Politiebureau in Vaals door Wiel Arets

Door Ed Melet - Het werk van Wiel Arets is moeilijk grijpbaar. Dat is een zeer bewuste keus van Arets die in zijn gecomprimeerde teksten veel lagen -betekenissen- inbouwt die verschillende interpretaties mogelijk maken. D aar de ontwerpen afgeleiden van de teksten zijn, verliezen bekend veronderstelde en op pragmatische gronden gedefinieerde begrippen zoals bijvoorbeeld gevel, constructie en detail hun traditionele betekenis. Gevels zijn in Arets' gebouwen een gecompliceerd samenstelsel van schillen. Dankzij de bijzondere plaatsing van de constructie-elementen wordt een zekere beweging gesuggereerd en wordt de constructie van haar statische karakter ontdaan. Details lijken -hoe tegenstrijdig dit ook klinkt in de goed gemaakte gebouw en- volledig te ontbreken.

De gelaagde opbouw van de gevels geven Wiel Arets’ gebouwen een suggestieve transparantie. Terecht stelt Greg Lynn dan ook dat Arets geen letterlijk gebruik maakt van een albasten materialiteit, maar dat hij zijn ontwerpen laat opereren binnen een albasten sensibiliteit van doorschijnendheid en weerkaatsbaarheid.' Aan de hand van de locatieperspectieven van bijvoorbeeld het gerechtsgebouw in Groningen, het theater in Delft en het hoofdkantoor van AZL-beheer laat Lynn zien hoe met behulp van de melkachtige witte huid de effecten van weerkaatsing, transparantie en refractie ten volle worden uitgebuit. Hoewel de tekeningen prachtig zijn, is de werkelijkheid subtieler. Arets slaagt er zelfs in betonnen elementen de suggestie van doorschijnendheid te geven.

Het sterkst is dat voelbaar in het kantoor van pensioenfonds AZL in Heerlen. Voor de kopgevel van het bestaande karakteristieke pand, waar zich de nieuwbouw van Arets als het ware ingevreten heeft, zijn betonnen wandschijven gestort. Door slechts een deel van de gevel te bedekken creëert hij een fascinerende gelaagde eenheid. De indruk wordt gewekt dat de betonnen schijven en het metselwerk altijd één geheel hebben gevormd en dat door het weghalen van een deel van de betonnen schil het metselwerk weer tevoorschijn is gekomen. Tegelijkertijd wordt de bestaande metselwerk gevel niet alleen geaccentueerd, maar blijft ook achter het beton aanwezig. Het beton is van zijn dichtheid ontdaan.

Op een heel andere wijze worden ook de betonnen wanden van het gebouw -dat een verbinding vormt tussen de twee kantoorvleugels- doorzichtig gemaakt, ook al zijn die wanden zelf vrijwel gesloten. Aan alle zijden stulpen volumes uit de betonnen basis. Aan de voorzijde kragen de vergaderruimtes uit, aan de zijkant zijn de hellingbanen buiten het gebouw geschoven en aan de achterzijde rust het glazen restaurant op de betonconstructie. De uitstulpingen worden door glasstroken benadrukt. Glas is echter veel meer dan een scheiding tussen het ene en het andere volume. In tegenstelling tot in de Academie Beeldende Kunsten in Maastricht waar de kleine raampjes voornamelijk bedoeld lijken om de gebruikers naar buiten te laten kijken,2 is het glas in Heerlen ook gebruikt om van buitenaf dwars door het gebouw te kunnen kijken. Ondanks de in eerste instantie overheersend lijkende introversie van het gebouw wordt al van buitenaf dankzij het in elkaar schuiven van volumes in combinatie met deze ramen de interne structuur van het gebouw volledig duidelijk gemaakt. Duidelijker dan in menig volledig glazen gebouw. Alleen de directie- verdieping op de eerste verdieping blijft aan de buitenzijde een gesloten blok. De directie en secretaressen kijken uit op de binnenplaats.

Roestvaststalen schermen

Bij de zuidgevels van het AZL-kantoor is sprake van een minder abstracte transparantie. Voor deze betonnen gevels, die voorzien zijn verticale ramen, zijn geperforeerde roestvaststalen panelen aangebracht. Deze worden net als de schermen in het Human Drug Research Centre van CEPEZED gebruikt om een belangrijk deel van de zonnewarmte te weren. 3 Het grote verschil met de statische schermen van CEPEZED, die op anderhalve meter van de gevel staan en waarbij dus tegelijkertijd een deel van de buitenruimte wordt toegeëigend, is dat de individuele gebruiker van het AZL-kantoor met behulp van een afstandbediening een deel van de schermen kan openen. Wanneer zij gekanteld zijn functioneren zij uiteraard ook als zonwering.

Politiebureau in Vaals door Wiel Arets
De roestvaststalen façade van het AZL-kantoor. Door middel van afstandbediening kunnen de kantoorgebruikers delen van deze gevel openen - Beeld Kim Zwarts

Deze slimme gevel is in nauw overleg met de heer Lemmens van ingenieursbureau Cauberg-Huygen ontwikkeld. Door deze roestvaststalen gevel wordt de hoeveelheid binnentredende zonnewarmte tot een acceptabel niveau teruggebracht. De zontoetredingsfactor (ZTA) van deze gevel, die onder meer afhankelijk is van de dikte van de staalplaat, de vorm van de perforaties en de perforatiegraad, ligt tussen de 0,25-0,30. Het opvangen van het zonlicht levert echter een direct probleem op, omdat door de voortdurende zonnebelasting de stalen panelen opwarmen, waardoor de ZTA hoger is. Behalve dat zij hierdoor zullen uitzetten, waarmee in de detaillering rekening is gehouden, bestaat het gevaar van warmteophoping tussen de panelen en de raamconstructie. Om dit te voorkomen is een tien centimeter brede spouw aangebracht.
De warmte zal hierdoor dankzij het schoorsteeneffect opstijgen en zal zowel via de geperforeerde schermen als via openingen bovenin de gevel afgevoerd worden. Mede dankzij deze gevel was het niet noodzakelijk om het gebouw te voorzien van air-conditioning.

Uitstulpende constructie

Twee enorme brugliggers vormen de constructieve basis van dit gebouw. Gezien de wensen van Arets was dit de meest voor de hand liggende keuze. Het gebouw is van het maaiveld losgemaakt en staat op een aantal betonnen schijven. Om het effect van het opgetilde gebouw te benadrukken golft de grond ter plaatse van de grote vergaderzaal onder het gebouw door en ontstaat een overspanning van bijna 20 meter. Tegelijkertijd moest de constructie in de entreehal een dynamisch karakter krijgen. De schijven mochten daarom niet in een keurig grid op dezelfde afstanden van elkaar staan, maar moesten een afwisselend ritme maken, zodat het gevoel zou ontstaan alsof de constructie met de passant meebeweegt. Tenslotte wilde  Arets de directieverdieping kolomvrij houden. Met zowel op de begane grond (entree) als op de eerste verdieping zeer zware balken konden deze eisen ingewilligd worden.
Echt ingewikkeld werd het doordat het gebouw, zoals gezegd, aan alle zijdes ‘vergroeiingen’ heeft. De per definitie rigide constructie moest uiteraard met deze vervormingen meegroeien. Om aan al deze soms tegenstrijdige eisen tegemoet te komen zonder dat het gebouw tè constructief zou gaan ogen, zijn op de begane grond en de eerste verdieping T-vormige betonnen balken toegepast die een stijf geheel met de betonnen vloeren vormen. De constructieve hoogte van deze brugliggers bedraagt 1600 mm.

Aan de voorzijde stulpen twee boven elkaar gelegen vergaderruimtes uit. De onderste zaal met zijn karakteristieke lage raam hangt grotendeels aan de betonnen T-balk op de eerste verdieping. Daarnaast worden door de doorlopende stijve, 2 0 0 mm dikke betonnen wanden voor een deel van de belastingen afgedragen. De kantine aan de andere kant van het gebouw heeft een volstrekt andere sfeer dan de vergaderruimtes gekregen. Zijn de vergaderruimtes in de uitkraging massief en gesloten, de kantine heeft zowel glazen gevels als een glazen dak. Krijgen de betonnen blokken hun ritme uit de naden van de bekistingsplaten en de conusgaten, de gevel van de kantine krijgt accenten door de wijze waarop de profielen tegen elkaar geplaatst zijn. Net als van de betonnen schijven en balken zijn ook van deze stalen profielen portalen gevormd, waarmee de stabiliteit van deze glazen ruimte wordt gewaarborgd. De staalconstructie draagt alleen het glas. Het lijkt erop alsof de kantine via een HE-260B ingeklemd is in de betonconstructie, maar dat blijkt schijn. De kantine rust namelijk vooral op een betonnen console.
In de grote overspanning hangt een vergaderzaal. Er mochten absoluut geen kolommen in deze ruimte komen, waardoor constructeur Helmyr van Grabowski & Poort Maastricht genoodzaakt was om aan de buitenzijde van deze zaal stalen kokerprofielen aan te brengen en die aan de brugligger van de begane grond te hangen. Deze kokers (200 x 200 x 6)  zijn voorzien van een wapeningsstaaf en volgestort met beton om aan de brandwerendheidseis van 60 minuten te kunnen voldoen.  Bekleden met wat voor materiaal dan ook was gezien de puurheid die Arets altijd nastreeft geen optie.

Dezelfde puurheid is in de uitvoering en detaillering van het beton terug te vinden. De indruk wordt gewekt dat de betonnen wanden een uiterst zwaar geheel zijn. Iets wat gezien de bouwfysische eisen uiteraard ónmogelijk is. Het dragende binnenblad is 200 mm dik, het esthetische buitenblad toch nog altijd 150 mm. Deze dikte werd door de constructeur gekozen om er zeker van te zijn dat het in het werk gestorte en in het zicht blijvende beton de kwaliteit zou krijgen die Arets wilde. Details ontbreken bijna. Zo zijn alleen in de gevelbeplating om de 7.2 meter dilatatievoegen aangebracht, deze afstand komt overeen met de afmetingen van de bekistingsplaten. In de 90 meter lange constructie zijn echter geen dilataties te vinden, omdat het gezien de wensen van Arets niet mogelijk was de juiste plaats hiervoor aan te wijzen. Door extra wapening te plaatsen moet scheurvorming voorkomen worden.

Details als schimmels

Gebouwen brengen, volgens Arets, snedes in de huid van de stad aan. Deze snedes blijven zichtbaar als littekens na een chirurgische ingreep.4 Analoog hieraan zou je kunnen veronderstellen dat de overgang van het ene naar het andere materiaal ook als snedes, littekens gezien zouden kunnen worden. Niets is echter minder waar. Binnen de functionele eisen zijn details zo vormgegeven dat ze vrijwel verdwijnen. Materialen lijken hierdoor zonder intermediair op elkaar te botsen. Bij gelijke sterkte sluiten ze nauw op elkaar aan, is het ene materiaal plastischer dan het andere dan krult het zwakste materiaal als het ware om, of schuift over het sterkste materiaal heen. De aansluiting van het beton op het bestaande metselwerk in het AZL is hiervan een goed voorbeeld.
Zonder uitzondering is de detaillering echter plooiloos, waardoor de zwijgzaamheid van de perfecte geometrische volumes wordt benadrukt. De taak van het detail kan enigszins vergeleken worden met die van bepaalde, symbiotische schimmels die uitstekend in genezende wonden gedijen en tegelijkertijd het genezingsproces ook stimuleren. Zij verzetten zich tegen infecties, helpen in slecht genezende wonden de cellen bij de aanmaak van fibroplasten en zorgen er zo voor dat een wond snel heelt.5 Details helen de wonden tussen de verschillende materialen.

Kozijnen zijn daarom zo veel mogelijk in het beton geschoven, deuren zijn uitgevoerd als voor het zicht detail-arme taatsdeuren of schuifdeuren. Door deze deuren bovendien in hetzelfde materiaal als de rest van de gevel of met dezelfde wandafwerking uit te voeren verdwijnen de deuren vrijwel uit het zicht. Ze zijn alleen herkenbaar aan de forse grepen die noodzakelijk zijn om de soms uitzonderlijk zware deuren van hun plaats te krijgen. In het AZL zijn ook veel schuiframen te vinden. De fraaiste bevindt zich zonder twijfel in de hangende vergaderzaal. Dit enkele meters lange, tamelijk lage schuifraam is op vloerniveau geplaatst. Om te voorkomen dat er om veiligheidsredenen een hek voor dit raam geplaatst zou moeten worden, wordt met het openen van het raam een scharnier-hekje uit de wand getrokken.

De dakranden zijn over het algemeen ontdaan van de strakheid aantastende daktrimmen. Gevels eindigen hierdoor niet en daken lijken afwezig of zijn misschien een omgeklapte voortzetting van de gevel. Meestal is dit schijn. De gevels worden slechts iets doorgezet, waardoor gevelbeëindiging en dak losgekoppeld worden. In het politiebureau in Vaals zijn de drie daken echter werkelijk vormgegeven als een vijfde gevel. De locatie vroeg hier ook om. Het politiebureau ligt aan de voet van een heuveltje, waardoor je vanaf de hoogte op de drie volumes kijkt. De daken promoveren hierdoor vanzelf tot prominente gevels en zijn daarom net als de normale gevels zo minimaal mogelijk gedetailleerd. Alleen de zinken versie heeft nog het uiterlijk van een traditioneel dak: dakbedekking, goot en hemelwaterafvoer zijn herkenbaar. De houten en betonnen volumes zijn daarentegen volledig strak, anoniem. Voor de betonnen doos leverde dit bouwfysisch een interessant probleem op omdat om Arets de volledige vrijheid te geven de isolatie naar binnen is verplaatst. De constructie blijft hierdoor koud, waardoor het gevaar bestaat voor bouwschade ten gevolge van inwendige condensatie in de constructie. Door dampdichte isolatie (foamglas) te passen in combinatie met traditionele steenwol is dit gevaar bezworen.

Daarnaast vraagt een dergelijk detailloos dak om een zeer bijzondere uitvoering: het water moet nu eenmaal toch afgevoerd worden. Voor het zwarte betonnen dak is een zowel brute als poëtische oplossing gevonden. Het regenwater wordt niet op een gecontroleerde, maar veeleer op een bijna gewelddadige wijze afgevoerd. Aan de achterzijde van dit volume zijn in de uitkraging twee grote rechthoeken uitgespaard waardoor heen het water simpelweg naar beneden klettert. Bij hevige regenval vormt zich zo een watergordijn voor de volledig glazen achtergevel. Het dak van het veel tactielere houten doosje heeft een heel gevoelige hemelwaterafvoer. Via smalle spleten tussen de western red cedar delen sijpelt het regenwater op het werkelijke dak; het water verdwijnt.

Hoewel deze methode van regenwaterafvoer zonder twijfel subtieler is, krijgt ook dit met zacht hout beklede volume iets onaantastbaars. Het gebouw buigt niet voor de elementen. Net zo min als het buigt voor de gebruikers. Zij zullen zich moeten aanpassen aan de keuzes die Wiel Arets heeft gemaakt. Keuzes waar soms vraagtekens achter gezet kunnen worden. Zo zijn in het politiebureau alle puien van het zachte western red cedar gemaakt, ook al staan agenten niet bepaald bekend als de meest zachtzinnige gebruikers. Het gevaar dat binnen de kortste keren de puien zwaar beschadigd zullen zijn, waarmee het gebouw een deel van zijn aantrekkingskracht zou verliezen, is dus wezenlijk aanwezig. Arets is er echter van overtuigd dat dit niet zal gebeuren. Net als in de Academie van Maastricht zullen de gebruikers met het gebouw leren omgaan zoals hij het heeft bedacht. De architectuur stuurt, maar daagt tegelijkertijd de gebruikers uit om haar te veroveren. Tijdens dit proces zullen de gebruikers nieuwe lagen, gebruiksmogelijkheden, ontdekken. Net als in de materialisatie, de detaillering en de constructie bouwt Arets dus ook wat het gebruik betreft meerdere lagen in. Dankzij deze zowel letterlijke als figuurlijke schillen zijn gebouwen fascinerende organismen, die niet alleen het traditionele gebruik van per definitie starre begrippen vrijwel onmogelijk maakt, maar ook pas na verloop van tijd werkelijk te doorgronden zijn.

NOTEN - 1) Greg Lynn, ‘Intensive Dissapearance’, in An Alabaster Skin, Rotterdam 1991. 2) Bart Lootsma, ‘Bouwen aan Cultuur’, de Architect, 1993-11. 3) Ed Melet, ‘Het doseren van informatie’, de Architect, 1994-6. 4) Wiel Arets, ‘An Alabaster Skin’, Rotterdam 1991. 5) ‘Schimmel kan wond dichten’, Algemeen Dagblad, 10 oktober 1995.