamiek van stad woont, of juist buiten op het platteland, waarom zou je dan in een one-size-fits-all-verzorgingstehuis willen eindigen? Met altijd dezelfde mensen, in allemaal dezelfde kamers - en elke dag voor iedereen hetzelfde ritme, hetzelfde eten en hetzelfde bingorondje? Zonder eigen regie, en met een minimum aan invloed op je eigen leven?
Klinkt niet aantrekkelijk? Dat klopt, want het ís niet aantrekkelijk. En het werkt ook niet. Als je iemand buiten de samenleving laat wonen, dan moet je niet verbaasd zijn dat diegene vereenzaamt, en als je iemand vanuit zijn of haar vertrouwde wereld naar een gestandaardiseerde, ‘medische' omgeving verhuist, zonder ook maar iets eigens van zichzelf, dan wordt diegene daar niet automatisch beter van - en zeker ook niet gelukkiger. En daarbij: als je zelf niet zo zou willen leven, waarom zou je dan wel zo ontwerpen?
Terwijl het ook anders kan. Maar dat vraagt om een andere blik, op de opgave én op de oudere. Het vraagt om plekken waar mensen zichzelf kunnen zijn: door ruimte te creëren waar ze hun Hummels (of hun Poul Kjaerholm-stoel, of hun antieke staartklok) neer kunnen zetten. Door een mooie binnentuin te ontwerpen, of een ontbijtkeuken waar bewoners de hele ochtend kunnen binnenlopen (voor iedereen die altijd al een hekel aan vroeg opstaan had). Plekken, kortom, met keuzemogelijkheid en met ruimte voor individualiteit. Maar óók met aandacht voor community.
Het vraagt om plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten - en dus niet waar ouderen alleen andere ouderen kunnen ontmoeten. Dat kunnen overgangszones zijn tussen binnen en buiten, met brede vensterbanken en ommuurde voortuintjes, maar dat kan ook op schaal van de wijk of de stad. En daarbij moeten we als ontwerpers ‘onlogische’ combinaties durven te maken: een woonzorgcentrum gekoppeld met een theater en een brasserie (wat iets anders is dan een zaaltje of een bewonersrestaurant), of seniorenwoningen naast een Brede School, met gedeelde ruimtes - een gymzaal die ook een sportschool is, een bar, een bibliotheek. Zo zorgen we dat mensen verbonden blijven. Maar het gaat verder dan dat, want zo kan er ook er een cultuur van wederkerigheid ontstaan: niet langer ‘wij - gezonde, jonge actieve mensen - helpen hen - lastige, zielige hulpbehoevende bejaarden’ maar ‘we helpen allemaal elkaar’. Want ouderen, dat zijn dus ook gewoon mensen.
We moeten dus op zoek naar andere vormen van samenleven. Dat is beter voor iedereen, maar het is ook nodig: nu we allemaal steeds ouder worden, hebben we als maatschappij het geld helemaal niet om iedereen in een verzorgingstehuis op te vangen, en ook de mensen en de ruimte niet. We moeten kijken naar wat ouderen willen én wat ouderen zelf kunnen. Vooral dat laatste wordt steeds belangrijker (want: geen ruimte, geen geld, geen personeel). Dat klinkt als een flink probleem maar eigenlijk is het een grote kans.
Goed ontwerpen voor ouderen, dat is dus wel degelijk spannend. Het betekent dat je verder moet durven kijken dan geijkte oplossingen en programma’s; dat je niet alleen uit moet gaan van beperkingen, maar vooral van mogelijkheden (wat overigens niet betekent dat je geen rekening moet houden met de zorgvraag); dat je zoveel mogelijk moet streven naar normaliteit. Door plekken te maken waar iedereen - jij, ik, wij, ouderen, kinderen, mensen - met elkaar in contact kan komen; plekken waar je later nog zoveel mogelijk kan doen wat je nu leuk vindt. Dat kan biljarten zijn, of een biertje drinken met vrienden, of naar No Country for Old Men. Dus kijk verder. Al is het maar voor jezelf, voor later. En ontwerp die Brede School met een tap.