De stedenbouwkundigen van de Kop van Zuid zagen de nieuwe Ichthus Hogeschool voor zich als historiserende architectuur in baksteen, zoals de naastgelegen Rechtbank en Belastingdienst. Die visie werd niet gedeeld door Erick van Egeraat Associated Architects, winnaar van de besloten prijsvraag voor deze opdracht. Van Egeraat ontwierp een ondubbelzinnig glazen blok dat bij nadere beschouwing een hechte relatie aangaat met de context van de Rotterdamse haven, zowel in stedenbouwkundig opzicht als in zijn bouwkundige uitwerking. Vergeleken met het gros van de architectuur voor het hoger onderwijs is het resultaat een weergaloos schoolgebouw. Dat was -gezien de budgetten- onmogelijk geweest zonder een grote mate van ‘dóórontwikkeling’ en integratie van alle onderdelen.
Het eerste voorbeeld hiervan is de heldere organisatie van het gebouw. De onderste lagen beslaan het volledige perceel. De grote, weinig daglichtafhankelijke programmaonderdelen zijn hier gesitueerd. Hierdoor is een solide basement ontstaan, dat met de levendigheid van bijvoorbeeld het restaurant bijdraagt aan het stedelijke karakter van de omgeving. Aan de hogere verdiepingen is de structuur afleesbaar. Daar bevinden zich de ‘echte’ onderwijsfuncties in twee parallelle bouwdelen met een diepte van 15.5 meter, plaatselijk verbonden met bruggen over een drie meter brede ‘lege’ tussenzone. Voor de daglichttoetreding zijn twee uitsparingen gemaakt. De uitsparing aan de oostkant heeft geleid tot een dakterras op de vierde etage, terwijl de ingreep aan de zuidwestgevel is vertaald in een atrium dat het middelpunt van het gebouw vormt en een spectaculair uitzicht over de Rijnhaven biedt. Als inspiratiebron geldt de havenarchitectuur van kranen, industrie- en fabrieksgebouwen, die hun verschijningsvorm in eerste plaats danken aan hun constructie. De bijbehorende esthetiek is ook in de Ichthus Hogeschool sfeerbepalend, maar werkt ondanks de consequente toepassing van ral 9006 niet als gimmick of ornamentiek. Het is veeleer de denkwijze van de makers die is overgenomen. Dit heeft geleid tot schijnbaar eenvoudige, maar doeltreffende bouwtechnische oplossingen die gezien mogen worden en daarom consequent zichtbaar zijn. Omdat deze werkwijze verlangt dat vanaf het allereerste begin van het ontwerp fundamentele keuzes op de juiste wijze worden gemaakt, maakte constructeur ABT al tijdens de competitiefase deel uit van het ontwerpteam en was het mogelijk om met een slechts gering risico te kiezen voor een -voor scholen ongebruikelijk- staalskelet in plaats van een betonnen wandenstructuur.
Door de lay-out van het gebouw zodanig te kiezen dat een grote regelmaat in de draagstructuur ontstond, was het in een vroeg stadium mogelijk om een betrouwbare vergelijking tussen de kosten, bouwsnelheid en flexibiliteit van verschillende «instructiesystemen te maken. Het gekozen systeem presteert met name op de beide laatste criteria sterk: stalen kokerprofielen als kolommen, met daartussen stalen hoedliggers en betonnen kanaalplaten met een druklaag. Betonnen wanden en schachten voorzien in de stabiliteit. Waar uitzonderingen in de constructie noodzakelijk bleken, zijn deze gezocht in de logica van het systeem. Zo vormden de midden kolommen van het noordoostelijke bouwdeel obstakels op de rijstrook in de parkeergarage en is een even logische als elegante oplossing gevonden door deze op de onderste vier verdiepingen te splitsen. Op de plaatsen waar de vloeren eindigen aan de zuidwestgevel -een klimaatgevel- of het atrium, is de hoedligger vervangen door een tot ‘petligger’ gedoopte variant.
Niet alleen in ruimtelijk opzicht, maar ook in de expressie van de constructie vormt het atrium de climax van het gebouw. Deze ruimte die alleen al vanwege de afmetingen en het uitzicht imposant is, wordt beheerst door het alom aanwezige staal van de dakconstructie, de aan het dak opgehangen atriumbruggen en de opengewerkte stalen liftschachten. De getrapte atriumbruggen vormen een hoogtepunt in de synergie binnen het ontwerpteam. Ze zorgen voor de verbinding tussen de verschillende bouwdelen en worden daarnaast gebruikt als zogenaamde ‘studielandschappen’, ruimtes waar studenten zelfstandig of groepsgewijs kunnen studeren. Tegelijkertijd zorgen ze voor de afdracht van de windbelasting op de atriumgevel. De fragiele dunne vloeren, die doorgekoppeld zijn aan trekstaven en in de ruimte lijken te zweven zorgen voor een ruimtelijk en dramatisch effect. Om deze fragiliteit te behouden is niet alleen de eerder genoemde petligger toegepast, maar zijn bovendien de installaties op een slimme manier in de constructie geïntegreerd. De holle petligger herbergt een sprinklerleiding en functioneert daarnaast als luchtkanaal waarop ventilatiekanalen, in de betonnen vloerdelen ingestort, zijn aangesloten. Het meest beeldbepalende onderdeel in het exterieur heeft eveneens een onverwachte dubbelfunctie: de horizontale lamellen die over de zuidwestgevel lopen zijn geen onderdeel van het beglazingssysteem en zijn niet primair bedoeld als zonwering. Een deel ervan dient als verstijving van de enorme glaspanelen van 3.60 m x 5.40 m aan de buitenzijde, waardoor de luchtstroom in de spouw van deze klimaatgevel geen hinder ondervindt.
De aanwezigheid van de haven is niet de enige reden waarom dit gebouw niet overal in Nederland gebouwd kan worden. Over de invloed van de sprinklerinstallatie op de vuurbelasting van de draagconstructie verschillen de gemeentelijke brandweerkorpsen behoorlijk van mening. Wanneer bij de toepassing ervan niet 60 minuten brandwerendheid in mindering gebracht mag worden voor de variabele vuurbelasting, is het onmogelijk de stalen hoofddraagconstructie in het zicht te laten en wordt een brandwerende bekleding onvermijdelijk. Men mag van geluk spreken dat de Rotterdamse brandweer deze gunstige berekening wél toestaat. Dat daarmee de legaliteit van een gebouw dat voortborduurt op de ingenieurkunst van de vorige eeuwwisseling, afhankelijk is van de luim van de plaatselijke gezagsdragers, is pas werkelijk een referentie aan de negentiende eeuw.