Sinds in de jaren tachtig de klad kwam in het fameuze metaalbedrijf dat ooit tot de grootste industrieën van Nederland behoorde, lag het terrein van Stork er verlaten bij. Dankzij grootschalige transformatie wordt het voormalige fabrieksterrein weer een functionerend onderdeel van de stad. Voor het ROC van Twente, een onderwijsorganisatie voor circa 20.000 gebruikers, is de locatie ten zuiden van het station zeer gunstig. Bovendien spreekt uit de gebouwen het arbeidersverleden: een werkzaam leven, je handen vuil maken en gestaag produceren. Die omgeving versterkt het onderwijs en ze stimuleert de leerlingen om het onderwijsproces succesvol te doorlopen.
Het nieuwe ROC wordt ingezet als ‘aanjager’ van een binnenstedelijk reconstructieproces. De ongeveer achtduizend leerlingen en duizend personeelsleden die vanaf begin 2009 in dit gebouw worden gehuisvest, gaan voor levendigheid in het gebied zorgen. Daarmee geeft het onderwijsgebouw de stad haar vitaliteit terug. De onderwijsinstelling ligt tegen de woonwijk 't Lansink aan. Dit is een van de eerste tuindorpen in Nederland, door Stork aan het begin van de twintigste eeuw gebouwd om de arbeiders te huisvesten. Het ROC is stedebouwkundig zorgvuldig ingepast. De kamstructuur van het zuidelijke gebouwdeel met vleugels in twee lagen in combinatie met kleinschalige elementen als een tuin, tuinmuur, balkons en zonneschermen, zorgt ervoor dat het complex aansluit op de intieme en rustige sfeer van het Tuindorp.
Het hart van het nieuwe ROC is de voormalige gieterij van Stork. De ontwerpers, Harry Abels van ia a Architecten en restauratiearchitect Maarten Fritz, handhaafden de industriële hoofdhal als het meest imposante onderdeel van de gieterij. Nadat de oude, aangebouwde volumes van het historisch gegroeide ensemble waren afgebroken, zijn aan beide zijden van de basiliekachtige ruimte nieuwe vleugels aangebouwd. De axiale hal, gebouwd in 1902 en uitgebreid in 1928, zorgt niet alleen voor oriëntatie in het grote gebouw, maar biedt leerlingen en personeel ook de mogelijkheid zich te identificeren met de plek. De roestige metalen constructie met het grotendeels oude glas is met opzet niet netjes gemaakt, omdat het anders zijn oorspronkelijke kracht zou verliezen en onecht zou worden. In plaats daarvan is het afgebladderde verfwerk zoveel mogelijk intact gelaten, inclusief de in onbruik geraakte afgeknipte leidingen. De oude hijsbalken die zijn verwerkt in de loopbruggen van de verdieping, contrasteren met de opvallend vormgegeven loungeplek en de opgetilde ontvangstruimte ‘Jonas’ die als losse paviljoens in de verder lege hal zijn geplaatst.
De 150 meter lange hal ondersteunt het onderwijsconcept van het ‘community college'. Aan deze nieuwe stedebouwkundige ruimte dicht bij een woonwijk liggen enkele kleine bedrijfsvestigingen zoals een kleuterdagverblijf, een café, een restaurant, een boekwinkel, een uitzendbureau en een praktijkcentrum voor metaal en electro. Ook kunnen hier buurtactiviteiten plaatsvinden. In die zin voegt het ROC aan de stad een nieuwe semi-openbare ruimte toe die open is van zeven uur 's ochtends tot half elf 's avonds. Dankzij het hergebruik was deze grote ruimte financieel haalbaar. Een ROC van deze afmetingen kan normaliter aanspraak maken op een hal van ongeveer zeshonder tot zevenhonderd vierkante meter, terwijl deze hal ruim 2.700 vierkante meter meet. Met een ipsv subsidie van meer dan drie miljoen euro is ze geconserveerd en gerestaureerd. Dat was een flinke financiële duw in de rug. Overigens was de opdrachtgever van begin af aan bereid veel tijd, geld en energie te steken in dit bouwproject.
In de nieuwbouw zijn opleidingen voor het middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie geclusterd, die voorheen in verschillende gebouwen verdeeld over Hengelo en Enschede waren gehuisvest. De concentratie in één gebouw drukt de huisvestingskosten. Tegelijk maakt het een veel flexibeler gebruik mogelijk, zodat ook kleine beroepsopleidingen Dolf Bmet slechts enkele leerlingen kunnen voortbestaan. In de zuidelijke vleugel is een groot deel van de ‘schone’ vakken ondergebracht van de sectoren economie, technologie, educatie en gezondheid en welzijn. Op de vier verdiepingen van de noordelijke vleugel worden diverse praktijkvakken gegeven zoals motorvoertuigentechniek waar leerlingen in beschermende kleding lopen. Om de massaliteit te beheersen die de schaalvergroting met zich meebrengt, is deze vleugel door middel van huiskamers en patio's in groepzones verdeeld, op basis van de strategie van kleine afdelingen binnen een groter geheel. De nieuwe, opvallend sierlijke gietijzeren kolommen bij de entree en de betonnen kolommen in de rest van het gebouw refereren op een eigentijdse wijze aan het verleden van het gebied. Door de kolomstructuur is een vrij indeelbare plattegrond mogelijk. Op dit moment is met flexibele tussenwanden een gedifferentieerde indeling gemaakt, met formele en informele werk- en studieruimtes, voor twee, vier of meer gebruikers. Er is een heel scala aan spreekkamers, computerplekken, instructielokalen en werkplekken.
Door het vele glas oogt het hele gebouw niet alleen open, maar is ook de sociale veiligheid vergroot. Hierdoor is een gebouw ontstaan - zonder de vroeger gebruikelijk grote bedrijfshallen - waarin het werken met projectonderwijs mogelijk is en waarvan de plattegrond is toegesneden op het zogenoemde nieuwe of moderne onderwijs dat individueler is georiënteerd. Bovendien kan met de nieuwe laag die aan het oorspronkelijke industriële gebied is toegevoegd, worden ingespeeld op de (nu nog onbekende) onderwijskundige veranderingen in de toekomst.