La Cour d'Angle in Saint Denis (F) door Henri Ciriani

Door Jos Roodbol - Henri Ciriani is een architect van Peruaanse herkomst die nabij Parijs enkele opvallende projecten realiseerde: tweemaal sociale woningbouw en eenmaal een crèche. Wel monumentaal, maar niet neo-klassiek á la Bofill. Ook functioneel, maar niet naar de starre normen van de 'modernen' van weleer. Jos Roodbol was als bouwkundestudent voor zijn stage een klein jaar in Parijs en raakte onder de indruk van Ciriani's werk. Hij sprak met de architect en stelde dit artikel samen.

"Architectuur is een kruistocht geworden. Er is dan ook een flinke dosis vertrouwen en enthousiasme voor nodig om erte komen. Het functionalisme, of liever gezegd, het opgaan daarvan in het productieproces van onze huidige maatschappij, heeft de architectuur gereduceerd tot een constructiemethode. De malaise, die heerst in de moderne beweging, is te wijten aan het feit, dat de schoonheid, plezier dat ontstaat door het gebruik en de waarneming, er ontbreekt".1)
Het is niet zozeer om de kritiek, geuit op de moderne beweging, dat we deze woorden van Ciriani aanhalen - hij is trouwens alles behalve een meeloper in de verkettering van de modernen — als wel om de manier, waarop hij deze onderbouwt. Enthousiasme en vertrouwen gesteld tegenover het ongeïnspireerd volgen van productiemechanismen. En meer nog dan een analyse van een architectuurstroming - het functionalisme - is deze uitlating van Ciriani een karakterisering van zijn eigen architectuur en het denken erover.

'La Cour d'Angle’ in Saint Denis. Het gebouw op de hoek.

Geen betere omschrijving voor zijn tot op heden gerealiseerde werken is denkbaar, dan dat zij tot stand konden komen door middel van een kruistocht, al was het tegen beter weten in.
Het betreft hier de woningbouwprojecten in Marne-la-Vallée en Saint-Denis. Beide zijn gelegen in de agglomeratie van Parijs. Van het laatste project, waaraan het grootste gedeelte van dit artikel gewijd zal zijn, werd de bouw in 1982 beëindigd. Na de start in 1979 liep men er enige vertraging op. Het werk heeft er maar liefst twee maal stilgelegen wegens het failliet gaan van de uitvoerders.
Ciriani heeft hier de uiterste grens bereikt van wat mogelijk is binnen het kader van de met staatsgeld gefinancierde woningbouw.

Stedelijke architectuur

Henri Ciriani is geboren in Peru in 1936. Voordat hij naar Frankrijk emigreerde in 1964 had hij in Lima al meer dan 2000 woningen gebouwd. Sinds 1969 werkt hij als architect en doceert hij in Parijs. Van 1969 tot 1982 maakte hij deel uit van de AUA — Atelier d'Urbanisme et d'Architecture - waar hij naast Paul Chemetov tot de bekendsten ontwerpen behoorde. In 1976 zijn zijn projecten op de Biennale van Venetië geëxposeerd.
Politiek gezien is de AUA links georiënteerd. En politiek lijkt in Frankrijk, waar de burgemeester nog steeds in staat is de bouw van grote projecten stil te leggen en de president zelf de architecten voor zijn ministeries uitkiest, een nog grotere rol te spelen, dan elders in de wereld. Tot nu toe heeft men binnen de AUA vooral gewerkt voor gemeenten met een meerderheid van de PC - Partie Communiste - in de raad. Het is goed dit in het oog te houden, omdat het de aard en de achtergrond van de door hen ondernomen projecten beter doet begrijpen. Deze bestaan voornamelijk uit sociale woningbouw in hoge dichtheden met grote programma's, gesitueerd in de "villes nouvelles". Stedelijke architectuur is er het uitgangspunt. "Stedelijke architectuur, dat is de problematiek, die in onze tijd de taak van de architect uitmaakt", zegt Chemetov, "want vandaag is dit de belangrijkste weg waarlangs de mens zich aan de gemeenschap relateert." Zo ontstaat bij deze architecten een sociale woningbouw van een "monumentale orde".

De achtergevels gezien vanuit het centrale trappenhuis.

Het zijn in onze tijd niet langer de kerken en paleizen zelfs niet de fabrieken, die de macht representeren en die het waard zijn om als zodanig vorm gegeven te worden. Het is de sociale woningbouw, die vereerd dient te worden. Ciriani spreekt enigszins ironiserend over de "collectieve poëzie", waarvan zijn monumentale orde een afspiegeling wil zijn. Deze is voor hem dan ook belangrijker en gaat vooraf aan de "accommodatie van de individuele behoefte", de woningen.2) Hierbij valt een interessante vergelijking te trekken met Ricardo Bofill, die met name in zijn Franse projecten ook van een monumentale orde gebruik maakt. Bij hem echter wordt deze inzet tot het maken van paleizen, waar de bewoners zich achter neo-classicistische decors kunnen verschuilen. De monumentaliteit heeft hier slechts één functie: te domineren, zowel de omgeving als de bewoners.
Bij Ciriani is juist de plaatsing binnen de stedelijke context één van de belangrijkste ontwerp-uitgangspunten. Het project in Marne-la-Vallée doet door het trekken van enkele lijnen binnen de bestaande chaos van de "vilIe nouvelle" een appel op toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Het roept een halt toe aan de versnippering, die de meeste operaties in de nieuwe buitenwijken kenmerkt. In lineair-gestructureerde gebouwen van zeven etages hoog, beantwoordt het aan het maar liefst 900 wooneenheden tellende programma.

Twee lijnen

Het project in Saint Denis is een vervolg hierop. Het programma is er minder omvangrijk. Het bevat 129 eenheden, variërend van één-kamer- tot vijf-kamerappartementen, met parkeergarage en openbare voorzieningen, zoals een crèche voor de kinderen en een bistro.
Het thema van de lijn is ook hier weer opgepakt. Alleen staan de bouwblokken niet langer los van elkaar zoals in Marne, vrij in de ruimte, maar vormen zij een hoek met elkaar, de terreingrens volgend. Het belang van "La Cour d'Angle" ligt in de poging, die Ciriani doet zijn gebouw te verankeren in het bestaande stedelijke weefsel. Terwijl hij in Marne op nog vrijwel maagdelijke gronden bouwde, is hier de omgeving al aanwezig. Zij is er echter één, zoals er zo velen de laatste twintig jaar ontstaan zijn: een vrijwel ongestructureerde verzameling flats uit de 50'er- 60'er jaren. Het voorstel van Ciriani voor Saint Denis, straalt het vertrouwen uit, dat een enkel architectonisch object in staat kan zijn een stedelijke ruimte te vormen en een stad te reconstrueren. Het is een "gebouw op de hoek", een essentieel bestanddeel van de stedelijke ruimte.

Een stedelijk front

De omhulling van het gebouw bestaat uit meerdere lagen. De verschillen daartussen worden versterkt door het gebruik van kleur. De behandeling van de gevel krijgt hier, evenals dat in Marne-la-Vallée het geval was, grote aandacht van de architect.
De gevel aan de Rue Auguste Poullain fungeert door haar schaal en polychromie als een "stedelijk front" naar de omgeving toe. De huid ervan wordt gemarkeerd door rood betegelde horizontale banden, 70 cm breed, die een optisch effect veroorzaken: zij vergroten het geheel, iets, waarvan in de klassieke Italiaanse architectuur dikwijls gebruik gemaakt is. Te meer nog, daar de regelmatig verspreide raamopeningen zich in deze banden bevinden - en dus eveneens de krappe 70 cm hoogte meten - maakt het gebouw een monumentale indruk; schaalloos haast. Het zijn de aan dit ongedifferentieerde vlak toegevoegde balkons, die het gebouw een herkenbare schaal geven, en die het afleesbaar maken, waar de appartementen zich bevinden. Doordat de balkons pyramidevormig gestapeld zijn, vormen zij samen elementen van een grotere orde, die in staat zijn het gevelvlak als geheel te structureren.

Tussen het om hullend grid en het bouwvolume in ontstaat een spel van uitstekende balken en invallend licht.

In de horizontale zin wordt het gebouw afgesloten door een fries. Het gevelvlak is er uitgehold met grote rechtopstaande en gekantelde vierkanten. Erachter bevinden zich de loggia's van de duplex-woningen, die de bovenste twee etages in beslag nemen. Door het opengewerkte fries heen is een "gauloise"-blauw vlak zichtbaar. Op deze manier wordt de gevel verbonden met de hemelkoepel. De gevel is er transparant.
De functie van het fries is tweedelig. Allereerst verzorgt het de lezing van het gebouw op afstand, aangezien het bij benadering vanuit het centrum van Saint Denis boven de omringende bebouwing uitsteekt. Daarnaast reduceert het de "impact" van de torenflats aan de horizon. De monumentale wand, die enerzijds door zijn kleine raamopeningen een erg dichte, massieve indruk maakt, krijgt nu een tweede, volledig daaraan tegenovergestelde betekenis: zij toont haar dikte. En dat is niet veel. Ze lijkt wel van karton, zeker daar, waar ze de hoek omgaat.

Op de zesde verdieping treedt de brandtrap uit zijn koker, waardoor er meer plaats ontstaat voor de duplexwoningen.

Het tweede gebouw, gelegen aan de Rue Jean Mermoz, is lager en drukt zich minder expressief uit dan het voorgaande. Het bouwvolume is er tweemaal geknikt. Aan de achterkant vormt het een rechte hoek met het hoofdgebouw. Aan de voorkant wordt het omhuld dooreen regelmatig, met vierkante gaten doorboord grid. De lijn, die hier de terreingrens volgt, expandeert, vloeit de bocht om, verdikt het gebouw en komt abrupt tot stilstand. Tussen het omhullend grid en het bouwvolume in ontstaat een spel van uitstekende balkdelen en invallend licht. De hoek, daar waar beide gevelvlakken bij elkaar komen, wordt niet gekroond of gemonumentaliseerd - zoals dat vaak bij klassieke hoekoplossingen het geval is - maar zij wordt juist naar binnen gebracht. Daar ontmoeten beide bouwdelen elkaar in een hoge lichtschacht, die het entreegedeelte markeert. De ruimte neemt hier taps toe af en dirigeert de ontsluitingen van het hele blok. De buitenwand van het trappenhuis is in hetzelfde "gauloise"- blauw geschilderd. De vlakken, die het direct opvallend licht reflecteren zijn er rood. Entree en trappenhuis, de gemeenschappelijke ruimten binnen het gebouw zijn met zorg vorm gegeven. De redenering daarbij is, dat de bewoners dit op prijs zullen stellen, het gebouw beter zullen onderhouden en dat er minder vernielingen zullen worden aangericht.

Gevel-academisme

De architect, dat zal uit het voorafgaande duidelijk zijn geworden, is er niet alleen in geslaagd een "mooi" gebouw te maken, maar hij heeft al zijn elementen zo gekozen, dat zij een rol van betekenis kunnen spelen in de articulatie van de stedelijke ruimte. Wat hierbij wel in het oog dient te worden gehouden is, dat deze laatste door een al te buitenissige, extravagante vormgeving maar al te gemakkelijk verstomd raakt en niet meer in staat is tot de door het gebouw juist zo gewenste dialoog. Een tweede gevaar schuilt hierin, dat "het werken aan de gevel", de virtuositeit, gelegd in de uiterlijke vormgeving, heel snel kan ontaarden in een nieuw "gevel-academisme", waar Frankrijk, gezien haar historie, niet ongevoelig voor is. Dit zou inhouden, dat het sociale programma, datgene waar het gebouw onderdak aan verleent, tot struikelblok wordt bij het door de architect gewenste formele onderzoek. Of dit in Saint Denis het geval is, zal moeten blijken uit een beschouwing van de plattegronden en doorsneden.

De achtergevels gezien vanuit het centrale trappenhuis.

De appartementen zijn ontworpen op een travéemaat van 5,60 m, die consequent binnen het hele project volgehouden is. Hierdoor kon in grote mate van standaard-produkten gebruik worden gemaakt. De plattegronden zijn uiterst rationeel ingedeeld. De vierkamerwoningen hebben een oriëntatie naar twee richtingen. De woonkamer maakt een ruime indruk door de ontwikkeling over de diagonaal. De grootste woningen liggen op de 5e en 6e etage, waardoor ze over de best gesitueerde buitenruimtes kunnen beschikken. Wat de overige betreft, zal het nog wel een hele poos discutabel blijven, of de vierkante raampjes wel of niet aan de gewenste daglicht-toetreding voldoen en aan het uitzicht naar buiten.

De crèche

Hoewel de crèche altijd deel heeft uitgemaakt van de opdracht, is men pas met de bouw ervan begonnen, toen de rest van het werk er al stond. Dit wil zeggen, dat er een ontwerptijd van drie jaar aan vooraf heeft kunnen gaan. In die tijd zijn er vier verschillende ontwerpen gemaakt. Het gebouw tot en met de meubilering, alles is getekend. Dat kan natuurlijk helemaal niet, voor het geld dat er tegenover staat, laat Ciriani niet na op te merken. Maar omdat het zijn eerste openbare gebouw is, was geen moeite hem te veel er iets moois van te maken.

Plattegrond kinderdagverblijf
1. stalling kinderwagens. 11. wasruimte. 21. speelruimte groteren.
2. receptie. 12. linnenkamer 22. speelruimte.
3. kantoor. 13. keuken babydagverblijf. 23. kleedruimte middengroep.
4. medische ruimte. 14. speelruimte 24. slaapruimte middengroep.
5. personeelsruimte. 15. kindergarderobe. 25. speelruimte middengroep.
6. hal. 16. vuilnis. 26. kleedruimte kleinste kinderen.
7. berging. 17. droogruimte. 27. slaapruimte kleinste kinderen.
8. pantry. 18. stalling kinderwagens. 28. speelruimte kleinste kinderen.
9. garderobe personeel. ^ 19. kleedruimte grotere kinderen.

Het gebouwtje bevindt zich deels aan de binnenhof, deels onder de hoogbouw aan de Rue Jean Mermoz, waaraan ook de ingang ligt. Het probleem bij het ontwerpen was, dat de crèche door deze situering als het ware platgedrukt wordt tussen de blinde muren van de parkeergarage en de schijven, die de hoogbouw dragen. Oftewel, hoe in deze situatie ruimtes te scheppen en "licht" te brengen. Het ontwerpuitgangspunt kan daarom gekarakteriseerd worden als: het werken aan een transparantie die vanaf de entree naar de binnenhof leidt en waardoor er een lezing van de crèche als ruimtelijke eenheid ontstaat.
Het programma bestaat uit twee delen, die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn. Een gedeelte voor de kinderen met slaap- en speelruimten en één voor volwassenen met keuken, opslagruimte voor een arts en voorzieningen voor het personeel. Het gedeelte voor de kinderen bevindt zich in de hof; dat voor de volwassenen aan de straat. De slaapruimten, die op een strook bovenlicht na helemaal dicht zijn, liggen in het midden en werken als een buffer tussen het woongebouw en de spelende kinderen.

Er zijn drie groepen kinderen — van baby's tot peuters - die onderling van elkaar gescheiden moeten kunnen worden, met elk hun eigen speel- en slaapdeel. Zo maken de kinderen, met het klimmen der jaren, steeds kennis met een andere, complexere ruimte, totdat hun ruimtelijke initiatie voltooid is en zij rijp zijn voor de kleuterschool. Het geheel is ondergebracht in een vierkant van 20 x 20 m. Op een kolomstramien van 4.00 x 5.00 m. Het dak is losgehouden van de ruimte-scheidende elementen door middel van een glasstrook, en wordt alleen gedragen door de kolommen.

Speelruimte

In het aldus verkregen "plan libre" is de architect vrij in zijn spel met "licht en transparantie". Het lijkt er op of Ciriani, die zijn architectonische taal naar eigen zeggen afgeleid heeft van enkele villa's van Le Corbusier (La Roche, Stein) hier een demonstratie geeft van de mogelijkheden, die beschoren liggen in het werken met de "moderne ruimte". Binnenwanden slingeren vrij tussen de kolommen door en laten de buitenruimte van de hof tot diep in het gebouw penetreren. De randbalk aan de achterzijde van het dak maakt zich los uit het orthogonale systeem en roept de knik in de hoofdopzet in herinnering. Plafondverlagingen en onverwachte lichtinval brengen accenten aan in de ruimtelijke ontwikkeling. De gevel van de speelruimte maakt gebruik van een ander Corbusiaans element, dat van de "brise-soleil". Het verlengt de ruimte naar buiten en filtert het licht, voordat het naar binnen treedt. Al met al een in haar opzet geslaagd bouwwerk, waarvan we er graag meerdere zouden zien verrijzen. Of, om met de woorden van Ciriani te eindigen: "J'adore les imitations comme les miennes".3)

Noten
1) A.M.C. 40-1976
2) l'Architecture d'aujourd'hui 196 - april 1978
3) "Ik verheerlijk kopieën zoals mijn eigen werk"