Texture Museum in Kortrijk (B) door noA architecten

Door Harm Tilman - Naast de reconstructie van de oorspronkelijke staat wint bij de opgave van renovatie en transformatie de strategie terrein om alles maar te laten zoals het is. Bij de renovatie van een oud verzendhuis voor vlasgarens in Kortrijk koos noA architecten echter voor een andere strategie. Zij voegt aan de bestaande toestand nieuwe lagen toe. Een gouden kroon die door het invallende licht steeds anders is te ervaren, verstevigt de aanwezigheid van het gebouw in het stadsbeeld. In het interieur is met bescheiden middelen een gelaagde scenografie geïnstalleerd die een grote betrokkenheid van het publiek creëert.

Het vlasmuseum van Kortrijk ligt aan de rivier de Leie, op een plek waar zich in vroegere tijden het centrum van de Vlaamse vlasindustrie bevond.  Het nu nog provisorisch ingerichte plein voor het museum zal in de toekomst onder een helling  doorlopen tot deze rivier, op basis van een ontwerp van de Barcelonese architect Jordi Farrando. Het museum is gevestigd in een voormalig verzendhuis voor vlasgarens, dat in 1913 is gebouwd voor de Engelse ‘Linen Thread Company’. Het museum is te beschouwen als een verruiming van het op de andere stadsoever gelegen stadscentrum van Kortrijk.

Historische referenties

Het industriële verleden vormt een belangrijke referentie in het ontwerp. De Leie werd in de bloeitijd van de vlasindustrie de ‘Golden River’ genoemd, naar de gouden kleur die rottend vlas aanneemt. Tegelijkertijd was het ook een metafoor voor het eenmaal geproduceerde vlas. Met alle bestanddelen van dit gewas kun je namelijk wat doen. Zo worden de lemen bijvoorbeeld verwerkt in spaanplaat, terwijl de korte vezels een bijzonder geschikt isolatiemateriaal zijn. Door de architect zijn deze materialen ook in het interieur toegepast. De vlasspaanplaten zijn als afwerking voor de vlasisolatie gebruikt en temperen het licht in de binnenruimtes.

De constructie van het oorspronkelijke pakhuis bestaat uit gietijzeren kolommen en balken, opgevuld met bakstenen gevelvlakken; een voor die tijd zeer gebruikelijke bouwwijze. Dit gegeven vormde voor noA de aanleiding om deze bouwwijze met eigentijdse middelen voort te zetten en voor de uitbreiding een thans gangbare manier van bouwen te kiezen. Deze nieuwe constructie, met stalen kolommen en balken waarop kanaalplaatvloeren liggen, is eenvoudig op de oude constructie geplaatst.

De gaten in de bestaande voorgevel zijn opgevuld met donker glas. Door de raamprofielen achter de baksteengevels weg te werken wordt het massieve karakter van het gebouw benadrukt. Het gebouw kent een bewogen geschiedenis die sterk is verbonden met de grote dynamiek van de vlasbouw. Gedurende deze tijd verkeerde het gebouw in verschillende staten. Met de laatste verbouwing wordt een eind gemaakt aan de ruïneuze staat waarin het gebouw was komen te verkeren.

Texture Museum in Kortrijk (B) door noA architecten
De gaten in de voorgevel zijn opgevild met donker glas, de profielen daarvan zijn weggewerkt achter de baksteengevel. De luifel markeert de entree van het café, gelegen op de hoek van voorplein en straat - Beeld Filip Dujardin

Symbolische waarde

Om het museumprogramma te kunnen huisvesten is aan het museum een nieuwe verdieping toegevoegd. De nieuwe verdieping is vormgegeven als een gouden kroon. Het bureau legde de balken  diagonaal op de doorgetrokken kolommen en realiseerde met de puntige gevels een ongewone dynamiek. De dakopbouw is bekleed met goudkleurige golfplaat die het licht steeds anders weerspiegeld, afhankelijk van het moment van de dag, de tijd van het jaar en de positie die de beschouwer inneemt. Aan de voorkant zijn in de opbouw vier gaten aangebracht die niet parallel lopen met de gaten daaronder. Ze bevinden zich steeds op het punt waar de dakvlakken knikken en laten zo het idee van het compacte volume intact.

Texture Museum in Kortrijk (B) door noA architecten
Aan het oude verzendhuis is een nieuwe verdieping in de vorm van een gouden kroon toegevoegd die de presentie van het museum in de stad verstevigt - Beeld Filip Dujardin

De gouden kroon vertegenwoordigt een grote symbolische waarde, aangezien ze het museum stevig verankert in het beeld van de stad. Van een zelfde orde is de luifel die de plek van het café aan de doorgaande straat markeert. Deze luifel is gezien de bescheiden proportie van het museum wat aan de zware kant. De architect heeft deze zwaarte echter bewust nagestreefd. Ze verwijst naar de cafés die je in Brussel langs de lanen vindt. Evenals de dakopbouw geeft de luifel het gebouw meer grandeur en de plek meer belang.

Het iconisch effect is geen doel op zich, maar onderdeel van het verhaal dat met het museum wordt verteld. Anders gezegd: om de ambitie van het gebouw waar te maken zijn enkele elementen toegevoegd. Het gebouw verbindt zich zo ook met de reflectie die in de architectuur op gang is gekomen over de ‘fundamentals’ van architectuur.

Interieur van de stad

Binnen het compacte volume is een interieur gemaakt dat losstaat van het exterieur en dat sterk is gedifferentieerd. De bezoeker die de hal op de begane grond betreedt, wordt geconfronteerd met ongewone bedrijvigheid, alsof je de oude vlashal binnenstapt. De foyer waar zich de balie, de lockers en het sanitair bevinden, ligt tussen het café aan de straatzijde en de winkel aan de voorzijde. De foyer vormt het startpunt van een parcours dat op de benedenverdieping begint. Het wordt voortgezet op de verdiepingen en eindigt in de winkel. Op de begane grond bevinden zich tevens de kantoren, alsmede een atelierruimte waar je cursussen volgt en kunt leren kantklossen.

Kleuren spelen een belangrijke rol in het interieur. De lockers en de balie hebben felle kleuren gekregen, waarbij de trap naar de verdieping geheel rood is. Naast de opbouw op de eerste verdieping is de trap het enige nieuwe element dat in het museum is te vinden. Hiervoor is een doorbraak in het bestaande gebouw gemaakt. Zowel op de begane grond als op de eerste verdieping kan de bezoeker vanaf een platform op halve hoogte uitkijken over de tentoonstellingsruimte.

Texture Museum in Kortrijk (B) door noA architecten
Beeld van eerste verdieping, met links de trap die de verdiepingen met elkaar verbindt en rechts de getimmerde waanden waarmee de tentoonstellingsruimte is ingedeeld - Beeld Filip Dujardin

De tentoonstellingskasten bestaan uit glazen  wanden die in houten kaders zijn gezet en met klemmen worden vastgehouden. Een soort ‘art brut’, maar dan zeer gecontroleerd. Soms zijn in deze houten kasten stalen frames aangebracht waarin de tentoon te stellen materialen zijn opgehangen. De veelheid aan glazen wanden en weerspiegelingen zorgt voor een complex en gelaagd interieur. Het plafond dat bestaat uit bakstenen gewelven, is behandeld met akoestisch materiaal. Het openbaart opnieuw de intentie van noAa om met bescheiden middelen het gebouw te laten spreken.

Concentratie en bevrijding

Op de eerste verdieping staan minder kolommen die bovendien niet zwart maar wit zijn geschilderd. Ook de verlichting is anders getint. Terwijl op de begane grond dwars op de gewelven lichtstraten zijn opgehangen, bestaat de verlichting op de eerste verdieping geheel uit spots. Hier geen transparante wanden die een spel van oppervlakte en diepte spelen, zoals op de begane grond, maar  lange getimmerde wanden die de ruimte onderverdelen. Tegenover de drukte die het museale laboratorium op de begane grond kenmerkt, biedt de eerste verdieping concentratie en rust.

Op de tweede verdieping verandert het perspectief opnieuw. De diagonale structuur levert een verassende, interessante ruimte op. Op deze verdieping bevinden zich de schatkamer, een zaal waar bijeenkomsten worden gehouden en de technische  ruimtes. De luchtinstallaties zijn ondergebracht in de verhoogde vloer. In al deze ruimtes zorgen de kolommen en diagonale balken voor een be- vrijdend effect.