In de sociale woningbouw kan men twee tendensen onderscheiden. De ene leidt tot de universele woning, de andere tot de specifieke. De universele woning is ruimtelijk en bouwkundig optimaal aanpasbaar aan veranderende woonwensen. Daartegen is de specifieke woning als het ware een bijzondere uitdrukking van leefstijl, ruimtebehoefte en maatschappelijke status. Veranderingen in leefstijl of levensfase noodzaken hierbij tot verhuizingen omdat de ruimtelijke kenmerken niet of moeilijk veranderbaar zijn. Dit onderscheid in woonvorm staat los van het onderscheid naar financieringscategorieën. Wel zijn er verschillen ten aanzien van ligging, locatie en bereikbaarheid in de twee door de Dienst Volkshuisvesting ontwikkelde woonscenario's, gebaseerd op genoemde tendensen.
In de studie werden deze twee woonscenario’s gerelateerd aan twee, door de Dienst Ruimtelijke Ordening ontwikkelde, ruimtelijke modellen. De verschillen tussen beide modellen vloeien voort uit de opvattingen die men kan hebben over de invulling van een perifeer gelegen gebied als het Olympisch Stadionterrein. Enerzijds kan men inspelen op specifieke situatiegebonden factoren, zoals bijvoorbeeld het water, de recreatieve voorzieningen of het netwerk van hoogwaardige infrastructuur (Ringweg Zuid, AlO, Schiphollijn e.d.). Een dergelijk model onderscheidt deelgebieden met een eigen karakter. Anderzijds kan de morfologie van de bestaande stad primair gesteld worden. Het terrein grenst aan de door Berlage ontworpen Stadionbuurt, die gekenmerkt wordt door een hoogwaardig woonmilieu. Dit kan leiden tot een model waarin gestreefd wordt naar een eigentijdse voltooiing van het erfgoed van Berlage: ’’gebeeldhouwde wanden, die straten en pleinen omsluiten”. Door de twee woonscenario’s te relateren aan deze ruimtelijke modellen ontstonden nieuwe ideeën, weergegeven in beeldreeksen. Het inspelen op specifieke situationele gegevens bleek daarbij het meest inspirerend te zijn. De bestaande garages rond het Stadionplein vormden bijvoorbeeld de aanleiding tot het zoeken van nieuwe parkeeroplossingen, waarbij het parkeren — ook op de verdiepingen — met het wonen wordt geïntegreerd. Zelfs werd onderzocht of het uit 1928 daterende Stadiongebouw (van Jan Wils) verbouwd zou kunnen worden: wonen op de tribunes. Dit vormde de aanloop tot het ontwikkelen van een ringvormige woonbebouwing in een compacte stapeling. Verder werd bijvoorbeeld onderzocht hoe het wonen gerelateerd zou kunnen worden aan het water of zelfs aan de tennisbaan.
De neerslag van deze verkennende studies is terug te vinden in twee samenvattende schetsen voor de stedenbouwkundige hoofdopzet. In de ene opzet, Stadsrand genoemd, ligt het accent sterk op de specifieke kenmerken van de situatie. Onderdelen zijn: de arena, de watertuin, de toren en het gesloten bouwblok. In de andere opzet, Stadswijk genoemd, wordt prioriteit gegeven aan de samenhang met de bestaande stad en het plan Berlage. Ook in deze opzet is differentiatie in woonomgeving en openbare ruimten te vinden, maar deze is ondergeschikt aan de samenhang die nagestreefd is. Vervolgens is de vraag gesteld in hoeverre de scenario’s betreffende universele c.q. specifieke woningen passen bij de twee stedenbouwkundige modellen. Er werden twee architectenbureaus ingeschakeld, die in korte tijd hun eigen interpretatie van deze vraag moesten uitwerken.
Bij de keuze van de bureaus werd uitgegaan van een zekere affiniteit met de vraagstelling. Madeleine Steigenga en Ria Smit werkten het model Stadsrand uit, gekoppeld aan de specifieke woonscenario’s. De Architekten Cie het model Stadswijk, gekoppeld aan de universele woning. In het plan Steigenga/Smit wordt de aansluiting met de Stadionbuurt veilig gesteld door twee woonblokken. Vervolgens zijn binnen het plangebied vier verschillende en bijzondere woon- en bouwvormen ontwikkeld. De woongebouwen zijn zo veel mogelijk naar de rand van de locatie gedrukt, waardoor optimaal gebruik gemaakt kan worden van de specifieke gegevens. De bouwvormen zijn gerelateerd aan de situering, de woningtypen aan uitgesproken leefstijlen. Daarbij zijn situering, bouwvorm en woningtype vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het duidelijkst is dit bij het Bootwonen -v o o r vaarfanaten— en bij de Burcht voor bangeriken. De woningen in het Kinderparadijs daarentegen zijn wel specifiek, maar niet situatiegebonden. We vinden deze woningen daarom in een qua vorm neutraal blok, dat zijn karakter ontleent aan een functioneel thema.
Het plan Steigenga/Smit maakt duidelijk dat het denken vanuit specifieke woonscenario’s niet in alle gevallen hoeft te leiden tot eenduidige oplossingen. Met eenvoudige middelen en neutrale stedenbouwkundige vormen is een trefzekere aansluiting tussen oud en nieuw bewerkstelligd. Hieraan zijn expressieve, specifieke bouwvormen toegevoegd. Het plan laat zien dat integratie én verbijzondering goed verenigbaar zijn.
De Architekten Cie presenteert een moderne variant op het Berlageplan. Het plan omvat vier thematische superblokken. die qua richting aanhaken bij de Stadionbuurt. Enkele kleinere stedenbouwkundige elementen worden gebruikt als overgang of afronding. In het plan Berlage geven brede lanen en wegen en royale pleinen, soms gecombineerd met een onregelmatig stratenpatroon, aanleiding tot een monumentale plaatsing van gebouwen. Een dergelijke relatie tussen stedebouw en architectuur bestaat niet in het plan van de Architekten Cie. De reusachtige blokken zijn dominant. Niet het stelsel van openbare ruimten, straten, pleinen en singels zet de toon, maar de thematiek van de binnenterreinen. De woningen in het Supportersen het Tennisblok zijn neutraal qua plattegrond, met slechts kleine verschillen tussen de blokken. Differentiatie naar grootte ontbreekt, maar wel zijn aanpassingen in de indeling mogelijk. Dit geldt ook voor de woningen in het Waterblok, dat wel verbijzonderd is in relatie tot de situatie. Het Autoblok, dat als een stadspoort over de Amstelveenseweg is gebouwd, is het meest specifiek. Bovendien is het thema van dit blok zo overheersend, dat ook een speciaal woningtype werd toegepast, het drive-in appartement.
De Architekten Cie heeft op basis van het universele scenario in korte tijd een beeld uitgewerkt. In het neutrale superblok, dat zijn identiteit ontleent aan het binnenterrein, wordt het universele aspect tot in het uiterste doorgetrokken. De eenvoudige woningen zijn niet gekoppeld aan een maatschappelijke context. Toch blijkt ook in dit plan een bijzondere ligging te vragen om een specifieke stedenbouwkundige invulling, die al dan niet gerelateerd kan worden aan de woningplattegronden.
Het nut van dergelijke theoretische studies, waarin de uitgangspunten als het ware in een ontwerp geëxtrapoleerd worden, is het zoeken naar nieuwe of andere mogelijkheden. Vooral de vrije stedenbouwkundige interpretaties laten goed de potenties zien, die het gebied rondom het Olympisch Stadion in zich heeft. Het is niet de opzet om een keuze uit een van de modellen te maken. De vraag is welke relaties er zijn tussen woonscenario, stedenbouwkundige opzet en locatie. Uit deze studie blijkt dat er geen eenduidige relaties zijn. Dergelijke analyses kunnen echter mogelijk leiden tot een optimale visie op het plangebied en een programma, dat de mogelijkheden van de locatie uitbuit. Het is zinvol om hierbij op strategische momenten externe architecten of stedenbouwkundigen in te schakelen. Daarbij kan de opdracht zijn het maken van verkennende illustraties, zoals de Architekten Cie en Steigenga/Smit in deze context deden. Maar ook kan de opdracht het toetsen van een verder uitgewerkt programma omvatten of het concretiseren van abstracte modellen. Een extraverter planvoorbereidingsproces kan mogelijk leiden tot inspirerender programma’s van gemeentezijde. Voor het gebied rond het Olympisch Stadion is met deze studies bijvoorbeeld aangetoond dat een ongeamendeerde voortzetting van het patroon van Nieuw-Zuid niet voor de hand ligt.