De oorspronkelijke garages bij de jaren ’30 woning, twee in een rijtje van drie, bevinden zich op een zelfstandig perceel en hebben een eigen toegangspad via een zijstraat. De garages zijn degelijk gebouwd, maar vroegen om de nodige aanpassingen om als verblijfsruimte te kunnen fungeren. Het plafond is verwijderd zodat de oorspronkelijke sporenkap van ongeschaafd Amerikaans grenen zichtbaar wordt. Het hout van het plafond is vervolgens gebruikt om de kapconstructie aan te passen.
De buitenmuren zijn voorzien van geïsoleerde voorzetwanden, de cementvloer is zwevend op isolatie aangebracht en afgewerkt met een kunststof gietvloer. Door elektrisch bedienbare dakramen heeft het logeerverblijf een optimale lichtinval. De sfeer in het logeerverblijf wordt sterk bepaald door het contrast tussen enerzijds de authentieke houten kapconstructie met de ambachtelijke details en anderzijds de minimalistische inrichting en afwerking. In de ruimte is één binnenwand geplaatst met een kast, uitklapbed en daklicht. Deze wand, afgewerkt met essenolijf fineer met een levendige houttekening, is tegelijkertijd de begrenzing van de compacte, maar volledig uitgeruste badkamer. De wastafelkast is maatwerk en brengt eenheid in de materiaalkeuze aan door toepassing van het zelfde fineer als de binnenwand.