In de loop van ’89 ontstond het idee om muziekvideo’s (ook wel videoclips geheten) te vertonen in speciaal daarvoor ontworpen paviljoens. In december werd aan een aantal architecten een opdracht daartoe verleend. Maart van dit jaar werden de plannen bekend gemaakt en rees alom de vraag hoe dit alles op zo'n korte termijn gerealiseerd en vooral gefinancierd zou gaan worden.2 5 augustus werd de manifestatie geopend door popartiest Dave Stewart van de groep Eurythmics. Hij gooide een uit plexiglas vervaardigde videocamera gevuld met champagne tegen één van de paviljoens stuk. De video’s spelen en in het Groninger Museum is een tentoonstelling ingericht waar in spannende kijkkasten tekeningen en maquettes van de ontwerpen te zien zijn. Uit alles blijkt een zeer slagvaardig optreden van alle betrokkenen en een voorspoedige samenwerking tussen de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente en het Groninger Museum —de manifestatie is een initiatief van beiden.
Het museum heeft zich onder leiding van directeur Frans Haks beziggehouden met het verzamelen van videoclips en toont op dit moment 275 van haar beste en meest originele in de zogenaamde videopaviljoens. De vraag waarom een museum in videoclips is geïnteresseerd is Haks de afgelopen tijd zo vaak gesteld dat hij het antwoord inmiddels kan dromen. ’’Omdat dit medium populair is en voor vele groepen toegankelijk, wilden we het aan de orde stellen. Wil je een beeld geven van de jaren tachtig dan kom je automatisch terecht bij de muziekvideo’s. Zij laten in verhevigde vorm zien wat er aan de hand is.” Het museum heeft al eerder tentoonstellingen gewijd aan producten die voor een groot publiek zijn gemaakt, zoals bijvoorbeeld aan het ontwerp voor een nieuwe Vara-haan, aan pophoezen, aan vormgever Jaap Drupsteen en zijn werk voor de televisie en aan graffiti. ”Het feit dat de muziekvideo een commercieel product is, dat sommigen er heel veel geld mee verdienen, doet niets af aan het feit dat ze vaak met veel zorg en aandacht gemaakt zijn en daarom de moeite waard om getoond te worden”, aldus Haks.
Wat ontstaan is als een reclamespotje om een artiest en daarmee zijn werk beter te kunnen verkopen is inmiddels uitgegroeid tot wat in museumtaal een ’zelfstandig medium met een eigen esthetische kwaliteit’ heet. Clips bieden —naast hun directe functie als doorgeefluik van het image van de popartiest— de mogelijkheid tot visueelruimtelijk experimenteren. En daardoor is er een totaal nieuwe manier van informatieoverdracht ontstaan, die niet langer gebruik maakt van conventionele verhaaltechnieken —daar is zo’n drie minuten per clip veel te kort voor- maar die berust op de fenomenen snelheid, montage en fragmentatie. En daarmee zijn prachtige resultaten bereikt. De video’s van Madonna, Prince en Michael Jackson en vele anderen tonen dat aan.
Nieuw gebouwtype
De opdracht die aan de architecten werd gesteld luidde een omgeving te scheppen waarin 30 tot 40 personen gezamenlijk naar videoclips kunnen kijken op een manier die bij het medium past, namelijk snel en vluchtig. Het Groninger museum kwam tot de conclusie dat ze in haar huidige behuizing daarvoor geen geschikte ruimte bezit. En vanwege het feit dat de gemeente in het project participeert was het logisch dat de manifestatie in de stad zelf zou plaatsvinden en niet in het museum. Er werden een aantal locaties aangewezen. Vier van de vijf liggen in de 19de-eeuwse singelgordel; één naast de A-kerk in het centrum. De te bouwen paviljoens zouden een tijdelijke status hebben, namelijk voor de duur van de manifestatie. Eén of twee ervan zouden echter door het museum behouden kunnen worden om permanent dienst te doen voor het vertonen van video’s. Aan de overige zou mogelijkerwijs een andere functie verleend kunnen worden om ze na afloop te behouden.
Naast het feit dat het altijd interessant is een aantal beroemde architecten een dergelijke opdracht te verlenen dienen de ambities van de opdrachtgever hier niet te worden onderschat. In Groningen zou men het liefst de bakermat gaan vormen voor een nieuw ’type’ gebouw: het ’videopaviljoen’, zoals aan het begin van deze eeuw de film aanleiding vormde tot het ontstaan van de bioscoop, en lang daarvoor het toneel tot het theater. Aan de architecten werd de vraag voorgelegd in hoeverre het fenomeen video aanleiding kan geven tot het ontwikkelen van een nieuw gebouwtype.
Gelukkig hebben de ontwerpers zich hierdoor geenszins in hun expressie belemmerd gevoeld. Het zijn stuk voor stuk vrolijke paviljoentjes. Een theoretische reflectie ten aanzien van de opgave gaat - zo die al gemaakt is - in elk geval schuil achter al het visuele geweld waarvan de meesten zich bedienen. Veelzeggend is dat slechts één van de paviljoens een vlakke vloer heeft, namelijk Rem Koolhaas Videobusstop. Zijn ontwerp is dan ook qua ingetogenheid een uitzondering.
Het paviljoen van Coop Himmelblau bevindt zich tegenover het station, uitkragend boven het water op de plek waar het toekomstige Groninger museum gebouwd gaat worden. De stalen constructie is in zijn geheel door een scheepsbouwkundig bedrijf gemaakt. De wanden kunnen hydraulisch worden weggeschoven, waardoor het gebouwtje zich letterlijk opent als de voorstelling voorbij is. Voor liefhebbers van een dergelijke architectuur zal aan de buitenkant het meeste plezier te beleven zijn. Het geheel staat op ranke pootjes in het water en is door middel van een ijl bruggetje met de kade verbonden. Het naar alle kanten overhellende dak bestaat uit golvende metalen slierten die op prikkers gestoken zijn. Dit alles is vooral leuk van een afstand vanwege het silhouet dat gevormd wordt met de schepen in de jachthaven. Eenmaal binnenin is er niet meer te beleven dan in het laadruim van een willekeurig vrachtschip. Je zou eigenlijk naar dek willen maar dit verlangen dient gesublimeerd te worden met behulp van videobeelden. Het is de ontwerpers misschien niet te verwijten dat het scherm kleiner is dan de bedoeling was, maar dat het beeld wat flets afsteekt bij al het zonlicht dat door de dakconstructie heen naar binnen straalt had voorkomen kunnen worden.
Eisenman speelt het spel met ten opzichte van elkaar verschoven rasters dat we van hem gewend zijn. Zijn paviljoen bevindt zich gedeeltelijk onder de grond en is volledig afgesloten van de buitenwereld. Hierdoor ontbreken hinderlijke reflecties. Aan de buitenzijde is het paviljoen een mooie in zachte pasteltinten beschilderde plastiek. Van binnen slaagt Eisenman er wonderwel in om door middel van de ruimtelijke verschuivingen, de onder metalen roosters aangebrachte verlichting en de uit video-monitoren samengestelde wanden een plezierige sfeer te creëren. Het paviljoen heeft één in- en uitgang waardoor je gedwongen wordt een circuit te volgen. De beweging door de ruimte en de verlichting dragen in grote mate bij tot de beleving van wat er in de clips te zien is.
Bernard Tschumi heeft een ’glazen balk’ zowel in de lengte- als de dwarsrichting enigszins laten kantelen. Je klimt er via een trapje in en daalt langzaam af naar de uitgang. De video-monitoren zijn er gestapeld tot torens die in vier richtingen beelden uitstralen. Tschumi had een voorkeur voor de categorie Erotics. (De video’s zijn thematisch ingedeeld en over de paviljoens verdeeld.) Zijn paviljoen is als een omgekeerde ’peepshow’: de kijker zit niet ergens goed verborgen te gluren, maar wordt juist in zijn waarneming getoond. Helaas komt dit idee in gebouwde vorm niet erg uit de verf. Het vervreemdende van het glazen gebouw werkt van buitenaf veel sterker dan van binnenuit. Binnenin valt alleen maar op met hoe weinig raffinement de constructie gemaakt is. (De Japanse ontwerper Shoei Yoh heeft met zijn glazen bouwwerken waar ook vlakken schuin staan al lang laten zien hoe het wel moet.) Ook hier worden de videobeelden aan alle kanten door het binnenvallende licht overstraald.
Zaha Hadid heeft de uitvoerders de meeste hoofdbrekens bezorgd. Er bleven maar faxen binnen komen met wijzigingen en nieuwe voorstellen. Het uiteindelijke resultaat is aanzienlijk vereenvoudigd vergeleken met de oorspronkelijke maquette en maakt door de gebruikte materialen sterk de indruk van een decorstuk. Het paviljoen is een opengewerkte schijf waarin je via een hellingbaan en een aantal trappen omhoog klimt. Op onverwachte plaatsen bevinden zich video-monitors; nu eens ergens ver beneden dan weer in het plafond boven je hoofd. De beweeglijke architectuur overstemt datgene wat op de video’s te zien is volledig. Het is jammer dat je boven aangekomen nergens kunt zitten en weer de zelfde weg terug moet.
Videobusstop
Rem Koolhaas maakte als enige geen gebouwtje. Hij heeft elementen van het Barcelona-paviljoen van Mies van der Rohe gebruikt om er een bushalte mee samen te stellen, waar je en passant naar video’s kunt kijken. Zijn paviljoen staat op het Emmaplein, een rotonde die wordt doorsneden door een brede weg waaraan in het midden aan weerszijden bushaltes liggen. Uit de schetsen die in het Groninger museum geëxposeerd worden blijkt hoe het ontwerp tot stand is gekomen.
In eerste instantie worden de monitoren over het hele plein verspreid, opgehangen in bomen, etcetera. Dan verschijnt er ineens een krabbeltje (de hand van de meester?) waardoor het ontwerpproces een beslissende wending krijgt: één van de twee bushaltes wordt het video-paviljoen. Uit de reeks tekeningen blijkt dat er vanaf het begin gezocht is naar een manier om videovertoning in de openbare ruimte mogelijk te maken. Pas na de transformatie van de bushalte tot paviljoen (in plaats van het hele plein tot paviljoen te maken) vond het concept zijn vorm in een ontwerp. Opeens waren er toen ook de marmeren schijf, de glasplaat, de RVS-kolom en het rode fluwelen gordijn. Het lijkt erop alsof die zich gelijktijdig aandienden op het moment van omslag. De gedachtesprong naar het Barcelona-paviljoen is nodig om de bushalte niet op een gewone bushalte te laten lijken. Op ’kritisch paranoïde’ wijze ontstaat door een toevallige ontmoeting van een bushalte en het Barcelona-paviljoen van Mies een nieuw gebouwtype: het videopaviljoen.
Het gebouwde resultaat is een bescheiden constructie. Niemand in Groningen die er aanstoot aan zal nemen. Niemand die zich vermoeid zal afvragen —zoals een voorbijgangster bij het paviljoen van Hadid deed— ’dit is zeker kunst?’
Huiskamercultuur
Wat valt er na het zien van dit alles te zeggen over het samengaan van architectuur en muziekvideo’s? Drie van de vijf paviljoens moeten afvallen omdat de videobeelden nauwelijks zichtbaar waren vanwege al te hinderlijke reflecties. Eisenman heeft naar mijn gevoel als enige bereikt dat beeld en geluid samenhang vertonen. Dat de video’s niet overstemd worden door het kabaal van de architectuur. Waar ik het beste van video’s heb kunnen genieten was bij het deel van de manifestatie dat in het museum zelf gehouden werd: zittend en met koptelefoon op. Als aan die beide voorwaarden zijn voldaan doet de rest van de omgeving er blijkbaar nauwelijks meer toe. Je kunt dan in een oude autostoel zitten, in een pluche cabinet, of gewoon thuis op de bank. Alleen of met z’n allen doet er eigenlijk ook niet toe. Een reden om hier speciale paviljoens voor te ontwerpen is —hoe leuk ook bedacht— dus onzin.
Video is op het ogenblik een typisch product voor de huiskamer.
Dat ligt niet aan het medium video, maar aan het feit dat we een huiskamercultuur hebben. Het is heel goed denkbaar om op alle andere mogelijke plaatsen van video’s te genieten, overal behalve in speciaal daarvoor ontworpen paviljoens. Het medium is snel en vluchtig; en zo gedraagt de videoconsument zich ook. Hij zal nooit het geduld op kunnen brengen om naar een speciaal paviljoen te gaan en te wachten tot de deur hydraulisch dicht gaat —kan het nog trager!— om zijn behoefte bevredigd te zien. Hij wil öf zelf de knoppen kunnen bedienen of hij kijkt mee uit verveling in afwachting van wat anders. De Videobusstop is dan ook naast de huiskamer het enige paviljoen met toekomst.
Groningen heeft al met al natuurlijk wel bereikt wat het wilde. Vijf mooie paviljoens —al dan niet tijdelijk— een succesvolle manifestatie en veel aandacht in de massamedia. Architecten worden als superstar binnengehaald geheel volgens de wetten van de videoclip. Kijk eens we hebben een Coop Himmelblau, een Peter Eisenman, een Zaha Hadid, een Bernard Tschumi en een Rem Koolhaas. En de ontwerpers vliegen weer verder naar het volgende evenement, praatprogramma of beeldenroute.
NOOT
Noot De Manifestatie ’What A Wonderful World’ duurt nog tot begin december. De openingstijden zijn van dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur, donderdag tot 21.00 uur en zondag van 13.00 tot 17.00. Een passepartout voor alle paviljoens en het Groninger Museum is verkrijgbaar in het museum voor f 12, 50. Toegang per paviljoen afzonderlijk kost f 3,00. Bij de manifestatie verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus f 79,00 (f 69,00 in het museum).