Nederland kent een rijke woningbouwgeschiedenis. In de jaren zeventig was er zelfs een programma dat experimentele woningbouw aanspoorde. Marcel Barzilay en Ruben Ferwerda haalden hier vijf lessen uit. Opdat het woningbouwdebat waar we anno 2023 mee te maken hebben niet alleen over de vraag naar ruimte moet gaan voor een miljoen woningen, maar we ons ook moeten afvragen: voor wíé bouwen we en wát bouwen we voor hen?
Stedenbouwkundige Ashok Bhalotra had daar in de jaren tachtig wel een idee over, ondervonden vakredacteur Charlotte Thomas en fotograaf David Meulenbeld. Samen togen ze naar Amersfoort om de wijk Kattenbroek in beeld te brengen. Kattenbroek moest een ‘vernieuwende woonwijk’ worden, ‘met een ziel, gericht op gebruik en beleving van de bewoners’. Maar klopt dit wel? Is Kattenbroek een toonbeeld van kwalitatieve woningbouw in het groen of is het een carnaval van mislukte façadearchitectuur?
Volgens Hugo de Jonge, demissionair minister BZK, zijn deze voorbeelden allemaal heel mooi, maar zit de toekomst in modulaire woningbouw. Vakredacteur Reinoud Schaatsbergen bezocht daarom drie voorbeeldprojecten: Rivierduinen in Silvolde door Mix architectuur en twee in Amsterdam: Juf Nienke door Rau Architects en Search en Timberhouse van Finch Buildings. Zijn conclusies: de architectonische kwaliteit is minimaal, de bouwmethode is vooralsnog niet veel sneller dan traditionele bouw en betaalbaarder zijn de woningen ook nog niet.
De redactie richtte vervolgens haar blik naar buiten. Hoe zorgen landen om ons heen dat huizen betaalbaar blijven? Met woongemeenschappen bijvoorbeeld! Journalist Gertraud Gerst zocht drie voorbeelden op in Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. Belangrijkste les: het zelfbeheer en de coöperatieve modellen beloven een hoge standaard van huisvesting tegen huurprijzen waar de markt niet tegenop kan.
Waar betaalbaarheid erg belangrijk is, is in de sociale huursector. De woningen worden steeds kleiner en de budgetten staan onder druk. Vakredacteur Floortje Keijzer bezocht meerdere projecten en zag dat een beperkt bouwbudget niet per se betekent dat er geen architectonische kwaliteit kan zijn. Zo was ze aangenaam verrast door de Eenhoornblokken door Korth Tielens architecten en De Jakoba door Studioninedots (beide in Amsterdam) en Woningbouwblok Vijfhuizen door BureauVanEig.
Keijzer ontdekte dat alle drie dezelfde opdrachtgever hebben: Amsterdamse woningcorporatie Ymere. Ze interviewde projectontwikkelaar Julienne Schreinemachers om te vragen hoe het lukt om met beperkte budgetten toch kwalitatieve woningbouw neer te zetten. Kleine tip van de sluier: architect en aannemer werken volgens een ‘co-making’-proces, waarbij zij al in een vroeg stadium samenwerken.
Duurzaamheid en betaalbaarheid mogen volgens architect Marcel Lok geen excuus zijn voor slechte woningen. Zijn kleinschalige bureau staat bekend om sobere architectuur die geliefd is bij de bewoners. ‘Met één of een paar details een kwalitatief gebouw maken, daar streven wij naar’, vertelde hij aan Schaatsbergen.
Een project dat op zijn waardering kan rekenen is de renovatie van de Fierensblokken die in de jaren dertig van de vorige eeuw als ‘paleis voor de arbeider’ zijn gerealiseerd. Architect Ninke Happel: ‘Als je nu de woonkwaliteit ziet, die hadden we nooit in woningbouw kunnen realiseren.’
Een totaal andere benadering van hoe je kunt wonen in hoogbouw is uitgewerkt in de Draaier, een ontwerp van Beta. Zo stimuleert hij ontmoeting en beweging onder de bewoners. De trappenhuizen en liften komen op vier ontmoetingsplekken uit. Charlotte Thomas bezocht het appartementengebouw op Oostenburg in Amsterdam.
Ook Floris Hund en Marlies Rohmer werkten aan ontmoeting tussen bewoners, maar dan ten noorden van de Maastrichtse binnenstad. Het Bélvèderegebied, een voormalig industrieterrein, bestond veelal uit generieke blokken. Maar met De Tweeling toverde het duo het gebied om tot volwaardig stadsdeel, schrijft auteur Harm Tilman. De entrees van de twee bakstenen blokken liggen aan een groene hof.
Maar wáár gaan we dan bouwen? Verdichting zou goed werken in groeikernen als Purmerend, denkt Afke Laarakker. Die zijn namelijk ruim opgezet met groen, licht en ruimte. Genoeg plek voor verdichting, toch? Ze vraagt zich af waarom groeikernen dan toch vooral in hun compacte centra en ernaast in de weilanden bouwen.
Naast de thematische verhalen zijn ook de vaste rubrieken weer terug in het nieuwe nummer, inclusief een nieuwe: De Plattegrond, waar Gus Tielens een inspirerende plattegrond onder de loep neemt. De eerste is een gebouw voor 85 sociale huurwoningen in Barcelona, door Peris + Toral Arquitectes.
- Mevr. De Architect Gus Tielens: ‘Ik wil echt verliefd zijn op wat ik doe’
- De tekening door Marjolijn Vrolijk: Braziliaans dromen van Rotterdam
- Nooit gebouwd: Theo van Doesburgs liefdesnest voor Nelly van Moorsel
- Start-up Maarten van Kesteren: ‘Als ik niet bij de beste tien procent hoor dan stop ik ermee’
- Meubel: Circulaire leasekeuken Chainable
- Het eerste huis van Bruno Vermeersch: Een architectuurexperiment voor het hele gezin
- Materiaal: Wandtegels van zout
- Architectuurtaal: De tunnel
- Nieuw erfgoed: Woonwijk Voordorp, Utrecht (1991) door Theo Bosch
- De achterdeur van Aeres Hogeschool, Almere, BDG Architecten
- Media en reviews
Columns van Joost Roefs en Vincent Huibers, Vincent Kompier, Michelle Gulickx en Ariadne Onclin en nieuwe columnist Robert-Jan de Kort.