De missiepost aan de Gerdesiaweg vormt het sluitstuk van een omvangrijke interne reorganisatie binnen het Leger en biedt onderdak aan de divisie hoofdkwartier, de gefuseerde corpsen Centrum en Kralingen en de vrijwilligers van Radio Salvation. De diversiteit aan functies -kantoren, radiostation, bejaardensoos, raad- en daadbalie, kledingverkooppunt, centrale keuken en kerkzaal- is gebundeld in een gebouw met vijf verdiepingen, waarvan alleen de massieve houten deur met messing beslag de aard van het gebouw onthult. De opvallende tomaatrode kleur lijkt de signaalfunctie van de ontbrekende klokkentoren te willen overnemen.
De afmetingen van het vierkante grondvlak zijn bepaald door de maat van het oude verenigingsgebouw uit het begin van de jaren zestig, dat voor de nieuwbouw moest wijken. De lokatie ligt aan de rand van de deelgemeente Kralingen, op het hoekkavel van een langgerekt bouwblok, dat de belangrijkste toegangsweg van dit stadsdeel begeleidt. Het wordt geflankeerd door het onlangs tot gemeentelijk monument aangewezen Oostelijk Zwembad en een blok portiekwoningen. Door de afwijkende hoogte, vormgeving en kleur fungeert het nieuwe gebouw als poort naar de achterliggende woonwijk. Op stedenbouwkundige schaal is het contrast ingezet als middel om zowel de betekenis van de bestaande gebouwen als de nieuwe invulling te visualiseren en te intensiveren.
Publiek privaat
Op het niveau van de architectuur is contrast ook een sleutelbegrip. Bij het kerkgebouw in Kralingen springt het contrast tussen publieke en private ruimtes het meest in het oog. Dit is vertaald in een transparant, bijna volledig uit glas opgetrokken basement, waar straat en ontvangstruimte in elkaar overlopen en eerstelijns hulp wordt geboden. De kerkzaal -het sacrale hart van het gebouw- en de kantoorruimtes op de daarboven uitkragende verdiepingen zijn veel beslotener. Het monolitische karakter wordt onderstreept door de materiaalkeuze; gestucte wandvlakken die slechts worden onderbroken door kleine vensters in de zuidwestgevel waardoor het licht gefilterd de kerkzaal binnenvalt. Achter de schuine uitkraging in de westgevel gaat een louter pragmatische reden schuil: de ingreep creëert extra ruimte voor een vluchtroute, naast de 250 stoelen die maar amper in de zaal pasten.
Sterk contrasterend is de voorgevel, waar het monolitische volume is opengekerfd en het programma afleesbaar gemaakt is. Op dit snijvlak zijn alle hoofdonderdelen van het programma herkenbaar aan een specifiek materiaal. Het met een doorlopende glasstrook verlichte trappenhuis onderscheidt zich van de gangzone, uitgevoerd in zwart geprofileerde staalplaat. De kerkzaal opent zich aan deze zijde door een brede semitransparante strook van reglitelementen, aansluitend bij het open karakter van het Leger des Heils. Achter het teruggelegde witgestucte vlak liggen de kantoorverdiepingen. Het terras van de nog verder terugliggende bovenste verdieping tekent zich eveneens afin de zijgevel. De gedeeltelijk vrij in de ruimte zwevende luifel kadert de compositie in en symboliseert volgens de architect de kerkelijke functie van het gebouw. De intrinsieke eigenschappen van verschillende materialen zijn door de architecten consciëntieus onderzocht en versterkt door ze naast elkaar te gebruiken. Het is een belangrijk uitgangspunt in de materialisatie van het architectonisch concept. Alle onderdelen van het schijnbaar moeilijk te verenigen programma hebben hun bestaansrechts verworven in een compositie die als geheel helder en solide blijft, een gebouw dat zich bovendien zinvol positioneert in de bestaande omgeving.
NOOT
“Soep, zeep en zieleheil”. Leuze die de visie van William Booth, de oprichter van het Leger des Heils, samenvat.