“Onze steden en gebouwen worden steeds minder bepaald door de programmatische logica, zoals het functionalisme voorschreef. Ze groeien uit tot agglomeraties die bestaan uit heel verschillende, van elkaar afhankelijke functionele delen, die vergelijkbaar zijn met complexe microkosmossen.”' Het recent opgeleverde woningbouwproject, op de kop van een van de voormalige haveneilanden in Borneo is zo’n op zichzelf staande wereld. Mateo’s gebouwen zijn zelden opvallend; eerder moeten ze ontdekt worden. Ze graven zich als het ware in hun specifieke, vaak perifeer gelegen situaties in. Zonder enige nostalgie analyseert Mateo de sporen die de geschiedenis en de natuur achtergelaten hebben en ent hierop zijn ontwerpen. Niet door deze als formalistische voorschriften te accepteren, maar door ze zodanig te transformeren dat ze betekenis krijgen in het alledaagse gebruik.
De langgerekte karakteristieken van de havenpier zijn opgepakt in de mathematische opbouw van het project. In de lengterichting ontstaan zones die volgens de wetten van de bouwproductie gecompartimentaliseerd zijn. Door inventieve schakeling, opbouw en weglating van dergelijke compartimenten ontstaat zowel in de lengte- als in de dwarsrichting een grote differentiatie. De sequentie van doorsnedes over het project laat een aantal varianten zien. In zijn toelichting op het ontwerp benadrukt Mateo dat niet de sequentie van elementen, maar de onderlinge relaties bepalend zijn. Soms is de relatie een letterlijke verbinding, horizontaal of verticaal, soms is het een visuele relatie. Deze variatie is mede bepaald door de wens zoveel mogelijk vertrekken te laten profiteren van het exceptionele uitzicht en door het optimaliseren van de lichtinval. Dat is met name van belang voor de woningen aan de noordzijde van de pier. Het meest verrassend is het landschap van daktuinen en terrassen dat zich binnen de grenzen van het blok ontvouwt. Door de onregelmatige verspringingen aan te brengen in het niveau waarop deze aan de woningen gekoppeld zijn is het landschappelijke karakter ervan versterkt. Er ontstaat een informele wereld van buitenkamers, overigens inclusief de mogelijkheid tot sociale controle. Deze microkosmos heeft daardoor iets van een naar binnen gekeerd dorp.
Aan de buitenzijde is het project niet spectaculair. De woningen zijn iets opgetild, zodat er een vanzelfsprekende privacy ontstaat ten opzichte van de straat. Tegelijk is hierdoor het uitzicht over het water geoptimaliseerd. Onder de woningen ligt een parkeergarage die daglicht krijgt via de zijgevels. Vanuit de eigen garagebox leidt een trap direct naar het binnenste van de woningen. In optimale werking zou de garage kunnen fungeren als een ondergronds, semi-openbaar buurtplein. De noordgevels zijn uitgevoerd in baksteen, de zuidgevels voornamelijk in tropisch hardhout. In de hoekwoning zijn beide materialen met elkaar verweven. Bindend element is het incidenteel doorlopen van de gevelbekleding voor vensters of terrassen langs. Het is meer dan een decoratie of een provocatie aan de bewoners, bij wie de blik op de buitenwereld verstoord wordt door de eigenaardigheden van de architect(uur). Dit steeds terugkerende element staat symbool voor de gedachte dat het woningbouwproject niet meer is dan een uitsnede uit het stadslandschap. Door de nadruk te leggen op de doordringbaarheid van de gevel, lijkt Mateo de aandacht te willen vestigen op het collectieve karakter van de ruimtes in het gehele complex.
Op tekening ziet het ontwerp er uiterst mathematisch en analytisch uit. In de praktijk betrekken de bewoners hun huis alsof ze een hen al lang vertrouwde garderobe in gebruik nemen. Maat, schaal en lichttoetreding nodigen uit tot exploratie van het woonlandschap, ook als dit een glazen gang, een tussenniveau of een dakkamer is. Nergens maken de ruimtes de indruk het restant te zijn van een niet opgeloste doorsnede of plattegrond. Alleen de eigenaar van de mooist gelegen en duurste hoekwoning op de kop is meteen aan het verbouwen geslagen: de wintertuin eruit en een bubbelbad op het meer dan riante dakterras. Architectuur kan de rijkdom aan mogelijkheden binnen de werkelijkheid bloot leggen, aldus Mateo. Maar deze had hij niet voorzien. Het project is van binnen naar buiten ontworpen. Een architect moet zich volgens Mateo als een antropoloog gedragen: hij bevindt zich temidden van het leven, maar bekijkt zijn object van studie tegelijk van buiten' af. Door steeds heen en weer te switchen tussen structuur en gebruik, tussen constructie en ruimte, tussen abstractie en materialiteit en tussen theorie en ontwerp komt Mateo tot zijn experimentele vanzelfsprekendheden. Daarbij is de essentie steeds dat de architectuur per definitie instabiel is. Ze balanceert tussen het streven naar permanentie waarmee ze een expressie van de dood is en een vitaliteit die zich niet laat begrenzen door materialiteit.
NOOT
1 Citaat van Josep Lluis Mateo, aangehaald door Kurt W.Forster in ‘An Architecture of Silent Collisions’ in: Josep Lluis Mateo, Ideas and Buildings 1992-1995, Birkhauser, Berlijn 1995
Lees ook: Borneo Sporenburg in Amsterdam door West8 (1998/3)