’’Schrijven is ontucht” is de titel van een lezing die Maarten ’t Hart hield over stijl in de literatuur. De titel verwijst naar de door ’t Hart verafschuwde mooischrijverij. Hij voelt meer affiniteit met Multatuli, die een mooie stijl niet zag als een doel om naar te streven, maar als een middel om de ’waarheid’ onder woorden te brengen. De lezing werd afgedrukt in de NRC; een ingezonden-brievenschrijver toonde later met enkele voorbeelden aan dat Multatuli wel degelijk de mogelijkheden van de taal benutte om zinnen bij voorbeeld qua klankkleur te verfraaien.
De door 't Hart aangezwengelde discussie vertoont parallellen met de discussie over architectuurstijlen. Een stijl die als een sausje over een ontwerp heen gegoten is, wordt over het algemeen verafschuwd vanwege de verdoezelende effecten. Niettemin wordt deze ’stijl’ veel toegepast; architecten worden er zelfs vaak speciaal voor ingehuurd. Het zou echter een misverstand zijn om te denken dat architecten die niet verleidelijk te werk gaan, geen ’stijl’ hebben. Integendeel. Het door Uytenhaak ontworpen woongebouw De Droogbak toont dit op overtuigende wijze aan. Dit gebouw heeft stijl in de dubbele betekenis van het woord, Het heeft stijl in de zin van een natuurlijk savoir vivre’, een overtuigende présence, die niet opdringerig is, maar zeker niet onderdanig. En het heeft stijl door de bewuste en beargumenteerde wijze waarop de architect het hele scala aan architectonische middelen gehanteerd heeft. Dit verleent het gebouw haar eigen karakter: zakelijk en nuchter, maar uiterst genuanceerd. Nuances die voortkomen uit een zorgvuldige analyse van de problematiek. Daarbij stuitte Uytenhaak op verschillende, met elkaar conflicterende randvoorwaarden, die in het ontwerp zeer evenwichtig opgelost zijn.
Structuur en object
Vragen die in de ontwerpfase een rol speelden waren bij voorbeeld: is het gebouw onderdeel van de 17e -eeuwse stadsstructuur of is het een losstaand object, moet het opgevat worden als een geluidwerende voorziening of is het een gebouw met een geluidscherm, hoe kunnen collectiviteit en individualiteit met elkaar verzoend worden, kan een autonoom object tevens contextueel zijn, kunnen uitzicht en geluidwering met elkaar gecombineerd worden, kan het gebouw tegelijk betekenis hebben voor de belevingswaarde van passanten en voor die van de bewoners en de buurt. In veel gevallen lijkt de oplossing gevonden te zijn in het ontwikkelen dan wel herkennen van een structuur, waarvan vervolgens de regelmaat uitgebuit wordt, wat nog weer benadrukt wordt door het uiterst zorgvuldig benutten van de verbijzonderingen. Daarbij gaat het om de structuur van het stedelijk weefsel waar het gebouw in geplaatst is en om de structuur van het gebouw zelf.
Het woongebouw De Droogbak neemt een merkwaardige positie in. Qua functie hoort het bij de aangrenzende woonbuurt, gebouwd in traditionele blokken. Maar stedenbouwkundig gezien staat het vóór het 17e -eeuwse havenfront, op een strook grond, die ongeveer honderd jaar geleden ontstaan is door aanplemping van het IJ. Het deelt deze bijzondere positie met het 19e -eeuwse Rijksadministratiegebouw, dat gezien haar bijzondere functie, ook redelijk op haar plaats was. Uytenhaak houdt zich in eerste instantie aan de regels die de stedenbouwkundige structuur voorschrijft, maar brengt later enkele verfijningen aan. Hij plaatst het gebouw als een object voor het oude havenfront. Om te voorkomen dat het samen met het Rijksadministratiegebouw een nieuw front zou gaan vormen, kromt hij de noordgevel zodanig dat beide gebouwen niet in elkaars verlengde komen te liggen. Daarmee zijn de helderheid van de stedenbouwkundige structuur en de autonomie van beide objecten veilig gesteld. Vervolgens maakt het gebouw een gebaar naar de woonbuurt, doordat de kop van het gebouw even de hoek omgezet is. Niet alleen vormen de in baksteen uitgevoerde kopse gevels al een eerste aanduiding van een andere sfeer in het achter gelegen gebied, ook ontstaat er door de situering van de gebouwmassa een beschutte ruimte op het zuiden, waar een speeltuin voor de buurt komt. De hoge kop is op kolommen geplaatst, zodat het trottoir naar de achter gelegen straat door loopt.
In zekere zin is het gebouw dus ambivalent. Als losstaand woongebouw past het in de functionalistische traditie, waarin het accent ligt op de compositie van objecten in plaats van op het structureren van de ruimte, zoals in de traditionele woningbouw. Maar hier is het object zo geplaatst dat het tegelijkertijd autonoom is èn de stedelijke ruimte vormgeeft. Ambivalent betekent hier dus letterlijk dubbelwaardig'.
Nauwgezette systematiek
Alhoewel het gebouw geenszins monotoon oogt, is het toch gebaseerd op een strak gehanteerde structuur. Uytenhaak heeft gezocht naar een systematiek, waarbinnen alle ontwerpproblemen oplosbaar waren. De doorsnede van het gebouw is sterk bepaald door de locatie. Aan de noordzijde moest de geluidsproblematiek opgelost worden met behoud van het magnifieke uitzicht over het IJ. Voor de hand liggend is de situering van keukens, entrees en bergingen aan de noordzijde. Woonkamers met aangrenzende balkons liggen aan de naar het stadscentrum gerichte zuidzijde, evenals zo veel mogelijk slaapkamers. In veel gevallen laten de woningindelingen een flexibel gebruik toe. Verder is sprake van een duidelijk gelaagde opbouw. Het meest problematisch was de begane grond, omdat deze aan de noordzijde grenst aan het vrij nauwe, sombere entreegebied, dat ingeklemd ligt tussen het woongebouw en een —in de ogen van Uytenhaak te hoge— geluidsmuur. Dit probleem is opgelost door de grootste woningen onder te brengen in de onderste twee lagen. Op de begane grond grenzen nu de bergingen en entrees aan de noordzijde en slaapkamers met terrassen aan de zuidzijde. Op de eerste verdieping bevinden zich de woonkamers en keukens. Vanuit de keukens is enige sociale controle op het entreegebied mogelijk. De tweede, derde en vierde verdieping bestaan uit twee- en driekamerwoningen. In de kop bevinden zich op de vijfde tot en met de zevende verdieping woningen voor ouderen, waaronder een woongroep die kan beschikken over een gemeenschappelijk terras en een grote gemeenschappelijke ruimte met riant uitzicht over heel Amsterdam. In de kop bevinden zich verder een entreehal met lift. Daar waar de kop aan de staart bevestigt is heeft Uytenhaak de uitzondering uitgebuit voor het creëren van een bijzonder woningtype, dat als het ware de hoek om gaat, waardoor deze woningen nog eens extra kunnen profiteren van het uitzicht.
De strakke structuur, die vooral bepaald wordt door een zo optimaal mogelijke indeling van de woningen, verkrijgt haar elegantie door een verrassende vondst. In plaats van de gevels steeds te laten springen, wat zo typerend is voor het houterige karakter van veel woningbouwprojecten, zigzagt deze heel licht. In combinatie met de
hiervoor geplaatste rigide structuur van het betonskelet, dat de balkons omvat, worden op uiterst simpele wijze rijke visuele effecten behaald. Ten eerste nuanceert de licht gekromde lijn van dit skelet de zigzaggende gevel. Ten tweede biedt de combinatie van deze twee lijnen de mogelijkheid om de gevelschermen steeds wisselend op te hangen. Gaten in de betonstructuur zorgen ervoor dat de balkons steeds ook van boven aangelicht worden, wat de gevel sterk verlevendigt. Ten derde doorbreekt de betonstructuur een mogelijk al te afwerend karakter, dat een geheel glazen gevel al gauw heeft. En tenslotte wordt het gebouw ook nog eens bij elkaar gehouden door de twee clusters van balkons. Het gevaar van het uitdrukkelijk benutten van ritme en regelmaat in een structuur is dat er geen sprake meer is van een begin- of eindpunt en van een boven- en onderkant. De balkons geven de hoofdvolumes als het ware een kern. Een vanzelfsprekende afronding aan de bovenzijde krijgt het gebouw doordat de zigzaggende lijn zich hier duidelijk aftekent tegen de lucht. Van de onder het gebouw gelegen parkeergarage is gebruik gemaakt om een sokkel te vormen, waarop de terrassen van de begane-grondwoningen liggen. De serie terrassen wordt twee keer onderbroken door twee bergingen, die de onderdoorgangen naar de noordzijde markeren.
Gelede schermen
Eigenlijk wordt het karakter van beide langsgevels bepaald door schermen. Bij de zuidgevel wordt dit gevormd door de zone, waarin de balkons zich bevinden. De nuances in het spel met licht en schaduw dat hier gespeeld wordt komen pas tot hun recht bij rustige waarneming. Bovendien zijn in dit, in verschillende lagen opgebouwde ’scherm’, ook de steeds wisselend geplaatste zwarte hekjes van belang. In de diepte liggen de eveneens zwarte puien met hier en daar sprekende, kleuraccenten. De expressie van de zuidgevel wordt bepaald door het werken met licht en schaduw, ritme en rust, lijnen en accenten. De noordgevel is totaal anders van karakter, ook al is hier ten dele gebruik gemaakt van de zelfde architectonische middelen: het structureren van de gevelopbouw, geleding, ritmiek en lichtval. Maar hier is de expressie duidelijk gericht op een snelle beleving. Zowel de geluidsmuur, als de steeds verder overhellende geluidsschermen, die raken aan de gebogen lijn van het gebouw, suggereren immers dynamiek.
In het verleden heeft Uytenhaak uitvoerig studie gemaakt van de geluidsproblematiek met name in combinatie met woningbouw. Hij werd hiermee geconfronteerd bij het werken aan een ontwerp voor een gecompliceerde locatie aan de Weesperstraat te Amsterdam, ter hoogte van de Nieuwe Kerkstraat en het Lepelplein. Uytenhaak constateert dat navolging van de normen, neergelegd in de Wet op de Geluidhinder, er toe leidt dat de infrastructuur een steeds groter beslag legt op de stedelijke ruimte. In de Wet wordt ervan uitgegaan dat afstand de enige remedie is. In zijn ontwerpen zoekt hij naar mogelijkheden om dit te voorkomen. Niet door de infrastructuur te ontkennen, maar door deze te relateren aan de omgeving. Dat is goed zichtbaar in het woongebouw dat ontworpen is voor de aanvankelijk zeer gecompliceerd ogende locatie bij de Droogbak. Gebouw en verkeer zijn duidelijk op elkaar betrokken. Niet alleen doordat ze aan elkaar grenzen, maar ook qua expressie en functionele indeling van het gebouw. Bovendien markeert de verhoogde kop van het gebouw duidelijk de entree naar het centrum.
Problematisch waren de onduidelijkheden in de wetgeving. De geluidsbelasting op de gevel is maatgevend, maar wanneer wordt een scherm een gevel? In samenwerking met bureau Haskoning is uiteindelijk gekozen voor de huidige, gedifferentieerde oplossing. Tot op het niveau van de spoordijk is een geluidsmuur opgetrokken, die een sleufvormig entreegebied creëert. Een dergelijke zone vraagt om problemen: onveiligheid, vervuiling, criminaliteit. Een aantal maatregelen moet dit voorkomen: geleding van het gebied door twee onderdoorgangen naar de tuinzijde, transparante trappenhuizen, keukens
met uitzicht op dit gebied en een zorgvuldig materiaalgebruik. Boven de muur hangen op drie verdiepingen transparante geluidsschermen aan de werkbalkons. Deze zijn zo geplaatst dat het uitzicht vanuit de keukens niet belemmerd wordt. Het gebouw wordt aan deze zijde beëindigd met een dubbelhoge, transparant overdekte galerij, die niet alleen geluidwerend is, maar tegelijkertijd een gemeenschappelijk verkeersgebied voor de woongroep vormt.
De transparante lichtheid en dynamiek van deze noordgevel contrasteren sterk met de donkere massiviteit van het naastgelegen Rijksadministratiegebouw, waardoor het eigen karakter van beide gebouwen geaccentueerd wordt. Architecten die denken dat een gebouw in het stadscentrum vanzelf allure krijgt als het met natuursteen bekleed wordt, zouden eens naar deze sociale woningbouw moeten gaan kijken. Architectuur ontstaat niet door het gebruik van exclusieve materialen, maar door een bewust en doelgericht gebruik van het hele scala aan middelen dat een architect ter beschikking staat. Dat toont Uytenhaak overtuigend aan met dit prachtige woongebouw.