In 2002 werd Grafton Architects uitgenodigd deel te nemen aan de internationale competitie voor een nieuw hoofdgebouw voor de Bocconi Universiteit in Milaan, één van de meest prestigieuze universiteiten van Italië. Ze won deze van haar meer gevestigde tegenspelers, zoals Diener & Diener en Josep Llinas. Om te winnen heeft het bureau een oplossing geformuleerd voor een probleem dat nooit goed is geadresseerd door de omliggende universiteitsgebouwen, waarvan sommige zijn ontworpen door enkele grootmeesters van de Italiaanse moderne architectuur, zoals Giusepe Pagano Pogatschnig, Giovanni Muzio en Ignazio Gardella. Van oudsher was de universiteit verbonden met het fysieke en sociale weefsel van de stad. In de tweede helft van de twintigste eeuw koos de Bocconi Universiteit zelf voor het Angelsaksische campusmodel, waarbij de gebouwen een zelfvoorzienend geheel vormen binnen duidelijk gedefinieerde grenzen. Grafton Architects stond voor de opgave beide modellen met elkaar te verzoenen.
Het briljante antwoord door Shelly McNamara en Yvonne Farrell werd door de jury, onder voorzitterschap van Kenneth Frampton, unaniem als beste gewaardeerd. Niet lang daarna werd aan het einde van 2003 een begin gemaakt met de bouw.
In het prijsvraagontwerp dat grotendeels is gerealiseerd, bestaan twee verschillende systemen naast elkaar. Hiervoor hebben ze een constructie bedacht waarbij alle verdiepingen zijn opgehangen aan liggers van 3,60 meter hoog. Hieruit volgt dat de begane grond alsmede de ondergrondse verdiepingen die tot veertien meter onder het maaiveld komen, flexibel zijn in te delen. Deze vrijheid is door de ontwerpers ingezet om een complexe ruimtelijke verbinding te maken tussen de stad en de instelling. Deze uitwisseling vindt plaats op drie niveau's: de foyer, het nieuwe openbare plein en het auditorium. De ruim duizend werkplekken en de grote vergaderzaal op de hoger gelegen verdiepingen daarentegen voegen zich naar het dwingende grid van de constructie en keren zich volledig af van de stedelijke context, wat te beschouwen is als het thema van de autonomie van de campus.
Het gelijktijdige bestaan van beide systemen, waarvan de één open en de ander gesloten is, weerspiegelt de manier waarop het instituut zich presenteert naar de buitenwereld. Door zich open te stellen en beschikbaar te zijn voor uitwisseling, zet het gebouw een stap terug ten opzichte van de stad. Dit is een gebaar dat tegengesteld is aan tal van recente architectonische initiatieven, die een stedelijke positie innemen. De belangrijkste gevel plooit ten opzichte van de straatwand, waardoor ze ruimte laat voor licht en een nieuw publiek plein. Om de specifieke missie te onderstrepen, ziet het gebouw langs de Via Röntgen af van een frontale confrontatie met de tegenoverliggende gebouwen. In plaats daarvan worden de in de drie dimensionbale gevel zijdelingse zichtlijnen gehouwen.
Het complexe probleem waarvoor Grafton Architects zich gesteld zag, vroeg om een rigoureuze ontwerphouding in iedere fase van het ontwerp. Hieruit volgt dat het originele concept steeds prevaleert boven diverse pogingen om het gebouw meer menselijk of zacht te maken. Zo hebben de binnenplaatsen, waaraan de kantoren zijn gelegen, een gevangenisachtige uitstraling. Maar wellicht is deze conceptuele standvastigheid wel noodzakelijk voor een opkomend bureau om haar ontwerpintenties onomwonden te kunnen etaleren voor een internationaal publiek.
Daarnaast is er een belangrijke les te leren voor de huidige Italiaanse ontwerpcultuur: gestrengheid is nodig om de banale benadering van publieke gebouwen te boven te komen. Investeringen in publieke projecten, zowel financieel als ontwerptechnisch, vinden slechts plaats bij enkele typologiën (musea, een enkel theater). De rest wordt in een afschrikwekkende toestand gelaten.
Vertaling Sander Woertman