Je loopt, nog maar net in de DDR aangekomen, over de Friedrichstrasse en ziet bij de kruising met Unter den Linden een merkwaardig gebouw ontstaan. Bescheiden pilasters in het gevelvlak en een staalconstructie om de kap te steunen, terwijl de constructie eronder van beton is. Wat aardig. Post-moderne vormelementen en een composiet- constructie. Wie zei daar dat ze in het oostblok altijd achterlopen? Op de hoek van de Behrenstrasse, de andere kant van het blok, blijkt er een addertje onder het gras te zitten: dit Grand Hotel met 600 bedden wordt in samenwerking met de Japanse maatschappij Kajima gerealiseerd. Toch een beetje import dus. Qua maat, schaal en uitdrukking is het overigens zeker een Duits gebouw. Een min of meer representatief voorbeeld voor de manier waarop de Friedrichstrasse wordt gereconstrueerd.
De Friedrichstrasse vormde het hart van de 18de-eeuwse stadsuitleg in zuidelijke richting. Het was een vitale as met oostelijk het oude stadscentrum en westelijk de Tiergarten. Als gevolg van de splitsing na de oorlog werd de Friedrichstrasse, even ten zuiden van de Leipzigerstrasse, abrupt onderbroken door de grensovergang die nu internationaal bekend staat als Checkpoint Charlie. Het gedeelte in West- Berlijn, dat Südliche Friedrichstadt heet, is sinds 1979 één van de belangrijkste werkterreinen van de IBA. Het circa 2,5 kilometerlange deel van de Friedrichstrasse in Oost-Berlijn is sinds enige jaren echter ook onderwerp van planning, bouwvoorbereiding en -uitvoering. Als modem kantoorgebouw verrees nog het Internationaal Handelscentrum, een beetje terug van de rooilijn. Later werd het 1900 plaatsen tellende variété-theater Friedrichstadtpalast gebouwd (1984), een gebouw met nadrukkelijk geornamenteerde prefab-betonnen gevels. In de plannen die nu voorliggen wordt vooral uitgegaan van rooilijnen en bouwmassa’s zoals die er ooit waren en die gemakkelijk zijn terug te vinden in de her en der overgebleven gebouwen. De bedoeling is dat rond 1990 de Friedrichstrasse hersteld is met een ’’harmonisch samengaan tussen oud en nieuw”. Het bouwprogramma omvat circa 2700 woningen met daarbij voor de bewoners benodigde voorzieningen. Voorts: 150 winkels en 60 restaurants, Bierstuben en cafés met bij elkaar 4600 zitplaatsen. Ook zal het station Friedrichstrasse een nieuw gezicht krijgen, terwijl in de nabijheid daarvan een wintertuin en de vroegere Berliner Passage weer in ere worden hersteld. Voor de woningbouw wordt een zekere individualisering nagestreefd. In de woorden van Chef-architekt Dr. Roland Korn: ”Wir haben bei der Projektierung jeden Hauserblock in die Hand eines anderen Architekten gegeben, entsprechend einem vom Magistrat beschlossenen Grundkonzept, weil sich hier möglichst viele unterschiedliche baukünstlerische Handschriften prasentieren sollen. Wir wollen keine architektonische Langewille aufkommen lassen”. Geen verveling dus, maar afwisseling.
Reconstructie centrum Oost
De Friedrichstrasse geeft een idee van de manier waarop de DDR nu stadsvernieuwing bedrijft. Een manier die niet representatief is voor het geheel maar wel voor het centrum van de hoofdstad. Op meer plaatsen wordt daar gewerkt aan vernieuwing van bestaande gebouwen, aan reconstructie van wat er ooit was en aan aanvullende c.q. vervangende nieuwbouw. Het is merkwaardig om te zien hoe de DDR in voorgaande decennia juist met grote, vrijstaande moderne gebouwen heeft getracht zich te manifesteren. Een 360 meter hoge televisietoren op de vroegere Alexanderplatz was symbool van vooruitgang en vernieuwing maar begint meer en meer een karikatuur te worden. In de eerste periode van wederopbouw wist men kennelijk met de schamele resten van wat Berlijns imposante stadscentrum was geweest, niet goed raad. Grote nieuwe gebouwen werden aan overgedimensioneerde pleinen en boulevards gebouwd. Beschadigde en welhaast verwoeste monumenten werden aan de invloeden van klimaat en tijd overgeleverd. Totdat de waarde van de geschiedenis en van monumentale gebouwen in een oude binnenstad opnieuw werden ontdekt. Nu wordt de kleine schaal weer opgezocht. Gebouwen als de Nikolai-kirche worden volledig gereconstrueerd, inclusief de woonbebouwing die er ooit omheen stond maar in 1945 zo’n beetje met de grond gelijk gemaakt werd. Deels wordt er traditioneel gebouwd, met individuele verschillen per pand, en deels wordt gewerkt met prefab-betonelementen die alleen wat fraaier zijn dan in de gewone stadsvernieuwing. Kerken, ideologisch gezien moeilijk plaatsbare fenomenen, worden in oude glorie hersteld. Bijvoorbeeld aan de Platz der Akademie waar behalve het Schauspielhaus nu ook de zogenaamde Franse en Duitse Dom stralend getuigen van een rijk verleden. De tijden veranderen. Dit blijkt ook uit de houding ten opzichte van de Muur. Met de reconstructie van het centrum komt men de Muur nabij en lijkt deze ook stedenbouwkundig meer geaccepteerd.
Stedenbouwkundig gezien zijn er eigenlijk niet zulke grote verschillen met andere Europese steden. O ok de westerse steden worden steeds geconfronteerd met golfbewegingen in de publieke opinie en het beleid. Als in Rotterdam het Schouwburgplein te groot en leeg gevonden wordt zoekt men naar verkleining en intensivering. Hetzelfde gebeurt in Oost-Berlijn met Alexanderplatz en Marx-Engels Platz. Verschil b lijft dat in een land als de DDR de veranderingen en nieuwe behoeften volledig van bovenaf bedacht en gestuurd moeten worden. De verscheidenheid die in mensen aanwezig is zal daardoor nimmer to t uitdrukking komen. Ook niet door bijvoorbeeld de verschillende panden aan één straat of plein een andere uitdrukking te geven. De Wilhelm Kühlstrasse, bij de Franse Dom, is illustratief. In het ene pand zijn prefab-gevelelementen met zuiltjes toegepast terwijl een ander pand geheel decoratief betegeld is. Ongemotiveerde variatie; een verschijnsel dat bij ons ook voorkomt. Het gebrekkige van geplande variatie is echter dat er nooit echte verrassingen, echt iets nieuws ontstaat. De stadsvernieuwing in de woonwijken bevestigt deze stelling.
Komplexe Rekonstruktion
Renovatie, rehabilitatie, gaten vullen en vervangende nieuwbouw zijn begrippen die in Oost-Duitsland gevat worden in de term Kom plexe Rekonstruktion. In een aantal wijken van Oost-Berlijn en in andere DDR-steden is men druk met deze vormen van stadsvernieuwing bezig. Ook hier is een ideologische omwenteling nodig geweest. Kort na 194 5 was het nog zo dat de traditionele Berlijnse Hauser, ook wel Mietkasernen genoemd, als verderfelijke producten van het onderdrukkende kapitalistische systeem werden gezien. Afbreken en socialistische woonpaleizen bouwen zou de enige oplossing zijn. Tot men ontdekte dat dit hetzelfde was als schaarse (geld)middelen weggooien. Het taboe op de huurkazernes werd opgeheven, zij het pas rond 1971. In die tijd werd een koppeling gelegd tussen studie/onderzoek aan de Bauakademie en de problematiek van de woningverbetering. Van meet af aan stond vast dat er met industriële bouwmethoden gewerkt zou worden. Onderzoek werd in dit kader verricht voor specifieke elementen van de woningbouw als: de gevels, de dakrandzone en keuken/bad/wc. Er werden catalogi voor deeloplossingen samengesteld om aldus gevarieerd te kunnen inspelen op hetgeen men in het veld zou aantreffen.
Een belangrijk politiek gegeven was dat vrij plotseling aan het slopen van oude woningen een eind werd gemaakt. Sinds 1979 geldt in de DDR een algemeen sloopverbod. Slechts met vergunning mogen huizen of delen daarvan worden afgebroken. Dat kan nodig zijn om binnenhoven beter bruikbaar te maken. Binnenhoven, die veel meer dan voorheen een openbaar karakter krijgen, worden voorzien van groen, sport- en speelgelegenheden, kinderdagverblijven etcetera.
Buiten de blokken verandert er stedenbouwkundig meestal weinig of niets. Rooilijnen en bestaande bouwmassa’s zijn maatgevend. De infrastructuur op en in de grond wordt zoveel mogelijk intact gelaten en zonodig verbeterd. Gaat het om meerdere blokken aan één straat dan wordt getracht een kleur- en vormconcept voor het geheel te ontwikkelen waarbij ook de detaillering van de prefab-gevelelementen meespeelt. Winkels en bedrijfjes worden gehandhaafd of elders gesitueerd en er worden parkeervoorzieningen getroffen. Bij woningverbetering worden uiteraard de nodige technische verbeteringen doorgevoerd, al dan niet met ruimtelijke herverkaveling.
Tot zover ziet het er als proces goed uit. Ook met de belangen van bewoners wordt rekening gehouden door bijvoorbeeld een kosteloze doorstroming aan te bieden, gratis wisselwoningen en dergelijke. In termen van participatie en inspraak lijkt er echter niet veel te gebeuren. Dr. Hans Stimmann, een Westduitser die in opdracht van IBA-Altbau gegevens verzamelde, had van individuele beïnvloeding van plannen niets gemerkt. Hij weet te melden dat de vaak nog particuliere eigenaren geen mogelijkheid hebben om renovatie te weigeren. Zij kunnen wel na verbetering tegen geringe kosten (overeenkomstig de lage huren van 3-5 procent van het gezinsinkomen) als eigenaar in hun huis terugkeren.
Marginale variaties
In een aantal woonwijken rondom het oude centrum van Oost-Berlijn is te zien hoe het met de stadsvernieuwing in de praktijk gaat: Wilhelm Pieckstrasse en Spandauer Vorstadt direct aan de noordkant, Arkonaplatz, Husemanstrasse en Amimplatz iets verderweg (Prenzlauer Berg). In het oosten zijn er de reconstructiegebieden Palissadendreieck en Frankfurter Allee (Friedrichshain). Langs een vrij drukke uitvalsweg als de Wilhelm Pieckstrasse is goed te zien dat de renovatie — waar mogelijk — langs de hoofdroute is begonnen, soms met medeneming van één pand om de hoek de zijstraat in, soms door het hele blok te renoveren. Verderweg gelegen blokken moeten nog wachten. De gerenoveerde woningen zien er strak en netjes uit, gestuct in tinten beige en licht geel. Van de ornamenten die oorspronkelijk veel rondom ramen en dergelijke aan de gevels hebben gezeten is nauwelijks nog iets terug te vinden. Kennelijk te zwaar beschadigd geweest en/of te kostbaar om te herstellen.
De vervangende nieuwbouw kent een eenvoudige opzet. Met grote elementen van beton worden kasko’s opgetrokken. Op de begane grond worden veelal winkels gesitueerd, daarboven vier of vijf identieke woonlagen plus een mansardekap. De winkelpuien kennen enige variatie evenals de gevelelementen van de woningen. Soms wordt alleen beton gebruikt, al dan niet voorzien van gekleurde toeslagstoffen. Vaak zijn er gedeelten voorzien van baksteen of tegels, ook zijn er belijningen in kleur of contrasten in afwerking (ruw-glad). De kappen hebben steeds dezelfde maat en zijn gedekt met betonpannen in rood of zwart.
Soms zijn een soort kleine serres in de gevels opgenomen (die dan zowel op het zuiden als op het noorden kunnen voorkomen). Over het algemeen zijn er aan de straat geen balkons. De variatie is numeriek gezien vrij groot. De verschillen zijn echter uiteindelijk nogal marginaal omdat het systeem geen wezenlijke afwijkingen toelaat. Daarbij zijn de kleurverschillen niet effectief omdat alles nogal gedempt is en dus de contrasten onvoldoende tot hun recht komen. Architectonisch gezien valt er voor de verwende westerling dan ook niet veel te beleven. In de onaangename zin van het woord gaat het bij deze stadsvernieuwing hooguit om volkshuisvesting.
Nu is volkshuisvesting voor Oost-Berlijn en voor heel de DDR voorlopig nog een ernstige zaak met politieke kanten. De laatste jaren is de woningproductie aanzienlijk opgevoerd om aan het eind van het lopende vijfjarenplan, in 1990, voor alle huishoudens in de DDR een in goede staat verkerende woning te hebben. In de jaren 1971 tot 1986 werden in heel Oost-Berlijn 282.000 woningen gebouwd of vernieuwd. De nieuwbouwproductie ligt nu al veel hoger (3 3.400 in 1 986) . Toch wil men tussen 1986 en 1990 nog eens 160.000 woningen nieuw bouwen of vernieuwen. Het gaat hierbij om woningen die gemiddeld een oppervlakte van 62 vierkante meter hebben. Naast de omvangrijke woningproductie, die mede nodig is om de trek naar de hoofdstad - waar in 1990 circa 1,28 miljoen mensen zullen wonen — op te vangen, zijn er nog tal van voorzieningen nodig: scholen, kinderopvangplaatsen, zwembaden, sporthallen, winkels, etcetera.
In de jaren dat bij ons de productie primair stond zijn er, achteraf gezien, nogal wat fouten gemaakt. De haast waarmee Oost-Berlijn de oude stadswijken aanpakt houdt eenzelfde risico in. Natuurlijk is het belangrijk om alle inwoners aan goede en goed uitgeruste woningen te helpen. Maar wat zal straks de kwaliteit van de stad zijn als de oude wijken, die eerst elk onderhoud moesten ontberen, op architectonisch armoedige wijze worden vernieuwd? Het perspectief is niet echt hoopvol. Als de productie groot genoeg is komt er altijd een moment dat de woningnood voorbij is. Wat dan? Zal dan ook in Oost-Berlijn de kwaliteitsvraag de kop opsteken in termen van wezenlijke verscheidenheid en een verweving van het verleden met het heden, zoals dit in West leidraad was voor de IBA?