Stopera Amsterdam door Holzbauer en Dam

Door Donald van Dansik - De plannen voor de Stopera hebben plaats gemaakt voor het gerealiseerde Muziektheater. Het is groot en neemt een relatief groot deel van het cultuurbudget in beslag. Groot genoeg om jaren met al dan niet vrolijke verbetenheid tegenaan te schoppen. Actiegroepen en vele andere acteurs op het toneel van verzet en politieke besluitvorming wisselden elkaar af. De architect bleef. Het is niet in de laatste plaats een verdienste van de beminnelijke Holzbauer dat er een Muziektheater in de hoofdstad staat. Holzbauer en Dam trokken hun register open en overstralen aldus de zwakkere aspecten. De laatste protestanten likken nostalgisch de bijna vergeten wonden. Pragmatisme overheerst, de opera is open. Wat staat daar nu aan de Amstel? Donald van Dansik en Dirk Jan Postel gingen samen met fotograaf Piet Rook op pad. In 'theater als alibi' wordt de grote lijn uiteengezet, terwijl 'een gewoon gebouw' de details beschrijft.

MOTTO:
”Het prestige van de opera, dat mijn hele leven door niets is ondermijnd,werd van meet af aan in belangrijke mate gevoed door het aura waarmee  hij een hele uitverkoren wijk omkranste.
Terwijl het museum voor Schone Kunsten, volgens mij slachtoffer van een ongelukkige nabijheid, leed onder de onbevalligheid die alle vormen van onderwijs kenmerkt; ging de opera, gespeend van enige pedagogische bezoedeling, al snel — schitterend in zijn isolement — de enige schuilplaats van ’het ware leven’ verbeelden.
Een radicaal onvermogen, bevestigd in de loop der jaren, om ook maar de meest elementaire aspecten van de muziek te bevatten, heeft bij mij dat prestige alleen maar verhoogd; voor het lyrische theater, niet in staat tot een gemotiveerd oordeel waartoe het inzicht mij ontbreekt, is me de mentale restrictie ontzegd en ben ik geneigd alles ineens af te wijzen, öf voor de betovering te vallen, zonder enige terughoudendheid.”

Julien Gracq, La Forme d'une Ville.

Over het Muziektheater is al teveel geschreven, wat nog rest is beschrijven. Goede fotografie, duidelijke plattegronden en een korte toelichting zijn de laatste reden om nog iets aan het papier toe te vertrouwen. Al die publiciteit heeft door de pure omvang en de vasthoudendheid van de auteurs een onvermoed bijeffect. Als men dezer dagen de theaterbezoekers van het Amsterdamse Muziektheater gade slaat valt een ongewone belangstelling voor de bouwkundige omgeving op. Het lijkt erop dat het theaterbezoek een alibi is geworden voor het ondergaan en keuren van de theaterarchitectuur. Mooi of lelijk: het Muziektheater is Architectuur en de bezoeker kan niet na de voorstelling de stad inlopen zonder een oordeel op basis van waarneming ter plekke te hebben opgedaan over deze bouwkundige spraakmaker.

Gelukkig is het Muziektheater vrij gebleven van een vorm van wankelmoedigheid die politici noopt sociale woningbouw bij prestigieuze grote gebouwen te veroorzaken. De realisatie van het gebouw leidde tot een dramatische schaalvergroting in het stedelijk weefsel, op een locatie die voorheen zes blokken bevatte. Toch is de bijdrage aan de skyline van Amsterdam timide gebleven. Vanaf het Mr. Visserplein steken de puntmutsen van het Amro kantoor er boven uit en vanaf de Torontobrug, of zelfs de Blauwbrug, oogt het gebouw bescheiden van omvang.

De ’andere’ zijde van het complex zoals het zich toont aan de passant die vanaf het Visserplein komt. Rechts de aanzet van de kantoorvleugel van het stadhuis en op de voorgrond de Mozes en Aaronkerk - Beeld P.A.C. Rook

Vooral 's avonds is de helder verlichte foyer — volgens Van Eyck in de Haagse Post (13-9-1986) een enorme broodjestent — een opvrolijkend lichtbaken na de jarenlange eclips van het Waterlooplein.
Het uitbuiten van de stedebouwkundige mogelijkheden door aansluiten of inpassen van herinrichtingsplannen voor de omgeving van het Waterlooplein bij het plan voor het Stadhuis/Muziektheater is nauwelijks aan de orde geweest. Beperkte mogelijkheden die zich aandienden bleven onbenut. Een reconstructie van het blok tussen Jodenbreestraat, Waterlooplein en Houtkopersdwarsstraat is niet benut om het profiel van deze laatste straat wat op te vijzelen. De enige straat dwars op de noord-oost gevel van het stadhuis, vanwaar enige afstand tot het gebouw kan worden genomen, behield zijn profiel vrijwel ongewijzigd. De noord-oost gevel werd een hoge, fel rode, strak geordende vlakke wand, bestaande uit drie herhaalde segmenten kantoorgevel (baksteen in tegelverband, met openingen die deels als raam en deels als vliesgevel zijn uitgevoerd), gescheiden door drie identieke, over de gehele gebouwhoogte gearticuleerde ingangspartijen. Op de smalle strook tussen de noord-oost facade van het stadhuis en de noordwand van het Waterlooplein zal de befaamde Waterloopleinmarkt — op een overigens vrijwel gelijke oppervlakte — moeten terugkeren. Het stadhuis biedt echtereen totaal andere kwaliteit als nieuwe facade van het marktterrein; er is niet naar een moderne vertaling gezocht van de rijkdom van het vroegere marktplein tussen Mozes en Aaronkerk en Blauwbrug, aan weerszijde omgrensd door een grillig gearticuleerde wand. De maat van het gebouw is nergens begrensd met architectonische middelen, die een gevel leesbaar en meetbaar maken als een geheel waarbinnen de delen een logische plaats vinden. Waarom niet nog een vierde segment en waarom niets met het begane grondniveau gedaan? De compositie verzet zich daar niet tegen; het in potentie dramatische middel, de cylinder met de vergaderruimten, draagt ook niet bij aan de beëindiging van het gebouw.

Op een schets uit 1979 blijkt de L-vorm van de kantoorvleugels in het hart doorsneden te worden door een vide over de gehele gebouwhoogte. Een bouwkundig element waarmee intern de verdiepingen visueel verbonden worden. In het gerealiseerde ontwerp bestaat deze vide in rudimentaire vorm alleen nog in de noord-west vleugel aan de Zwanenburgwal, de noord-oost vleugel is smaller geworden en van het grootse gebaar van een vide met daglicht rest nu nog een passage op de begane grond, waarin de trekstangen van de kapconstructie de indruk van een verlaagd plafond wekken. Aan deze passage is een reeks functies geschakeld, die ten dele direct met het stadskantoor te maken hebben (drukkerij, crèche, pers- en voorlichtingsruimten) en ten dele een algemene rol vervullen (zaal voor buurtactiviteiten, postkantoor). Een galerij aan de plein (markt) zijde zou zowel een permanent (ook na kantooruren) openbaar toegankelijke semi-overdekte looproute hebben opgeleverd, als een mogelijkheid om de meer algemene functies aan de stedelijke openbare ruimte te situeren. Helaas is krampachtig vastgehouden aan het opvullen van de galerij met publiekstrekkers, alle enigszins openbare functies van het stadhuis; wat maar ten dele lukt doordat bijvoorbeeld het Muziektheater een gesloten wand naar de passage keert. Pas halverwege de passage is er aan de theaterzijde een opening gesitueerd, de toegang tot het kassagebied, doorlopend tot de Amstelzijde van het complex. Voorts is het illusoir te verwachten dat deze passage kan wedijveren met een welvoorziene winkelpassage, zij verbindt geen verderop gelegen aantrekkingspolen en sluit niet aan op bijvoorbeeld een brug.

Situatie van het complex van het Muziektheater en Stadhuis aan de oever van de Amstel.

De doordringbaarheid van het Stadhuis/Muziektheater complex wordt vormgegeven door een passage tussen noord-oost vleugel en theater en dwars daarop door de dubbele verbinding tussen markt en  Amstel, één via het kassa gebied van het theater en één langs de loketten in de noord-westelijke stadhuisvleugel door de open lucht. Deze routes kunnen tijdens kantooruren zorgen voor een zekere levendigheid. Waarschijnlijk zal het bestemmingsverkeer de overhand hebben, tenzij de roze cirkel van André Volten een prestidigitateur of saltimbanque van het voorplein van het Centre Georges Pompidou weet te verlokken.

Aan de noord-oost zijde is één publieke functie, die niet aan de passage maar aan de stedelijke openbare ruimte is gesitueerd: een marktcafé. Dit bevindt zich in een cylindrische ruimte in de noordhoek van het gebouw, met uitzicht op markt en het water van de Zwanenburgwal.
Aan de zijde van de Zwanenburgwal zijn kwartcylinders die de verticaliteit van de ingangspartij articuleren aan verschillende, tegenovergestelde, zijden van de ingang geplaatst. Dit in tegenstelling tot de noord-oost zijde, waar deze cylindrische vormen steeds aan de noordzijde van de ingangspartij staan — alsof hier een poging tot het creëren van symmetrie wordt ondernomen. Alsof hier naar een architectonisch middel is gezocht om een geheel aan te geven als kader voor de delen. Verder wijst echter niets in de facade op een dergelijke intentie. De verklaring moet dan ook in de plattegrond worden gezocht: de noordelijke ingangspartij sluit aan op de passage (is erin gesitueerd), terwijl de zuidelijke aansluit op de entree tot het raadzaal gedeelte aan het andere einde van deze gevel.

Tonen de facades aan de noord-oost en noord-west zijde nog een zekere eenvoud in de keuze van materialen en de aanwending van middelen (de materialen glas, baksteen en aluminium en de formele middelen; horizontaal wordt de geleding van de openingen in de gevel herhaald, verticaal is deze geleding gedifferentieerd met onderscheid in articulatie van de begane grond, de eerste verdieping, de tweede en derde verdieping en voorts de vierde en vijfde verdieping), de facade aan de zuid-west zijde daarentegen toont een ware kakofonie van materialen en formele middelen.
Juist deze facade aan een drukke verkeersweg, met een pleintje op het snijpunt van Waterlooplein en Nieuwe Amstelstraat en een grillig gearticuleerde wand aan de overzijde, zou hebben gewonnen bij een strakke benadering, een beperking van materialen en middelen, op het punt waarop het pièce de résistance van het gebouw, het marmeren scherm rond de foyer, zich reeds aankondigt.

Gezicht vanuit het zuiden over de Amstelbruggen met op de achtergrond de bescheiden contouren van het Muziektheater - Beeld P.A.C. Rook

Doordat het kolommen raster van het Muziektheater 6° is gedraaid ten opzichte van de L-vorm van het stadhuis, ontstaat aan de zuid-oost gevel van het theater, tussen het uitstekende scherm van de foyer (met op de begane grond de nooduitgang) en doorschietende vleugel van het stadhuis een aardige verwijding van het Waterlooplein, tegelijk een min of meer omsloten ruimte aan de gevel van het theater vormend. Uitdaging voor een Naum Gabo voor de Rotterdamse Bijenkorf? De architecten vulden een deel van deze (rest?) ruimte met een verlaagde sleuf voor lichttoetreding van de kelderverdieping. Het gemeentelijk vervoerbedrijf wist daarop aansluitend niets beters te verzinnen dan deze ruimte lukraak te vullen met een overgedimensioneerde paraplu, die op potsierlijke wijze het trappehuis van het onder het theater gelegen metrostation overdekt. De metrotrappen sluiten perfect aan op de nooduitgang! Waarom moest deze uitgang daar worden aangelegd en bovendien nog overkapt worden? De metroreiziger wordt uiteindelijk toch aan de meteorologische realiteit overgeleverd. Er zijn voldoende voorbeelden van metro- uitgangen die minder pontificaal met de beschikbare ruimte omgaan.

De zuid-west gevel aan de Amstel schenkt de stad of liever de stedelijke wandelaar het prachtscherm, dat als een dun, ampel met marmer bekleed betonnen vlies van de stopera een Muziektheater heeft gemaakt. De verlichting is zo aangebracht dat de vliesgevel van binnen uit gezien spiegelt, waardoor een zekere beslotenheid van de foyer ontstaat. Wie het gebouw ’s avonds van buiten af bekijkt ziet een helderverlichte, transparante ruimte.
De nieuw gecreëerde openbare ruimte aan de Amstel is gedifferentieerd,zonder en duidelijke ruimtelijke bepaling. André Volten bedacht voor die ruimte, langs de Amstel en voor de prestigieuze hoofdingang voor beide gebouwen — vage reminiscentie aan Holzbauers financiële redding van het project en van hemzelf als architect van het gebouw — een gesloten, autonome vorm: een cirkel. Het roze natuurstenen object ligt als een boven de grond uitstekende schotelrand, zacht neigend naar de ingang, hoopvol wachtend op publiek.3

De architecten wilden een gebouw als een feest, wat men daarvan mag verwachten is minstens een elegant bewegen in en rond het gebouw. De bezoekers per auto zouden bijvoorbeeld kunnen worden uitgezet onder de luifel van de ingang, waarna de chauffeur in de parkeergarage afdaalt om zijn vehikel tot na de voorstelling te vergeten. De plaatsing van de toegang, op de hoek van Amstel en Waterlooplein, dwingt deze chauffeur tot weinig elegant rangeren, alsof het idioom van de verkeersdrempel tot voor het theater moest worden gehandhaafd.
Natuurlijk is het allang te laat om te treuren over gemiste kansen. Het Muziektheater is verrezen, de voorstelling is begonnen. Blij toe. Het gerealiseerde gebouw — misschien doordat het er zo gewoon uitziet — echter, lokt een nieuw ontwerp uit en het kwam me verleidelijk voor daarop een voorzichtig voorschot te nemen. Het is te hopen dat de gemeentelijke planners de potentiële impuls die van het Muziektheater kan uitgaan een reële kans geven.