Stadskantoor Venlo door Kraaijvanger Urbis

Door Harm Tilman - Een van de grote uitdagingen voor deze tijd is gebouwen te maken, die goed zijn te gebruiken en die geen aanslag vormen op de omgeving maar ook over twintig jaar nog relevant zijn. Een gebouw dat prettig is, licht, goed in zijn context ligt en waarin goede materialen zijn gebruikt, wordt beter gewaardeerd en is daarmee duurzamer. Maar een ontwerp alleen is niet toereikend. Om gebouwen werkelijk duurzaam te maken zijn nieuwe verdienmodellen nodig.

Het heeft weinig zin om een gebouw louter rond het bestaande programma van een onderneming te bouwen. Bedrijven veranderen immers voortdurend. De daaruit voortvloeiende wens tot flexibiliteit leidt echter al snel tot wezenloze ruimtes die niet inspelen op het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Vanuit de wens alle soorten gebruik te accommoderen, wordt de specificiteit van veel gebouwen opgeofferd. Een ontwerp is echter pas duurzaam, als de basis goed is, dat wil zeggen als het begrip toont voor bijzondere menselijke waarden en wensen.
Door de Duitse chemicus Michael Braungart en de Amerikaanse architect Thomas McDonough zijn drie invalshoeken uitgewerkt. De eerste is dat in gebouwen hernieuwbare energie wordt geleverd en dat geen eindige bronnen worden verspild. Daarnaast raden Braungart en McDonough aan om kringlopen te sluiten en materialen zoveel mogelijk op te nemen in technische en natuurlijke kringlopen. Ten slotte is diversiteit een belangrijk thema in hun bijdrage. Een gebouw mag niet alleen geen schade betrokkenen aan het milieu, maar moet ook ten goede komen aan de context en zoveel mogelijk lokale partijen erbij betrekken. Een gebouw kan de biodiversiteit in de stad versterken en andere functies opnemen. De context is een belangrijke ontwerpvariabele. Daarnaast is de organisatie van het gebouw van belang, in de manier waarop vides, looplijnen, verbindingen, uitzicht en binnenklimaat zijn geregeld. Ten slotte moet het mogelijk zijn de indeling van de vloeren aan te passen en de gevels zo nodig te vervangen.

Duurzaam in de praktijk

In 2010 kreeg Hans Goverde van Kraaijvanger*Urbis de opdracht voor het stadskantoor van Venlo. Deze stad koestert hoge duurzaamheidambities en wil het middelpunt worden van de eerste regio die de principes van C2C (Cradle to  Cradle) volledig in de praktijk brengt. De opgave voor het stadskantoor betrof het ontwerp van een comfortabele en uitnodigende werkomgeving, in combinatie met het hoogst haalbare niveau van duurzaamheid. De principes van McDonough en Braungart waren leidend, maar zijn nadrukkelijk geplaatst binnen de context van beschikbare technieken, planningen budgetten.

Doelstelling voor de architecten was niet alleen een aantrekkelijke werkomgeving te creëren, maar ook een nieuw businessmodel te ontwikkelen. Gedurende het ontwerpproces maakte het ontwerpteam dan ook gebruik van de 'Total Cost of Ownership’ om te laten zien dat duurzame oplossingen hogere investeringen vragen, maar de kosten terugdringen gedurende de leefcyclus van een gebouw. Op deze manier kon het team duurzame oplossingen incorporeren in het project op voorwaarde dat zij zich terugbetalen gedurende de technische leeftijd ervan. Het geld dat in de toekomst wordt terugverdiend dankzij duurzame toepassingen, kan dan vooraf worden geïnvesteerd. Dit creëert toegevoegde waarde, niet alleen in economische maar ook in sociale en ecologische zin.

Stadskantoor Venlo door Kraaijvanger Urbis
Omdat in de huidige omstandigheden  een volledig C2C-gebouw niet mogelijk is, heeft de architect een route uitgezet waarin het klimaatneutrale gebouw stap voor stap een zero Energy-gebouw wordt.

De doelstellingen voor het ontwerpteam waren uiteenlopend. De eerste betrof een reductie van de epc met vijftig procent. De huidige staat van techniek en budget maken een volledig C2C gebouw niet mogelijk. Daarom moest de architect een route uitzetten waarin het klimaatneutrale  gebouw anno 2012 in de komende jaren stap voor stap kan worden aangepast tot een zero Energy gebouw in 2040. Een andere belangrijke doelstelling is het sluiten van de kringlopen van materialen. Tot slot is het gebouw als een innovatieplatform opgevat. De gedachte was dat de voor dit gebouw ontwikkelde bouwdelen ook als reguliere producten op de markt kunnen worden gebracht.
Een groot deel van de slag werd in het proces gewonnen. Vooral bij het sluiten van kringlopen is samenwerking tussen de partijen in het bouwproces van belang. Om het plan verder te ontwikkelen zijn vooraf en gedurende het proces dan ook verschillende marktpartijen geconsulteerd. Samen met Van Ganzewinkel zijn gevelelementen ontwikkeld die na afloop van hun cyclus door het bedrijf worden teruggenomen en gerecycled. Gekozen is voor houtbouw zodat materialen uit de streek kunnen worden aangevoerd. In samenwerking met Océ is een papierloze manier van werken in de werkomgeving geïntroduceerd. Bij de bouwvergaderingen waren steeds alle partijen aanwezig, ook de toeleveranciers. Op deze wijze is de productontwikkeling tot onderdeel van het bouwproces gemaakt.

De werkverdiepingen zijn ondergebracht in de hoogbouw van het complex. Het publieke deel is ondergebracht in de laagbouw die open en vrij toegankelijk is. Onder dit publieke deel liggen de parkeerverdiepingen. Hier bevinden zich ook de oplaadplekken voor elektrische auto’s. Om de verschillende transport- en afvalstromen te faciliteren is een serviceverdieping opgenomen. Op de plaza van de vijfde en zesde verdieping zijn alle interne faciliteiten verzameld. Het bestuur zit op de zesde verdieping, in de nabijheid van de servicelaag.

Stelsel van collectieve ruimtes

Het gebouw heeft een noordoost-zuidwestoriëntatie. De gevel langs de afrit van de brug is voorzien van wat de ontwerperszelf een 'warme jas’ noemen. Deze groene gevel heeft uiteenlopende functies. Ze zuivert de lucht, filtert het fijnstof van de snelweg en produceert zuurstof die in het binnenklimaat wordt opgenomen. Ook zorgt ze voor geluidisolatie en draagt ze bij aan een grotere biodiversiteit. Er is een spouw aangebracht tussen de groene gevel en de hoofdconstructie van het gebouw.
In het gebouw is een stelsel van collectieve ruimtes opgenomen, waartoe ook de kas, de prominent gelegen fietsenstalling, de patio en het dakterras behoren. Het gebouw is via deze ruimtes georiënteerd op de omgeving. Dit stelsel moet de omgeving schoonmaken en dient op termijn ook zelf energie op te leveren. De kas vormt een etalage voor producten uit de regio en bevat werk- en vergaderplekken. In deze kas zuiveren fruitbomen de lucht die daar wordt binnengelaten. Om de energiedoelstelling te halen komt op termijn budget beschikbaar voor maatregelen zoals zonnecellen en waterzuivering.

Stadskantoor Venlo door Kraaijvanger Urbis

In het gebouw is ook een centrale vide opgenomen. Ze verkort de looplijnen in het gebouw en bewerkstelligt zo een grotere onderlinge betrokkenheid tussen de werknemers in het pand. Daarnaast zijn vanuit deze vide spannende uitzichten op de omgeving gecreëerd. Omdat ze een centrale rol speelt in de klimaatregeling van het gebouw, verwijdt de  vide zich naar boven toe. In de winter wordt de warmte opgevangen en gebruikt om de instromende lucht te verwarmen. De groene gevel zuivert deze lucht voordat ze weer wordt afgevoerd in de omgeving. In de zomer functioneert dit proces precies andersom en wordt de lucht afgevoerd  door de schoorstenen.

Nieuw type gebouw

De terugverdientijd van alle maatregelen kan en mag de levensduur van het gebouw niet overschrijden. Vanwege dit verdienmodel ontstaat een nieuw type gebouw. Immers duurzaamheid vraagt om voorinvesteringen. Dat impliceert twee dingen. De terugverdientijd moet worden uitgerekend. Daarnaast moet worden gezocht naar methoden om de verbetering van het welzijn te meten.
In Venlo is niet aanbesteed met DBFMO, maar dit wordt in de Nederlandse situatie steeds meer een gangbare praktijk. Anders dan je zou verwachten, ziet Goverde met deze contractvorm de nodige kansen voor duurzame gebouwen. Ofschoon ze in de architectuur niet altijd een goede naam hebben, dwingen ze alle partijen immers goed na te denken over de totale levenscyclus van een object in termen van energie en materiaal. De veronderstelde nadelen zijn goed op te vangen.

Stadskantoor Venlo door Kraaijvanger Urbis
Hoogbouw; kantoorverdiepingen

Zo wordt altijd gewezen op de beperkte rol die in dit soort processen is weggelegd voor gebruikers. De overheid maakt immers niet meer zelf publieke gebouwen, maar besteedt deze aan. Het idee is, dat de markt investeert en dat de overheid vervolgens deze gebouwen huurt. Door deze aanbestedingen dialooggestuurd te laten verlopen, kunnen volgen Goverde waarborgen worden gegeven voor sturing door gebruikers.
Een andere kwestie bij DBFMO betreft de positie van de architect. In het beroepsveld bestaat de angst dat de rol van de architect wordt teruggebracht tot de fase van Voorlopig en Definitief Ontwerp. Aannemers zouden het daarna overnemen en rigoureuze aanpassingen aan de plannen kunnen maken. Goverde is daar niet bang voor. Zolang je afspraken kunt maken over het auteursrecht, hoeft een architect volgens hem geen problemen te verwachten.

Lees ook: ARC16: Stadskantoor Venlo - Kraaijvanger Architects