Gezien vanuit het zuidoosten, met de blik gericht op het stadscentrum, gaat het recentelijk opgeleverde Musa-complex op in de skyline van Rotterdam. Het bouwvolume is niet overdreven dominant, maar past uitstekend bij de uitgestrektheid van de naastgelegen Maashaven en verwijst in schaal en materialisering naar zowel de gebouwen op de Kop van Zuid als de vooroorlogse woonbebouwing in de Afrikaanderbuurt. De naastgelegen, opgetilde metrobaan maakt het gebouw tot een vanzelfsprekend onderdeel van de hoogstedelijke context.
In het entreegebied dat in stedenbouwkundige plannen ‘de Pols’ wordt genoemd, is dit gebouw het eerste in een reeks nog te ontwikkelen bouwvolumen. Tot dusver vond de transformatie van Katendrecht plaats vanaf de rivier, aan de centrumzijde van de stad. De Pols bood lange tijd een desolate indruk. Met de totstandkoming van het Musa-complex komt nu ook de transformatie ervan op gang. Het ontwerp en de bouwkundige uitwerking zijn vervaardigd door diederendirrix architecten uit Eindhoven.
De plattegrond van de onderbouw laat een opvallende uitsparing zien, die op locatie het gevolg blijkt van een bestaande politiepost. Dit bureau zou eerst in het nieuwe complex worden opgenomen, maar bleef bij nader inzien gevestigd in het bestaande pand.
De drielaagse onderbouw beslaat de volledige oppervlakte van de kavel. Op de onderbouw staan twee torens van respectievelijk elf en twaalf verdiepingen. Beide torens zijn in totaal voorzien van 135 seniorenappartementen. Tussen de torens is op het dak van de onderbouw een hoogwaardige daktuin aangelegd, omdat op straatniveau geen buitenruimte voor de scholen kon worden gerealiseerd. Het complex is een groot individueel ensemble dat is vormgegeven in een eenduidige beeldtaal.
In de onderbouw zijn twee scholen ondergebracht met een bijbehorende sportzaal en is ruimte gecreëerd voor maatschappelijke functies, aangevuld met een ondergrondse parkeervoorziening. Omwille van de levendigheid aan de straat bevindt zich aan alle zijden minimaal één entree. Door de efficiënte stapeling van programma’s is een compact gebouw ontstaan waarin de gebruikers verschillende collectieve ruimten met elkaar delen. Zo kan het dakplein buiten lestijden gebruikt worden door bewoners en wordt de sportzaal in de avonduren separaat verhuurd.
Hoofdgebruiker van het complex is ‘De Passie’, een evangelische middelbare school met circa 550 leerlingen in vmbo-tl, havo en vwo. De tweede school maakt deel uit van ‘LMC Praktijkonderwijs’ en verzorgt voortgezet onderwijs op vmbo-niveau. Vanwege de omvang en de onderwijsvisie is een grote vide gemaakt. Deze centrale ruimte vangt daglicht van boven en vormt daarmee een prettig oriëntatiepunt. Het onderwijs is compact rondom deze ruimte gelegen. In de ruimte hangen balkons die zowel een blikvanger vormen op de begane grond als een serie spannende hangplekken op de verdiepingen. De balkons zijn bedoeld voor zelfstudie buiten het reguliere onderwijs.
Havenverleden
Voor zover objectief gezien zo iets bestaat als havenarchitectuur, verwijst het gebouw naar de bakstenen pakhuizen uit de negentiende eeuw. In het nabij gelegen, voormalige pakhuis Santos zijn baksteen- en natuursteenbanden gecombineerd tot een eclectisch geheel. De moeilijkheid bij de transformatie van voormalige havengebieden is altijd dat de plaatselijke, historische resten en functies naar de achtergrond verdwijnen. De eigentijdse invulling van het gebied moet het gaan overnemen. De uitdaging hier was om een vriendelijk woon-onderwijsgebouw te maken en tegelijkertijd aan te sluiten bij de havencontext.
De havengeschiedenis van de locatie is herkenbaar in de naam van de naastgelegen Bananenstraat. Tot eind negentiende eeuw werden op deze plek bananen overgeslagen. Het project ontleent zijn naam aan Musa, de botanische familienaam van een bananenplant. In de plint is een bananenpatroon gebruikt voor gezeefdrukt glas en gestanste stalen deuren.
Verpakking
Van veraf komt het solide, donkerbruine gebouw als een no-nonsense en zakelijk complex over. Aan de buitengevels hangen geen balkons. De verschillende programmaonderdelen zijn aan de buiten- zijde nauwelijks af te lezen. Een beperkt aantal raamtypen staat loodrecht boven elkaar en is gelijkmatig over de gevel verdeeld.
De gebouwhuid toont dichterbij een groot grafisch vlechtmotief. Als ware het de schering en inslag van een weefsel, is over de volledige hoogte een patroon aangebracht. Dit patroon is gerealiseerd met behulp van één meter brede banen metselwerk, die worden geflankeerd door dikke prefab betonbanden. Het vlechtwerk heeft een onregelmatige maaswijdte. Verticaal is het motief twee verdiepingen hoog, terwijl in horizontale richting meerdere maten voorkomen.
De gevels van de boven- en de onderbouw zijn vrijwel geheel in deze beeldtaal opgebouwd. Alleen de meest zuidelijke woontoren is voorzien van een afwijkende gevelindeling, waarachter een galerij is gesitueerd. De noordelijke toren heeft een corridorontsluiting en is alzijdig.
Het raamgrid van de bovenbouw loopt naadloos over in de onderbouw. Het onderscheid tussen boven en beneden is in de plint geaccentueerd door betonstroken tussen de ramen aan te brengen. De stroken tussen de ramen van de torens zijn voorzien van metselwerk. Het vlechtwerk geeft het gebouw een eigenzinnige uitstraling. Het ontdoet het van de strenge indruk die het gevolg is van de raamindeling. Als een superornament overstijgt het de eenvoudige optelling van gevelopeningen, waarmee de gevel zich manifesteert als de ver- pakking van het achterliggende programma. Het patroon legt tevens het verband tussen de schaal van raam en van gebouwvolume.
Pas als je vlakbij het gebouw staat, komt de textuur van het metselwerk in het zicht. De architecten stelden een mengsel samen van drie harde bakstenen in subtiel variërende kleuren en texturen. De ruwe, gladde en geschaafde oppervlakken van de stenen resulteren in een bijna aaibare gevel. De op afstand donkerbruine kleur toont in de nabijheid van het gebouw een veel meer genuanceerde en levendige sfeer. Bij zonsopkomst verkleurt het gebouw zelfs naar goud.
Lees ook: Musa
Gespannen voet
Het gebouw heeft een streng doorgevoerde en strakke detaillering. Overstekken om water af te voeren zijn er nauwelijks. Waterslagen, dakranden zijn vlak en haaks vormgegeven en in het voorvlak van de gevels aangebracht. Die strenge signatuur staat op gespannen voet met het meer ontspannen grafische motief dat de gevels typeert. Aan de buitenzijde blijft het woonprogramma wat teruggetrokken. De appartementen zijn voorzien van beglaasde inpandige buitenruimten die zich in de gevel tonen door vouwpuien waarmee de loggia’s over de volledige breedte te openen zijn. Door de afwezigheid van de balkons blijft de sculptuur van het gebouw goed zichtbaar en blijft de associatie met een pakhuis intact. De appartementen die in de plattegrond klein tonen, blijken in werkelijkheid veel ruimer te zijn dankzij de verdiepinghoge ramen. De bewoner wordt hier al snel afgeleid door de vergezichten op en rondom de stad.