Zes Pandjes Katendrecht

"Dit is niet zozeer een stijloefening, maar vooral een poging duurzaamheid te bereiken. Ik maak functionele waarden die verborgen liggen in details en materialen uit het verleden geschikt voor de toekomst." Renovaties met een historiserende aanpak zijn van dichtbij zelden geloofwaardig, terwijl kiezen voor abstract contrast vaak weinig vruchtbaar is door snelle vervuiling. Architect Jeroen Hoorn zoekt naar een bevredigend alternatief.

Een oud-bewoner van de Kaap (Katendrecht, Rotterdam) kocht een zestal oude, typisch Rotterdamse pandjes aan van een lokale woningbouwvereniging die er geen heil in zag. De pandjes vormen twee tegenover elkaar gelegen blokjes tussen de Brede Hilledijk en de Veerlaan op Katendrecht.

De recente ontwikkelingen op Katendrecht en vooral de oplevering van de nieuwe voetgangersbrug vanaf de Wilhelminapier overtuigden de nieuwe eigenaar van het beleggingspotentieel. Sentiment speelde een even grote rol. Een zorgvuldige restauratie van oorspronkelijke details kon daardoor uitgangspunt zijn, evenals de historiserende reconstructie van winkelpuien die er vermoedelijk voor een sobere renovatie uit de jaren vijfig gezeten hebben.

Om het plan financieel haalbaar te krijgen werd het verhuurbare volume tot de grenzen van het bestemmingsplan opgerekt: het vervangen van de dwarskappen door een volwaardige verdieping op elk blok, het dichtbouwen van de zeer ondiepe en slecht bezonde "tuin" tussen de twee blokjes, het gladtrekken van de gestaffelde achtergevels. Volgens Jeroen Hoorn maakte de zorgvuldige vormgeving dat een maximum aan vrijstellingen werd verleend.

De daken van zowel de tussenbouw op de begane grond als van de nieuwe kapverdieping functioneren nu als (al dan niet gemeenschappelijke) dakterrassen met uitzicht over de havens en de Kop van Zuid. De dakopbouwen zijn aan de straatzijde voorzien van zware zinken "lamellen" met daarachter glas. Deze lamellen worden afgewisseld door dakkappelen die met hun nadrukkelijke ritmiek een eigentijdse vertaling zijn van de voor deze wijk zo karakteristieke dwarskappen. Cederhouten latjesgevels geven een intieme sfeer aan het nieuwe binnenhofje en absorberen bovendien geluid.

De nieuwe "klassieke" schuifraamkozijnen zitten vol met innovatieve details om te voldoen aan eisen van isolatie, ventilatie, comfort en schoonheid: plaatsing van binnenuit door inzagen metselwerk waardoor geen rubbers, kit of aftimmerlatten in het zicht, weggewerkte ventilatieroosters en afwatering, de slankste wissellat ooit, duivejagersprofielen, glasroedes, hoogglanslak, geen houtnerven of vellingkanten in het zicht.

Achter de gevels gaan op de verdiepingen twaalf vrijwel gelijke vierkamerappartementen schuil, opgezet als tweespanners met centrale trap, achter driebeukige gevels. Deze discrepantie tussen drie beuken en twee appartementen leidt tot een ludiek onderscheid tussen het linker en de rechter toppappartement: één met één dakkapel in het midden, één met twee dakkapellen aan de zijden.

Op de begane grond bevinden zich in twee van de drie beuken bedrijfsruimten. In de derde beuk zijn royale entrees met daarachter bergingen gesitueerd in een zo gelijkwaardig mogelijke opgezet om de eenheid te behouden. De puien zijn geheel nieuw en met traditioneel glas-in-lood, hardsteen, en messingbeslag uitgewerkt.

In het bijgevoegde document zijn onder meer details, doorsneden en plattegronden te vinden.