Achteraf gezeten mensen rukken op in de richting van de groene tafel, in de hoop wat meer op te vangen. Een ijverige voorlichtingsfunctionaris slaagt er tenslotte in de cirkelzaag op te sporen en tot zwijgen te brengen. De wethouder heeft het intussen over het geluidsniveau in onze samenleving. Dat zal in de toekomst nog hoger worden. De mens zal moeten leren ook daarin zinvol te functioneren. Mede daarom is alles zo open gehouden: de scholen (voorlopig nog één katholieke en één neutrale) staan niet alleen met elkaar in open verbinding, maar ook met de winkels, de kruisverenigingen, de openbare bibliotheek, het café-restaurant, het buurthuis en wat dies meer zij. Achteloos die openheid demonstrerend loopt een heer met hond dwars door ons gezelschap.
Vervolgens is het woord aan de bekende architect F. van Klingeren, die de Architecten Werkgemeenschap tot dit werk inspireerde. Hij verklaart allereerst, dat hij geen monument heeft willen scheppen, maar alleen een proces onderdak wilde brengen. Een proces, dat ook nog bijgestuurd zal moeten kunnen worden. Een stuk openbare toestand, dat de mensen trekt om zich juist hier -in deze wijk-te gaan vestigen. Een buurtcentrum, waar de mensen net zo dicht opeen en open met elkaar zijn als op de camping en in de jachthaven, waar ze immers zo graag recreëren.
Het Karregat is de anticlimax op de principes van de CIAM, waarin alles zo perfect van elkaar werd gescheiden. Hier gebeurt het tegenovergestelde: op imperfecte wijze wordt alles weer samengevoegd. Waardoor de mens weervragen gaat stellen, weer mondig wordt. Aan zijn betoog wordt luidruchtig een einde gemaakt door een horde schoolkinderen. Het is dus inmiddels twaalf uur geworden. Het gezelschap verspreidt zich, om te gaan dwalen door het woud van de veelkleurige stalen bomen, die het piramidale dak staan te schragen. Klimmend en dalend, dwars door rommelige schooltoestanden, rond een keurig opgepoetst bankkantoortje, langs vandaag helaas verplicht gesloten (!) supermarkten. In de krochten van het buurthuis blijkt zich een kindercrèche te bevinden. Achter degelijke wanden, met echte deuren (tegen de zin van de architect) werken de kruisverenigingen al heel zusterlijk samen. Hun openheid gaat ook niet zover dat ze bijvoorbeeld de hulpdienst onderdak zouden willen verlenen. Dat is toch een heel andere organisatie, dat zijn toch immers vrijwilligers? Weer terug in het centrale gedeelte, bij de tapkast, kunnen we ons te goed doen aan koffie en broodjes. De discussies gaan intussen door, ook met buurtbewoners, die van de openheid terecht profiteren om stencils uitte delen en de wethouder het vuur aan de schenen te leggen. Een lid van de Werkgroep Verkeersveiligheid Geestenberg heeft duidelijk moeite de wethouder ervan te overtuigen dat ze al een half jaar wachten op antwoord op een door hen ingediend voorstel.
Die moeite komt niet alleen voort uit een tekort aan akoestisch absorberend materiaal, waardoor het tumult van de schoolkinderen zich opdringt. Het komt ook doordat een eenmaal op gang gebracht inspraakproces de verwekker daarvan gemakkelijk boven het hoofd kan groeien. ’Zijn de heren eigenlijk niet gekomen voor het wijkgebouw, hebben ze wel een boodschap aan de verkeersveiligheid verderop’, zo tracht de wethouder het gevaar te keren.
De glinsteroogjes van v. Klingeren zijn intussen gericht op het zoontje van de woordvoerder van de Werkgroep. Ontglipt aan de handen van zijn vader heeft zoonlief een broodje met kaas weten weg te grissen van de welgevulde tafels.
Dat kan allemaal, daar in het Karregat. We zien de dames van de openbare bibliotheek terugkomen van de lunchpauze. Ze constateren dat hun bedoening al te openbaar is geweest, schuiven het grootmazige hek (uiterste compromis van de architect) achter zich dicht en gaan administreren. De uitlening begint tenslotte pas om drie uur.
Intussen heeft ook een winkelier de microfoon weten te bemachtigen. Hij protesteert. Waarover het precies gaat wordt langzaam duidelijk. Het is de bloemist die vindt dat zijn negotie te weinig aandacht krijgt. Niet alleen de ’grote jongens’ die Amro W/U heeft binnengehaald, maar ook hij draagt belangrijk bij aan het Karregat, zo klinkt tussen zijn woorden door.
Iedereen is hongerig, de discussies worden gesloten. Al happend gaat Van Klingeren rond om hier en daar zijn filosofie nog watte verduidelijken. De onderwijzer moet natuurlijk van zijn katheder af, hij is niet meer de almachtige. Wil hij per se zijn eigen klaslokaal hebben, dan kan er wel een gewatteerde theekist georganiseerd worden. ’Kunnen de kinderen zich wel concentreren, krijgen ze geen frustraties door al die storingen van andere activiteiten?’, vraagt iemand. Allemaal lulkoek, zo beslist Van Klingeren. Stel dat we nu eens in 20% van de nieuwbouw mochten experimenteren. Dat lijkt erg veel, maar aangezien we van de gebouwde omgeving in het jaar 2000 nog slechts 30% zullen kunnen bouwen, zal er in totaal slechts 6% van het geheel experimenteel zijn. De weinige frustraties, die daarin zouden kunnen ontstaan wegen niet op tegen de vele, die in de gesloten maatschappij als normaal worden beschouwd.
Een buurtbewoner wil nog kwijt dat men zich zo aangespoord voelt tot meedoen aan het wijkgebeuren, dat afzijdigen zich niet thuis voelen en willen verhuizen. Zo selecteert de gemeenschap zichzelf. Dat er nog zoveel woningen leeg staan geeft dan weer te denken over de bereidheid van de mensen om zich maatschappelijk zo open te gedragen. Maar Van Klingeren kan tevreden zijn. De Architecten Werkgemeenschap te Amersfoort, waarvan hij sinds de democratisering adviseur is, heeft een proces op gang gebracht, een groei naar een nieuwe gemeenschap onder dak gebracht.