Sinds de woningwet van 1901 zijn woningbouw en stedenbouw onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hierbij vormen homogeniteit in het stadsbeeld en differentiatie in de architectuur het centrale begrippenpaar. Sociologische en stadseconomische overwegingen liggen hieraan mede ten grondslag. Differentiatie in bevolkingsopbouw wordt gekoppeld aan de idealen van onderlinge solidariteit en tolerantie die een consensus-maatschappij karakteriseren. Het bouwen voor de markt van de jaren tachtig en negentig heeft geleid tot een radicale heroverweging van dit begrippenpaar en de positie van de diverse betrokken partijen. De meest extreme voorbeelden in dit verband zijn Kattenbroek in Amersfoort en de projecten voor het Java-eiland en Borneo-Sporenburg in Amsterdam, waar architecten en stedenbouwers tot de meest curieuze strapatsen zijn geprovoceerd. Het recente werk van Frits van Dongen laat een meer ontspannen reactie op deze nieuwe condities zien. De grootste aandacht gaat uit naar een vakkundige beheersing en ontwikkeling van wijzen van ontsluiting, typologie en positionering van het gebouw in de stedelijke ruimte. Voor Van Dongen is dit het niveau waarop een gewenste differentiatie wordt aangebracht. De architectonische expressie blijft enigszins onderkoeld en beperkt zich tot een berekende aanwending van materiaal en sculpturaliteit.
In zekere zin kan gesproken worden van een breuk met het vroegere werk. Het eerste grote woongebouw van Van Dongen, Natal in de Rotterdamse Afrikaanderwijk, laat een architectuur zien die nadrukkelijk afstand neemt van de omringende blokbebouwing. De architectuur van beton en de harde, meest primaire kleuren is gewild agressief en antagonistisch ten opzichte van haar omgeving. Het Amsterdamse project ‘MY SIDE’ aan de Oostelijke Handelskade, getekend in 1990, geeft blijk van een zoeken naar een alternatieve positie. In tegenstelling tot Natal, dat een zuivere en pure architectuur laat zien die een compromisloze uitwerking is van de eigen typologische opbouw en bouwmethodiek, is MY SIDE een hybride gebouw. Het project van 108 woningen die verdeeld zijn over twee blokken, heeft aan de straatkant een complexe gevel waarin de meest diverse materialen bij elkaar zijn gebracht in een strakke en degelijke detaillering, zoals houten dakopbouwen, stalen balkons en uitbouwen, bakstenen plinten en uiteenlopende pui-invullingen. Het totaal is het resultaat van een directe programmatische expressiviteit. De typologische opbouw en woningtypes zijn in de gevel afleesbaar gemaakt: een onderbouw met studio- appartementen, een bovenbouw met penthouses en een middendeel met corridor-woningen, qua ontsluiting analoog aan het Unité-type van Le Corbusier. Aan de zijkanten is deze doorsnede afgesneden met een bakstenen vlak en noodtrappenhuizen. De kade-zijde van het project laat daarentegen een compleet ander gevelbeeld zien, dat veel formeler is. De programmatische opbouw is vertaald in een bijna classicistische compositie. Met name het overstek van de penthouses dat aan de twee uiterste zijden van het project naar beneden omgebogen is in een hoekuitbouw, werkt als een enigszins bevreemdende, symmetrische omlijsting van de blokken.
Het enorme project Landtong op de Kop van Zuid in Rotterdam (625 woningen) laat een soortgelijke hybridische opbouw zien. De hybride wordt als methode ingezet om te komen tot een juiste verhouding tussen het grootstedelijke bouwblok en de buitenruimte. Het superblok valt uiteen in een grote hoeveelheid woningtypes en stapelingswijzen, van grondgebonden rijtjeswoningen tot corridor-woningen, die zowel eenzijdig als tweezijdig zijn georiënteerd, en van eenvoudige galerijwoningen tot luxueuze patio-woningen op de bovenste verdiepingen van de flats. Tegelijkertijd tekent het superblok zich onmiskenbaar af als één monolithisch blok van de hand van één architect. De tegenstelling tussen homogeniteit en differentiatie krijgt hier op geraffineerde wijze een nieuwe gestalte. De hoofdopzet van het project is simpel en doeltreffend. Zij is a-symmetrisch: de oostrand is hoog en werkt als een sculpturale compositie op de schaal van de haven en de stad, de westrand is juist laag en werkt veeleer als een wand op de schaal van de buurt. Tussen deze twee kadezijdes bevindt zich een vijftal schijven die aftrappen van de hoge naar de lage zijde. Het project is georganiseerd rondom vier hoven, waarvan er één openbaar is. Een tweede binnenhof is een rustige, collectieve tuin, waaronder zich een parkeergarage bevindt. De twee overige binnenhoven zijn met elkaar verbonden middels een sportclub en bieden plaats aan tennisbanen.
Het belangrijkste is echter dat de perimeter van het blok, waar het publieke raakt aan het collectieve en individuele, precies en helder is gedefinieerd en duidelijk en zorgvuldig vormgegeven. Met name op dit punt levert Van Dongen een prestatie van formaat. De bergingen en parkeergarages komen niet aan de gevel; de entrees van parkeergarages, de bergingen en de publieke entrees zijn in een duidelijke hiërarchie ontworpen. De vele woningen die direct vanaf de straat worden ontsloten krijgen bovendien een extra kamer die werkt als buffer tussen straat en woning. Hier vinden de werkkamers, kleine studio’s en bedrijfjes een plek. Het blok krijgt zo een stedelijke dimensie die zelden gerealiseerd wordt. Als voorbeeld kunnen de laagbouwtypes aan de westzijde van het project genoemd worden. Wat je niet aan de straatkant kunt zien, is dat deze types een bewerking van het bekende drive-in type zijn, zij het met één belangrijk verschil: je rijdt niet vanaf de straat je woning in, maar vanuit een collectieve achterstraat. Daardoor komt aan de voorzijde een direct aan de straat gelegen ruimte vrij. De woonkamer komt dientengevolge op de eerste verdieping terecht, waardoor deze een prachtig uitzicht biedt over het havenbekken.
Materialisering
De materialisering van het project draagt in belangrijke mate bij aan de gewekte indruk van eenheid. Van Dongen heeft een eigen steen laten ontwikkelen die door het gekozen stookproces en de kleisoort een reeks kleuren oplevert. Door deze kleuren door elkaar toe te passen in het gemetselde gevelvlak, ontstaat een genuanceerd en wisselend beeld, al naar gelang het weer en de val van het zonlicht. Deze steensoort is voor het eerst toegepast in het project aan de Oostelijke Handelskade. Het Rotterdamse project op de Kop van Zuid is volledig in deze steen uitgevoerd. De donkere en bruin getinte gevelvlakken en volumes maken dat het project zwaar, robuust en zeer massief oogt. In een drietal projecten in Zoetermeer, voor drie verschillende opdrachtgevers gerealiseerd op het voormalige Floriade- terrein (totaal 194 woningen), is de steen eveneens toegepast. Hoewel het een ensemble van losse volumes, vijf stadsvilla’s, een laagbouwwand en een solitaire schijf betreft, brengt de eenduidige materialisering ook hier een samenhang in de drie projecten tot stand.