Kantoor Rabobank in Utrecht door OIII architecten

De nieuwe werkstijl van de Rabobank, Rabo Unplugged, krijgt niet alleen vorm in het in aanbouw zijnde bestuurscentrum aan de Croeselaan. Ook de regionale banken zijn bezig hun huisvesting daarop aan te passen. Rabobank Utrecht kocht daartoe een gebouw aan de Maliebaan, waar voornamelijk zakelijke klanten uit het centrum en het oosten van de stad zullen worden ontvangen.

Het pand bestaat uit een oude villa uit de jaren twintig en een aanbouw aan de achterzijde uit de jaren tachtig, die OIII Architecten geschikt maakte voor de implementatie van Het Nieuwe Werken; het persoonsongebonden, activiteitsgerelateerde werken. De Rabobank noemt deze nieuwe werkstijl Rabo Unplugged. In deze manier van werken staan vrijheid, vertrouwen en eigen verantwoordelijkheid van de medewerker centraal. Er wordt door het management niet meer gestuurd op controle en aanwezigheid, maar op prestaties, die in onderling overleg zijn afgesproken.

Tussen oud en nieuw

Bijzonder is dat de Rabobank Utrecht haar organisatie aan wilde passen aan het gebouw, en niet andersom. Daardoor bepaalde de structuur van het pand de plaats van de verschillende functies. De voorname sfeer van de villa is het visitekaartje naar de straat. Klanten en medewerkers die met de auto komen, parkeren aan de achterzijde en betreden het kantoor via de daar speciaal geplaatste entree. Beide entrees komen uit op de ontvangstzone op de beletage, die door OIII Architecten is gebruikt als scharnierpunt tussen de villa en de nieuwbouw.

Werken waar je wilt

Het werkcafé in de aanbouw neemt het grootste gedeelte van de bel-etage in beslag. In deze grote, open ruimte bieden comfortabele banken in een zelfde opstelling als in een Amerikaanse diner plaats aan medewerkers van de bank en aan bezoekers. In het werkcafé worden klanten ontvangen, conferenties en evenementen gehouden, individueel en in groepsverband gewerkt, informeel overlegd en de lunch gebruikt.

Zien en gezien worden

De architecten vonden het belangrijk de werknemers zichtbaar te maken, zowel voor de klanten als voor elkaar. Daarom zijn zichtlijnen zo min mogelijk onderbroken en is in het interieurontwerp gestreefd naar een zo groot mogelijke transparantie. Waar wanden en deuren noodzakelijk waren, zijn deze van glas. Door het plaatsen van een monumentale, brede houten trap met een glazen balustrade, is vanaf het werkcafé op de bel etage een verticale verbinding gemaakt met de spreekkamers in het souterrain.