Begin 2024 trok Jan Peter Wingender, medeoprichter van Office Winhov, aan de bel. Als de architectengemeenschap niet oppaste, waarschuwde hij in de podcast van Architectenweb, dan zou de cao voor architecten in 2025 niet meer algemeen verbindend worden verklaard en dus niet meer officieel gelden voor alle Nederlandse architectenbureaus. Het gevolg: een Wilde Westen voor architectenbureaus die elkaar – over de rug van hun medewerkers – al prijsduikend de afgrond in concurreren.
Dat doemscenario is afgewend, verzekert BNA-directeur Anne Schroën mij. Om de cao algemeen verbindend te laten verklaren – dat wil zeggen: sectorbreed te laten gelden – moet de brancheorganisatie minimaal 60 procent van alle betrokken werknemers in de branche vertegenwoordigen. De enige manier om dat te doen, is door een lidmaatschap. Begin dit jaar was die 60 procent bijna bereikt, maar door de noodkreet van Wingender en een vernieuwde focus bij de BNA loopt het ledenaantal momenteel hard op. Zo zijn Team V Architectuur en EGM Architecten weer lid. De dekkingsgraad is voorlopig veiliggesteld.
Maar waarom kwam de cao überhaupt in het geding? Simpel, zegt Wingender: architecten waren met andere dingen bezig. ‘Er is veel te doen geweest rond de BNA de afgelopen jaren, waardoor het belang van de organisatie voor architectenbureaus naar de achtergrond werd geduwd. Tegelijk maakten architecten zich druk met politiek en cultuur, wat hartstikke belangrijk is, maar daardoor realiseerden zij zich niet meer dat de grootste toegevoegde waarde van de BNA het regelen van keiharde zaken zoals de cao is.’
Zo zit de cao in elkaar
De cao heeft als voornaamste doel het beschermen van werknemers. In de cao zijn arbeidsvoorwaarden zoals het loon, vakantiedagen en een pensioensregeling vastgelegd die voor alle werknemers in de sector gelden. Deze afspraken zijn vaak gunstiger dan de wettelijk vastgelegde arbeidsvoorwaarden. Zo heeft een architect bijvoorbeeld 240 uur vakantie per jaar bij een 40-urige werkweek versus de wettelijke 160 uur. Ook geniet de werknemer van een pensioenpremie van 24,5 procent en voorziet de cao in onder andere scholingsbudgetten en ontwikkeluren.
De afspraken binnen de cao komen tot stand door onderhandelingen tussen de BNA (namens de werkgevers) en de vakbonden FNV, CNV en De Unie (namens de werknemers). Schroën is van mening dat deze mix van partijen voor ‘een waardevolle positie’ van de architect zorgt. ‘Het geeft een serieus signaal af als je als vertegenwoordiger van werkgevers met drie vakbonden aan tafel zit. Elke partij heeft zijn eigen belang in het beschermen van de werknemer, dus als je daar afspraken mee weet te maken, dan weet je zeker dat je de beste oplossingen krijgt.’
Ook bevindt de sector zich in een unieke positie met het bestaan van de Stichting Fonds Architectenbureaus (SFA), zegt de BNA-directeur. Deze stichting is opgericht door de BNA en de vakbonden om als voorzittende partij tijdens het cao-overleg op te treden. Daarbij draagt de SFA de cao uit naar de vakgemeenschap. ‘Een gespecialiseerd bureau kunnen bellen als je vragen hebt over de cao? Dat zie je in andere sectoren nauwelijks’, zegt Schroën. ‘Daar mogen wij als sector best trots op zijn.’
Wat gaat er met de nieuwe cao veranderen?
Onderhandelingen over een cao gaan doorgaans over de hoogte van salarisschalen in relatie tot de inflatie, maar ook over zaken als het aantal opleidingsuren en de positie van stagiaires binnen een architectenbureau. Volgens Wingender en Schroën staat dit jaar vooral de looptijd van de cao ter discussie. In zowel 2023 als 2024 liep de cao voor architecten slechts een jaar, een reactie van de vakbonden en de BNA op de onzekere inflatie. Immers: hoe eerder de cao stopt, hoe eerder kan worden bijgestuurd.
Volgens Wingender is de sector nu het meest gebaat bij een langdurige cao, omdat het indexeren van honoraria daardoor beter voorspelbaar is en kan worden doorberekend. ‘Stel je sluit voor een project een contract af van vijf jaar, dan moet je voor die tijd het salaris van jouw werknemers doorrekenen om tot een juist honorarium te komen. Met een langlopende cao kun je dat gemakkelijker incalculeren. Dat zorgt voor rust in het bureau.’
Naast de cao-onderhandelingen staat voor de BNA dit jaar meer op de rol. Allereerst een vernieuwing van De Nieuwe Regeling (DNR), de algemene voorwaarden over zaken als intellectueel eigendom en de gevolgen van contractontbinding. Maar ook de vernieuwing van de Standaard Takenbeschrijving (STB), het kader van de werkzaamheden van een architect in een project. Beide documenten zijn onderdeel van contracten die een architect met een opdrachtgever aangaat en zijn ‘van enorm belang voor de sector’, zegt Wingender.
Onderhandelingen
Op dit moment houdt de BNA ledenconsultaties om alle aandachtspunten voor de onderhandelingen op een rij te krijgen. Vervolgens worden de onderhandelingen met de vakbonden uitgevoerd door een onderhandelingscommissie, ondersteund door een beleidsadviescommissie. Op het resultaat van deze onderhandelingen neemt uiteindelijk het BNA-bestuur een besluit.
Wanneer dit proces is voltooid, is volgens Schroën niet te zeggen. ‘Omdat er in heel Nederland op gebied van cao’s grote verschuivingen zijn die soms van belang zijn voor architecten, hoeven wij niet het voorste jongetje van de klas te zijn. De ledenconsultatie staat voorop: iedereen moet de kans krijgen iets te zeggen. Dat is belangrijker dan haast maken.’ Zo kan het zomaar zijn dat de nieuwe cao pas in het voorjaar van kracht is. Die wordt dan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025 ingevoerd.
Kosten en baten
Voor nu is de cao uit ‘de gevarenzone’, zegt Schroën. ‘Maar we zijn nog niet op een comfortabele plek.’ De ambitie is om een dekkingsgraad van 75 tot 80 procent onder alle werknemers te bereiken. Om dat te behalen, wil ze ook kleinere bureaus aanspreken op hun solidariteit. ‘Want juist bureaus met één tot vijf werknemers zijn erg gebaat bij het in standhouden van een cao. Door het loongebouw is sprake van een gelijk speelveld en kunnen zij concurreren met middelgrote en grotere bureaus.’
Een heikele kwestie. Kleinere bureaus hebben het de laatste jaren financieel zwaar, door onder andere de tendercultuur, en een BNA-lidmaatschap wordt daardoor als de zoveelste kostenpost gezien. Schroën ziet het dan ook als de taak van BNA om duidelijker voor het voetlicht te brengen wat er tegenover staat. Wingender weet daar wel raad mee: ‘Het is niet alleen de cao, maar ook de DNR, de STB, alle opleidingen en de lobby van de sector. Als je echt afweegt wat je voor een lidmaatschap terugkrijgt, zou morgen iedereen lid moeten zijn. Doe je niet mee? Dan rijd je gewoon zwart.’