Als een zware monoliet staat de donkere woning in een vrij banale Vlaamse huizenrij. Het architectonische spel tussen binnen en buiten vindt hier op hoog niveau plaats. Een typisch Belgische kwinkslag bij deze theorie verwoordt filosoof Bart Verschaffel als: “Doordat de ‘buitenkant’ van de private ruimte steeds grenst aan de publieke ruimte, [...] draagt het huis (de gevel en soms een deel van het interieur) wel de publieke verschijning. Het huis representeert de persoon: het wordt beleefd en gelezen als een drager van de sociale identiteit en - in het tijdperk van de individualisering - zelfs als de uitdrukking van een persoonlijkheid. Het huis is dus een private ruimte met een publiek gezicht [...].”1
In eerste instantie voelt de persoonlijkheid van het massieve bouwwerk terugblikkend op de theorie introvert, asociaal en ascetisch aan. Dit wordt veroorzaakt door de geslotenheid en het materiaalgebruik van het ontwerp.
Maar de ‘publieke betekenis’ van de woning wordt vandaag gerelativeerd door transportnetwerken en nieuwe informatie en communicatiemiddelen, die de actieradius van het leven vergroten. Wanneer adressen mobiel zijn en de bereikbaarheid is losgekoppeld van de woonplaats, verliest de woning haar sociale belang en representativiteit. Het private grenst immers aan de nieuwe ‘virtuele, publieke ruimte'. Woningen verliezen hun ‘façade’ of hun gezicht. In deze context heeft dmvA raak geschoten, zelfs al is het volgens de architecten slechts een antwoord op de vraag van de opdrachtgever om privacy aan de straatzijde.
Maar laten we ons niet verliezen in het academische. Het jonge bureau dmvA is binnen de typische jonge generatie Vlaamse architecten bovenal een pragmatische dienstverlener, die door middel van emo-architectuur2 steeds opnieuw ontwerpen met een frappante huiselijkheid en leefbaarheid oplevert. Hoewel het bakstenen maaswerk sinds de bouw van de eigen woning van Tomas Nollet en Hilde Huyghe regelmatig in het Vlaamse straatbeeld is te zien, is het hier elegant en consequent doorgevoerd in de straatgevel, die is georiënteerd op het zuiden. In het zadeldak is in de pannen dezelfde kleurschakering gebruikt, waardoor het idee van een ‘huid' ontstaat.
Het betreden en doorkruisen van de woning, de opbouw van publieke geslotenheid naar private openheid, is met veel gevoel voor materialen gerealiseerd. De rode entree zuigt bewoner en bezoeker binnen in een gang met rode PVB gelaagde glasplaten. Deze verbindingsgang tussen straat en tuin, die refereert aan een typische Vlaamse steeg, leidt langs een bufferzone met toilet, garderobe, bureau, berging en bijkeuken, naar een open ruimte met zithoek en leefkeuken. De bufferzone komt terug op de verdieping. Deze functionele ruimtes krijgen licht via het maaswerk, dat van binnen naar buiten gezien verrassend transparant blijkt te zijn.
Elk project van dmvA is een klein experiment, maar wie denkt dat hét hier om de lichtfilterende gevel draait, heeft het mis. De uniciteit van deze woning ligt in de achtergevel die van maaiveld tot nok in glas, grotendeels industriële beglazing, is uitgevoerd. De gestandaardiseerde elementen zorgen voor kostenbesparing en de vlakke afwerking voor verfijning. Het weglaten van de dakgoot maakt het ontwerp gedurfd en de uitzetramen bijzonder. Maar bovenal is het profiel- en floatglas een brutaal gebaar ten opzichte van de voorgevel en zorgt het voor een fantastische ruimtebeleving, met name op de zolderverdieping.
Architecten David Driesen en Tom Verschueren tonen zich de emo-architectuur eigen te hebben gemaakt. Leef- en werkruimtes hoeven geen gepolijste en afgewerkte esthetiek te bezitten, maar moeten de gebruiker raken. De transparante achtergevel streelt, de gesloten straatgevel doet mijmeren en de rode accenten vallen aan.
NOTEN
1) Uit: Bart Verschaffel, ‘Publieklprivaat’, in: Van Hermes en Hestia. Teksten over architectuur., Uitg. A&S/books, 2006, pag. 127.
2) Emo-architectuur is een architectuur die inspeelt op de emoties of zintuigen in plaats van functionaliteit in de pure zin van het woord na te streven.