Het gebouw bevat onderwijsruimtes, laboratoria en flexibele werkruimtes en heeft de vorm van een hoefijzer dat een centrale hal omsluit. Deze hal is overkapt, zodat een vijf verdiepingen hoog atrium ontstaat. In de hal is als los element een ontmoetingsgebouw ontworpen, waarin de centrale voorzieningen komen.
Verdiepingsvloeren
De kantoor- en laboratoriumzones in het gebouw hebben een traditionele constructieve opbouw. De vleugels bestaan uit een kolommenraster van 7,20m bij 7,20m met een vlakke plaatvloer. De kolommen zijn ten opzichte van de gevels naar binnen gezet waardoor een relatief slanke constructieve vloer mogelijk is. Dit garandeert een grote flexibiliteit. De vloeren steken het atrium in als werkvelden met flexibele werkplekken. Deze eilanden zorgen voor veel zichtlijnen.
Uitkraging
Aan de entreekant van het gebouw is een zone van 30 bij 60m zo veel mogelijk kolomvrij gehouden. Deze zone wordt gedragen door twee betonnen kernen die binnen de omtrek van het gebouw staan. De constructie van de vijf boven de entree liggende verdiepingen kraagt naar alle kanten uit over de begane grond. Het plafond loopt langzaam omhoog. Aan één kant van de kern is een verdiepingshoge, brede betonwand gemaakt die als balk werkt. Aan de andere kant is een hoogte van slechts 2m beschikbaar. Vier van de vijf vloeren worden hier opgehangen aan een verdiepingshoog vakwerk op de bovenste verdieping. Dit is de technische laag waar de diagonalen van het vakwerk minder storend zijn.
Gevelconstructie
De gevel aan de Universiteitsweg is uitgevoerd als een twee verdiepingen hoog stalen vakwerk. De gevelconstructie is met uitkragende stalen spanten teruggekoppeld naar de kernen. De uitkragende spanten zijn met trekstangen van voorspanstaal aan de kernen bevestigd. De trekstangen zijn door de kernwanden heen naar de achterzijde van de kern getrokken om daar het evenwicht te kunnen maken met het gewicht van de 4m hoge betonbalk. Om de doorbuigingen van de uitkragingen te beperken zijn de staven op voorspanning gebracht.