Openbare bibliotheek in Amsterdam door Jo Coenen

Door Christoph Grafe - Een zo groot mogelijk publiek verleiden om kennis te nemen van het aanbod aan boeken, tijdschriften en andere media. Dat is een belangrijke eis in de beleidsplannen van de meeste grote openbare bibliotheken, niet alleen in Nederland. In veel recente nieuwe gebouwen staat de aanwezigheid van boeken als belangrijkste informatiedrager dan ook niet meer centraal. De bibliotheek wordt opgevat als een warenhuis voor cultuur en recreatie, en als een onderdeel van de eigentijdse belevingseconomie.

De opening van de nieuwe openbare bibliotheek in Amsterdam, de grootste van Nederland, is zonder meer een sensatie. Nu het voltooide gebouw toegankelijk is voor het publiek, is Amsterdam ineens een openbaar gebouw van betekenis rijker dat veel aandacht trekt. In de eerste week hebben 75.000 bezoekers de weg langs bouwhekken en over tijdelijke loopbruggen naar het nieuwe gebouw gevonden en zijn begonnen de bibliotheek in te nemen en te gebruiken.

De bibliotheek zoals hij niet lang te zien zal zijn. Het gebouw wordt in de toekomst links geflankeerd door een appartementencomplex door Meyer en Van Schooten Architecten en rechts door het conservatorium en een kantorenblok naar ontwerp van de Architekten Cie.. - Beeld Rob Hoekstra

In Amsterdam heeft Jo Coenen nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de traditie van de bibliotheek als een openbaar gebouw waarin de kennis van eeuwen wordt opgeslagen, zichtbaar gemaakt en gerepresenteerd. Voor Nederland is dit uitzonderlijk. Anders dan in Engeland, Amerika of Duitsland, waar monumentale gebouwen in de negentiende eeuw het geloof van een geëmancipeerde burgerij in de waarde van kennis en opvoeding verbeeldden, heeft de verzuiling het ontstaan van algemene openbare bibliotheken vertraagd. Nog in 1977 werd er in Rotterdam voor gekozen om een grootstedelijke bibliotheek de vorm van een ministructuur te geven.
Het ontwerp van Coenen laat niets zien van het onbehagen met de metropool dat ook in Amsterdam lang een belangrijke factor in de ontwikkeling van de stad is geweest. In het nieuwe gebouw wordt de opgave van de onderneming zonder veel omhaal getoond, en is zowel binnen als buiten duidelijk zichtbaar.

Deels is dit het resultaat van het masterplan van Erick van Egeraat, dat voor het Oosterdokseiland een dichte bebouwing van tien of meer lagen voorzag. De strenge stedenbouwkundige richtlijnen waren tot in detail bindend. Binnen deze randvoorwaarden moest Coenen een oplossing vinden die zich verhoudt tot de reeks repeterende gevels aan het water en die tegelijkertijd het karakter van een openbaar gebouw als verbijzondering aanduidt. Daarbij kwam dat door het extreem nauwe profiel van de zijstraatjes aan weerszijden van een groot gedeelte van het gebouw weinig licht zou krijgen. Om dit te voorkomen treedt het volume aan deze kanten enkele meters terug en wordt een groot deel van de westgevel ingenomen door een grote concave pui die straks een barokke verwijding van de smalle straat zal vormen, maar voorlopig op een enorme serre lijkt. De kantoren voor de  markt, in Van Egeraats plan geplaatst boven de bibliotheek, zijn door Coenen in een apart gebouwdeel aan de spoorzijde georganiseerd. Deze operatie maakte het mogelijk om de bibliotheek uit te werken als een zelfstandige compositie. De stapeling van vloeren en afwijkingen in het volume worden gevat in een groot en stevig frame van kalksteen. Drie zware  steunen dragen aan de voorkant een enorme uitkragende luifel op 40 meter hoogte.

Vanaf het voorplein onder de luifel betreedt de bezoeker het gebouw. De lage entreehal ontsluit een 30 meter hoge vide, die in één keer de volledige hoogte van het gebouw van binnen ervaarbaar maakt en tevens als luchtschacht werkt. Links bevindt zich de verdiepte kinderafdeling en de schuin daarachter gelegen tijdschriftenafdeling die als een reeks terrassen onder een tweede vide aan de zijkant is gelegen. De als witte lichtsculpturen vermomde roltrappen leiden naar de bovenverdiepingen met de boekencollectie. Deze zijn, op de  afdeling multimedia na, in grote lijnen identiek ingericht.Het vroegtijdig door de architect afgedwongen materiaalgebruik - gladde witte plafonds (mogelijk door verhoogde vloeren), witte kolommen, met kalksteen beklede kernen en de in grijs vilt of donker parket uitgevoerde vloeren - geeft aan het interieur een opvallend sereen karakter. Helemaal bovenin stopt de roltrap en leidt een brede houten trap naar de toneelzaal en het restaurant met zijn eigen terras onder de luifel. De kantoorverdiepingen rondom een patio die zich boven het restaurant bevindt, zijn niet toegankelijk voor het publiek.

Coenen heeft een veelheid aan architectonische motieven overtuigend tot een ruimtelijk geheel weten te smeden. Dit krijgt een bijzondere betekenis aangezien een groot deel van de uitvoering zich aan de invloed van de architect heeft onttrokken. Na het voltooien van het uitgewerkte definitieve ontwerp werd Coenen door de gemeente Amsterdam en de betrokken projectontwikkelaar grotendeels buiten het bouwproces gehouden. De gevolgen van deze keuze zijn zichtbaar in ontoereikend gecoördineerde maatvoeringen en detailoplossingen. Het gebouw is een voorbeeld van een eigentijdse  uitwerking van een openbare bibliotheek, maar helaas ook van een algemeen aanvaard gebrek aan inzicht in de taak en de positie van de ontwerper. Dat dit een voormalige rijksbouwmeester en ontvanger van de BNA kubus kan overkomen, geeft zeer te denken. Desondanks is de bibliotheek een prestatie, vooral omdat Coenen weerstand heeft geboden aan het concept van het drempelloze warenhuis en in plaats daarvan contrasten tussen dynamische ruimtes en stille plekken voor het lezen en studeren heeft uitgewerkt. Het resultaat is een gebouw waarin de verzamelde kennis lichamelijk en ruimtelijk tastbaar is.