Tekst Hans Stoutjesdijk
De stedebouwkundige inpassing, de architectuur en de woningen: op alle punten is het Mecanoo-project Kruisplein geslaagd te noemen. Het begon in 1980 met een prijsvraag voor jongerenhuisvesting. In twee ronden werd de selectie gemaakt. Nog bezig met hun studie wist een groepje jonge Delftenaren met het beste plan uit de bus te komen. Planuitwerking en realisatie zijn sindsdien met voortvarendheid ter hand genomen. Inmiddels is een project opgeleverd waar Rotterdam trots op mag zijn. Hans Stoutjesdijk bespreekt het project mede tegen de achtergrond van het afstudeerwerk van de drie die met Mecanoo begonnen: Henk Döll, Francine Houben en Roelf Steenhuis.
De Kruisplein-prijsvraag is zeker geen eenvoudige opgave geweest. Naast de lastige stedenbouwkundige situatie kende de prijsvraag nog een tweede struikelblok in de vorm van de grote woningdifferentiatie en de hoge flexibiliteitseisen. De eerste, op ideevorming gerichte prijsvraagronde vroeg om maar liefst negen verschillende woningtypes. Deze types moesten bovendien zoveel mogelijk in elkaar veranderbaar zijn. De ontwerpers van vijf winnende inzendingen kregen in een tweede, op realiseerbaarheid gerichte ronde de kans hun ontwerp aan te passen aan de kritiek van de jury. Het aantal woningtypes werd hierbij naar aanleiding van de resultaten van de eerste ronde tot vier teruggebracht. Dit betekende eigenlijk al een eerste test in hoeverre de vijf overgebleven plannen aan de gevraagde flexibiliteit konden voldoen. Dat het plan OZOO van de Delftse architectengroep Mecanoo als winnaar uit de bus kwam en vooral bij de beoordeling van de woningplattegronden hoog scoorde, is misschien niet zo verbazingwekkend: Henk Döll, Francine Houben en Roelf Steenhuis hielden zich in het kader van hun afstuderen aan de Technische Hogeschool te Delft al langer bezig met de specifieke problematiek van veranderbare woningplattegronden. In het rapport ’’Woning en normering, de rol van het architectonisch ontwerp”, waarop ze in juni 1984 zijn afgestudeerd, pleiten ze voor de zogenaamde neutrale woning. Hiermee wordt een woning bedoeld die op verschillende manieren bewoond kan worden en dus aanpasbaar is voor een de steeds wisselende woningbehoefte. Nu, een jaar na hun afstuderen, hebben de jonge architecten van Mecanoo een dergelijke woning al kunnen realiseren in het Kruisplein-project.
Zoals al vermeld was één van de moeilijkheden van de prijsvraag de stedenbouwkundige situatie. Het driehoekige bouwterrein tussen Kruisplein en Diergaardesingel ligt precies op de grens van wonen en werken, oftewel de fijnmazige woningbouw van het Oude Westen en de veel grootschaliger naoorlogse nieuwbouw van het Bouwcentrum. Dit schaalverschil is in het ontwerp van Mecanoo opgevangen door het programma te verdelen over een laagbouwblokje en een hoogbouwblok. Het hoogbouwblok staat loodrecht op het Kruisplein en is tegen het Bouwcentrum aangeschoven. Het licht gebogen laagbouwblokje zoekt in maat, schaal en positie juist meer aansluiting bij de Westkruiskade en de Diergaardesingel. Als samenhangend geheel vormen hoog- en laagbouw een soepele overgang tussen beide schaalgebieden. Een oplossing die er eenvoudig en vanzelfsprekend uitziet.
Toch geeft deze oplossing ook een antwoord op een tweede, complexer probleem. Het prijsvraagterrein maakt namelijk deel uit van twee zijden van het bouwblok met het Bouwcentrum, twee zijden met een verschillend stedenbouwkundig karakter. De lange gevel van het Bouwcentrum aan het Kruisplein maakt de indruk dat er sprake is van een gesloten bouwblok. De Diergaardesingel heeft echter een opbouw uit los geplaatste gebouwen. Hier ligt ook de parkeergarage van het Bouwcentrum, die de Diergaardesingel het karakter van een achtergebied geeft. De twee stedenbouwkundige concepten ontmoeten elkaar op het prijsvraagterrein.
Mengvorm van stedenbouwkundige principes
Het plan van Mecanoo maakt geen keuze uit beide concepten maar neemt een mengvorm aan die de positieve eigenschappen van beide overneemt. Zo is met het hoogbouwblok het gesloten bouwblok voortgezet in een richting loodrecht op het Kruisplein. Hierdoor wordt de parkeergarage gedeeltelijk afgeschermd. De hoogbouw richt zich op de Diergaardesingel, zodat de Diergaardesingel weer een woonstraatkarakter krijgt. Het laagbouwblokje is eigenlijk een tweede afronding van het bouwblok. Het staat los van de hoogbouw, maar vormt wel samen met de hoogbouw een driehoekig openbaar gebied, dat goed past in de ritmering van open ruimtes langs de Diergaardesingel. Dit driehoekige gebied is op eenvoudige wijze als plantsoen ingericht. De opening tussen hoog- en laagbouw is vrij groot. Hierdoor ontstaat er een sterke ruimtelijke relatie tussen het Kruisplein en de Diergaardesingel, waardoor het goed bezonde plantsoen zeker aan levendigheid zal winnen.
Het hoogbouwblok is een stuk het Kruisplein opgeschoven en is aan deze zijde tien lagen hoog. Het blok manifesteert zich op deze manier duidelijk vanuit de richting van het Centraal Station gezien en is nu tevens in staat de sterk horizontaal gerichte gevel van het Bouwcentrum op effectieve wijze af te stoppen. De positie van het trappehuis als verticaal element tussen de hoogbouw en het Bouwcentrum werkt hier aan mee. De kopgevel van de hoogbouw is helemaal gesloten gehouden om het contrast met de gevel van de buurman zo groot mogelijk te houden Wel hebben de woningen hier een extra diep balkon gekregen. Een vrijstaande kolom neemt de dragende functie over van de ter plaatse van het balkon weggelaten betonwand. Aan de zijde van het Kruisplein is het hoogbouwblok twee lagen opgetild, zodat de voetgangers onbelemmerd doorgang hebben. De ruimte die ontstaan is door het optillen is tevens benut voor de ruime entreehal met de lift en de trap.
Naarmate vanuit de richting van het Centraal Station het project dichter wordt genaderd, verschijnt tussen de kolommen van de hoogbouw door langzaam het laagbouwblokje, dat een zacht afbuigende beweging naar de Westkruiskade maakt. D it blokje heeft vier woonlagen boven een onderbouw van anderhalve verdieping hoogte, bestemd voor horeca of kleine bedrijfjes. De grote hoogte van de onderbouw is aan de achterzijde benut door de vloer te laten zakken en een tussenverdieping te maken. De laagste vloer ligt nu beneden maaiveld. Om dit niveau ook van buitenaf bereikbaar te maken, is een grondkerende betonwand gemaakt. Deze wand schept ruimte voor een trap en een hellingbaan naar beneden door middel van een mooie golvende beweging. Een golvende beweging die extra wordt benadrukt door een rode balustrade bovenop de keerwand. Deze nadruk is belangrijk, omdat het hier om het enige element gaat dat de strenge symmetrie van het blokje doorbreekt.
De woningen van de laagbouw worden ook aan de achterzijde ontsloten. Via een kleine, verhoogde galerij over de lengte van het blokje wordt het portiek bereikt. Een portiek dat door een wand van glazen bouwstenen van mooi daglicht wordt voorzien.
De meest opvallende elementen van de laagbouw zijn de twee kopgevels. Deze kopgevels tonen de hoekverdraaiing die het blokje inwendig maakt. De voorzijde van het blokje heeft zes traveeën die iets taps toelopen en samen een licht gebogen vorm aannemen. De achterzijde heeft rechthoekige traveeën. Het gevolg is dat de kopgevels zijn gesplitst in twee vlakken die ten opzichte van elkaar zijn verdraaid en verschoven. De plasticiteit wordt nog vergroot doordat de wanden van het gebogen gedeelte zich losmaken van de onderbouw en op vrijstaande kolommen zijn geplaatst. De twee vlakken van de kopgevels zijn van elkaar gescheiden door een strook glazen bouwstenen, waar achter de trappen van de woningen liggen. De horizontale betonranden van de prefab glazen bouwstenen panelen liggen ter plaatse van de verdiepingsvloeren en zijn afgedekt met groene en zwarte tegeltjes. De kopgevels zijn verder strak afgewerkt met zalmkleurig pleisterwerk.
Soorten van flexibiliteit
De verschillende mogelijkheden om de woningplattegronden te veranderen kunnen in twee groepen verdeeld worden. Ten eerste is er de gebruiksflexibiliteit. Hierbij gaat het om kleine ingrepen binnen de woning zelf, ingrepen die het mogelijk maken dezelfde woning op verschillende manieren te bewonen. Hiertoe behoort het plaatsen of weghalen van niet-woningscheidende wanden en de functionele uitwisselbaarheid van ruimtes. Belangrijk zijn vooral de afmetingen en de positie van de ruimtes ten opzichte van elkaar. De gebruiksflexibiliteit vraagt om weinig of geen extra investeringen in de bouwfase, maar heeft veel aandacht nodig in de ontwerpfase. Aandacht die het mogelijk maakt op eenvoudige wijze en tegen geringe kosten de woningplattegronden aan te passen. Hierdoor kunnen en zullen de verschillende gebruiksmogelijkheden van de woningen eerder benut worden.
De tweede flexibiliteitsvorm , de verbouwingsflexibiliteit, betreft veel ingrijpender wijzigingen die door een vakman verricht moeten worden. Bij het Kruisplein is dit meestal het geval bij het koppelen of splitsen van woningen. Ook deze vorm vraagt om veel aandacht bij het ontwerpproces, maar tevens om meer investeringen in de bouwfase. Er zijn bijvoorbeeld extra leidingkokers en aansluitingen voor een keukenblok nodig zodra een grote woning in tweeën gesplitst wordt. Ook hier gaat het om investeringen die klein zijn vergeleken met de kosten die bij afwezigheid van deze benodigde voorzieningen zouden optreden. Deze vorm van flexibiliteit zal pas op langere termijn gebruikt worden, omdat er hogere kosten mee gepaard gaan. Het Kruisplein-project bevat op dit moment 41 woningen voor maximaal 118 personen. Omdat echter de mate van gemeenschappelijkheid kan variëren, telt het plan nu 105 bewoners. De woningen zijn stuk voor stuk erg ruim. Toch is de huur niet te hoog geworden. Het plan is ingediend alsof het uit woningwetwoningen bestaat, hoewel het niet binnen de normering van de woningwet valt. De situatie maakt deel uit van een stadsvernieuwingsgebied, zodat er vergelijkingshuren konden worden toegepast. De huren komen uiteindelijk uit op gemiddeld zo’n f 285, — per kamer per maand. Dit bedrag is all-in. De huurprijs per persoon varieert met de mate van gemeenschappelijkheid.
Dank zij de uitgekiende opbouw en stapeling van de woningen heeft het hoogbouwblok slechts om de drie lagen een ontsluitende galerij nodig. De lift stopt alleen op de galerijverdiepingen. De woningen die zo gestapeld zijn dat er wel op iedere laag een ingang nodig is, liggen direct aan het hoofdtrappenhuis of aan het tweede trappenhuis. Deze woningen kunnen dan vanuit de lift bereikt worden door met de trap nog één verdieping te stijgen of te dalen. De trappenhuizen zijn zo transparant mogelijk gehouden, onder andere als preventief middel tegen vandalisme. Hetzelfde geldt voor de twee gemeenschappelijke ruimtes op de begane grond. Vanuit deze ruimtes kan het terrein tussen de hoogbouw en de parkeergarage overzien worden. De parkeergarage heeft trouwens op de begane grond een afsluiting gekregen die afwisselend uit glazen bouwstenen en hekwerk bestaat. Deze afsluitende wand is ook door Mecanoo ontworpen. Behalve de gemeenschappelijke ruimtes op de begane grond heeft de hoogbouw ook nog een ruim dakterras dat voor alle bewoners toegankelijk is. Twee Corbusiaans-aandoende betonwanden zorgen voor beschutting tegen de wind.
De galerijen hebben een dak gekregen dat uit dezelfde elementen is opgebouwd als de galerij zelf: betonnen platen opgelegd op consoles. Door dit massieve dak worden de galerijen sterke plastische elementen in de noordgevel. Het is alsof ze er als kokers tegenaan zijn gehangen. Ook is er hierdoor een sterk besloten karakter ontstaan, dat nog versterkt wordt door de balusters van het hekwerk die over de volle galerijhoogte doorlopen. Het vreemde aan deze opbouw van het galerijdak is dat op de galerij zelf de indruk wordt gewekt dat de volgende verdieping een eigen ontsluiting heeft. En dit is dank zij de slimme stapeling van de woningen nu juist niet het geval.
Bewust, soms uitbundig gebruik van kleur
De noordzijde van het hoogbouwblok is grotendeels met witte Eternit Fassal-platen afgewerkt. De detaillering hiervan heeft veel aandacht gekregen, omdat verkeerde aansluitingen van de platen een snelle vervuiling tot gevolg kan hebben. De kleuraccenten van de witte noordgevel zijn geconcentreerd op de galerijen, de plek die door de gebruikers het meest direct wordt beleefd. Het meest opvallend zijn de felgele ingangsdeuren, de donkerblauwe panelen naast de deuren en de rode bovenste regel van het zwarte hekwerk. Een mooie, gewaagde kleurencombinatie vinden we aan de kant van het hoofdtrappenhuis waar de lila-blauwe toegangsdeur van de galerij in een turquoise pui is geplaatst. De zuidgevel van de hoogbouw is veel uitbundiger van kleur. Het felgele hekwerk springt het meest in het oog. D it hekwerk heeft, evenals de galerijhekken aan de noordzijde, balusters die over de volle verdiepingshoogte zijn doorgezet en soms zelfs voor de verdiepingsvloeren langs schieten. Deze balusters volgen een eigen maatsysteem dat onafhankelijk is van de betonnen draagstructuur. Hierdoor krijgt de gevel een tweede ritme dat afwijkt van het ritme van de draagstructuur. Vanaf de Diergaardesingel gezien werkt dit goed, maar vanaf het Kruisplein vorm t het geel een waas en wordt de rest van de gevel te veel weggedrukt.
De betonnen draagstructuur heeft op de verdiepingen die door een galerij ontsloten worden een afwerking gekregen van blauwe prefab betonbanden. D it geldt ook voor de woningen die direct vanuit een trappenhuis bereikt kunnen worden. Het blauw geeft dus eigenlijk aan de zuidgevel een aanduiding van het ontsluitingssysteem aan de noordkant. De puien van een aantal woningen liggen vooraan in de bouwstructuur. D it gebeurt bij de kleine Y2’-types en bij de Z3-types. A l deze woningen liggen in de zones met de blauwe prefab betonbanden. De rest van de woningen heeft een smal vluchtbalkon gekregen door het terugleggen van de pui. Op eenvoudige wijze is zo een gevel ontstaan met een sterke plasticiteit.
De naar voren geschoven puien hebben witte kozijnen met lichtgrijze draaiende delen en eveneens lichtgrijze panelen. De terugliggende puien hebben witte kozijnen met panelen die iets donkerder grijs zijn. De deuren zijn turquoise en de draairamen dieprood. De onderbouw van het hoogbouwblok wordt grotendeels door bergingen in beslag genomen. De deuren van de bergingen zijn diepblauw en zijn in een zwart kozijn gevat. De gevel van de onderbouw is hier van grijs metselwerk. Door de bovenbouw op kolommen te zetten en de gevel van de onderbouw een stuk naar binnen te leggen, ontstaat er een overdekte route naar de hoofdingang, een route die ook gebruikt kan worden als verbinding tussen Kruisplein en Diergaardesingel. Het maken van een dergelijke handreiking naar de gebruikers toe vinden we niet alleen hier, maar op meer punten van de onderbouw van beide blokken. Deze sterke wisselwerking tussen situatie, gebruik en gebouw maakt dat het ontwerp, ondanks de strakke, functionele opzet, toch een vriendelijke indruk maakt. Hier werkt het kleurgebruik sterk aan mee. Het is ook deze vrije behandeling van de onderbouw, het grensvlak van situatie en gebouw, die stedenbouw en architectuur in het ontwerp van Mecanoo vloeiend in elkaar doet overgaan. De aandacht die door Mecanoo aan de directe omgeving van het gebouw is besteed, speelt hierbij ook een rol. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het plantsoenontwerp dat uitgewerkt is door de afdeling Groen van Stadsontwikkeling Rotterdam naar een oorspronkelijk ontwerp van Mecanoo. Hier is een grasveld aangelegd dat iets is verhoogd in de hoop dat het dan minder snel door iedere voorbijganger belopen zal worden. Er kom t één boom en een bank in een ronde betonnen wand die zich afkeert van het Kruisplein. Aan het Kruisplein zijn drie bomen bijgeplant op voorstel van Mecanoo. Deze bomen staan voor de laagbouw en continueren de rij bomen voor het Bouwcentrum. Een rij kolommen van de hoogbouw ligt op één lijn met deze bomenrij. Ook de bestrating rondom het ontwerp is voor een groot deel door Mecanoo uitgewerkt.
Kruisplein voor Mecanoo overtuigend begin
Het Kruisplein-project toont al aan dat de jonge architectengroep tot veel in staat is. Een groep die overigens al tot vijf architecten is uitgegroeid. Erick van Egeraat en Chris de Weijer maken er nu ook deel van uit en hebben elk hun bijdrage aan dit project geleverd. Behalve uit het ontwerp voor het Kruisplein blijkt het kunnen van Mecanoo uit het winnen van een prijs bij de Unesco-prijsvraag in 1984 en een onlangs gewonnen prijsvraag in Groningen. Intussen worden ook zes woningblokjes in de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken voorbereid. waarvan binnenkort de eerste twee in uitvoering genomen zullen worden.
Het betreft in al deze gevallen invullingen in stadsvernieuwingswijken, invullingen die zich kenmerken door een zorgvuldige inpassing in de omgeving, maar juist ook door de kwaliteiten van de inwendige organisatie.
Ook van het project Kruisplein kan gezegd worden dat de kwaliteiten niet alleen aan het oppervlak liggen. Naast de sterke architectonische en stedenbouwkundige kant ligt de kwaliteit van dit project vooral ook in de woningen. Woningen die in een behoefte aan een grote diversiteit van woonvormen voorzien. Het project heeft hiermee nu al grote waarde, en die waarde zal het blijven houden, dank zij de mogelijkheden tot aanpassing aan de veranderende behoeften. Evenals de woningbouw van Mulder en Parijn aan de Honingerdijk te Rotterdam (zie de Architect maart 198 5) toont dit ontwerp dat flexibiliteit op eenvoudige wijze bereikt kan worden. Voorwaarde is wel een grondige voorstudie van de gewenste mate van flexibiliteit en hoe deze het beste bereikt kan worden. Deze voorstudie is bij het Kruisplein voor een groot deel verricht door de vele deelnemers aan de prijsvraag en door de organisator ervan. Het bieden van de passende oplossing is de grote verdienste van Mecanoo. Het Kruisplein-project geeft een prima voorbeeld van de neutrale woningen waarover Henk Döll, Francine Houben en Roelf Steenhuis in hun afstudeerwerk spreken. Neutrale woningen die nog nauwelijks gerealiseerd worden en waarvoor ook nog geen plaats is gemaakt in de huidige huur- en subsidieregulering. Na dit project zou een ieder zich moeten afvragen waarom niet.
Dit artikel is gepubliceerd op 9 juli 1985.