Aan het Entrepotdok in Amsterdam is het merendeel van de voormalige pakhuizen succesvol getransformeerd tot woningen. De verbouwing van het voormalige krakersbolwerk 'De Kalenderpanden’ en de voltooiing van Liesbeth van der Pols appartementencomplex ‘Aquartis’ behoren tot de laatste fase van deze herontwikkeling. Aquartis is in de plaats gekomen van een voormalige kolenopslag, waarvan de massieve steunmuur (volgens de gemeentelijke wensen) behouden is gebleven. Zowel in de stedelijke opbouw van het gebied als in haar specifieke karakter en uiterlijk is Aquartis het voorlopige hoogtepunt van het Entrepotdok. Het wooncomplex ligt aan het einde van een waterpromenade die enerverend wordt afgesloten door een ontegenzeglijk fotogeniek gebouw.
Het behoud van de steunmuur heeft de opbouw van het complex verregaand beïnvloed. De glazen zuidgevel speelt in op het ritme en de verschijningsvorm van dit historische element. De steunberen leggen tevens de beukmaat van het gebouw vast. Deze strenge opdeling van het complex sluit een variatie van de appartementen echter niet uit. In het complex zijn n o koopwoningen ondergebracht, variërend van kleine appartementen tot grote penthouses. De zuidzijde heeft een volledig transparante gevel waarvan het karakter door enkele eenvoudige ingrepen is versterkt. De inpandige balkons die door de geknikte gevel voor het merendeel serres zijn, kunnen door middel van het wegklappen van flexibele gevelelementen bij de vertrekken worden betrokken. De hoofdentree ligt aan deze kant, terwijl de parkeergarage en de fietsenbergingen worden betreden via de gesloten achterzijde. De verwijzing naar de voormalige kolenopslag en het hergebruik van de kenmerkende massieve muur suggereren een historische stellingname. Deze stellingname zou als banaal en oppervlakkig kunnen worden afgedaan, doordat de muur slechts als citaat aanwezig is. Deze oppervlakkigheid wordt in de gesloten noordgevel versterkt door de suggestie van een staalskelet. De relatie van het wooncomplex met de geschiedenis van de stad vindt echter op een ander, relevanter niveau plaats. Het complex verwijst niet alleen naar zijn voorganger, maar ook naar de industriële complexen die in Londen en New York sinds de jaren tachtig worden verbouwd tot loftwoningen voor de nouveau riche. De historische identiteit van het gebouw en zijn omgeving wordt door deze verwijzingen zowel bevestigd als ontkend. De genius loei lijkt perfect te zijn getroffen, terwijl het complex in feite een beroep doet op het collectieve geheugen.
De stedelijke schaal van het wooncomplex introduceert een vocabulaire dat tegelijk vernieuwend en historisch is. De opbouw van het woonblok en de gevels is het resultaat van een repetitie van woningen. Tussen de stad en de woningen bevinden zich geen andere, intermediaire elementen. In het interieur blijft de kleinschaligheid behouden, omdat ook bij de grotere appartementen de beukmaat nooit volledig wordt doorbroken. In de Nederlandse wooncultuur is dit een ingreep die uitdagend kan worden genoemd. De te verwachten loft-achtige ruimtes komen alleen op de begane grond en nergens anders voor. Zelfs de enorme penthouses zijn opgedeeld in kleine Hollandse kamers.
Aquartis speelt met verwachtingen. Hierbij gaat het niet om een eenvoudige omkering, maar om het toevoegen van andere betekenissen zonder een voorkeur uit te spreken. Het leesbare en schijnbaar begrijpelijke gebouw bevestigt de eerste indrukken, maar voegt bij nadere beschouwing andere indrukken toe. Het is een nieuwbouwproject, maar het had evengoed een renovatieproject kunnen zijn. Ook de combinatie van het historische citaat en het herkenbare dat gebaseerd is op het collectieve geheugen, is bijzonder. De makkelijke leesbaarheid van Aquartis is een illusie. Van der Pols appartementencomplex is ongrijpbaar, omdat het balanceert tussen begrip en mysterie, tussen herkenbaarheid en verveemding, tussen herinnering en vernieuwing.