In 2003 publiceerde de schrijver-architect Henk Engel een overzicht van autonome stedelijke architectuur in Nederland. Hij sloot af met de verzuchting dat deze traditie niet meer door Nederlandse architecten lijkt te worden voortgezet. “Het is opmerkelijk dat de meeste geslaagde projecten in Nederland, die in deze lijn verder zijn gegaan, zijn ontworpen door buitenlandse architecten: de Openbare Bibliotheek in Groningen van Giorgio Grassi, het woongebouw Piraeus van Hans Kollhoff en de woongebouwen van Diener+Diener op de aansluiting van het KNSM- en het Javaeiland. Het is alleen cynisch te noemen als de Zwarte Madonna nu zou moeten wijken voor een paar torens van Kollhoff.” Gedoeld wordt op de sloop van het door Carel Weeber ontworpen woongebouw in het centrum van Den Haag en de vervangende nieuwbouw door Kollhoff en Rapp+Rapp. Het door dit laatste bureau ontworpen ensemble De Kroon is inmiddels voltooid. Dit bouwwerk markeert belangrijke verschillen met het rationalisme van Weeber en zijn tijdgenoten. De kavel waarop de Zwarte Madonna stond is in meerdere kleinere percelen opgedeeld. Kollhoff stelde twee vrij gevormde torens voor: één toren verschijnt als een oranje bakstenen massa, de andere als een wit natuurstenen skelet. De onderbouw lijkt te bestaan uit verschillende grote huizen. Op allerlei schaalniveaus vertoont het ensemble meer en minder stellige discontinuïteiten, zoals sprongen in vloerniveau en materialen. Op de kavelgrens staat een slank gemetseld volume, eveneens ontworpen door Kollhoff. Dit gebouw zorgt voor een scherp schaalcontrast binnen de totale compositie.
Rapp+Rapp ontwierp het belendende ensemble De Kroon. In dit geval is sprake van een verspringende onderbouw waarop een woontoren staat. Anders dan bij de buren, is het deel van Rapp+Rapp orthogonaal van opzet en is de kleurstelling monochroom. Op de begane grond liggen winkelruimtes met daaronder een parkeergarage. In de onderbouw is één van de percelen bebouwd met kantoren die op de eerste verdieping zijn georganiseerd rondom een atrium. Voor het woonprogramma ontwierp Rapp+Rapp een getrapte bouwmassa. De dakranden van alle torens zijn voorzien van slanke pinakels. Door de formele fijnkorreligheid vormt het met de andere gebouwen een samenhangend ensemble. De getrapte vorm vertoont verwantschap met de torens die Kollhoff in de jaren negentig van de vorige eeuw aan de Potzdammerplatz in Berlijn bouwde. De kritische reconstructie van deze stad, die door Senatsbaudirektor Hans Stimmann werd geformuleerd en uitgevoerd, beperkte het fenomeen van hoogbouw en stelde de traditionele hoogtematen van de stad voorop. De nadruk lag op het ontwerp van de stedelijke ruimte, waarvan de gevel een onderdeel is. Het getrapte voorkomen is door Kollhoff ingezet om de hoogbouw van zijn abstractie te ontdoen door die als een groot huis voor te stellen. De maat van de onderbouw komt overeen met de traditionele hoogtemaat van Berlijn en hecht zich via de voet van de hoogbouw aan de continue schaal van de openbare ruimte.
De Zwarte Madonna is veel eerder gebouwd, in een periode waarin de context werd gekenmerkt door conflicten in schaal. Het gebouw werd aan drie zijden begrensd door respectievelijk de ministeriegebouwen van Lucas & Ellerman, het Transitorium en het Prins Bernardviaduct. De Oranjebuitensingel aan de vierde zijde was een restant van de antieke Haagse huisjesstad. Inmiddels is dit pleit beslecht. Het gebied rondom de Utrechtse Baan en het Centraal Station heeft nadien een enorme schaalsprong genomen. Hoogbouw rukt vanaf deze zijde op richting Spui en Binnenhof. Het ensemble van Kollhoff en Rapp+Rapp kan worden begrepen als een poging om tussen deze moderne stad en de fijnmazige Haagse binnenstad te bemiddelen. In materiaal, schaal en gevelarticulatie introduceren zij een bepaalde fijnkorreligheid in de hoogbouw die contrasteert met de uniformiteit van Weebers Madonna. Dezelfde nuance is te vinden in de tektonische doorwerking van De Kroon. De bouwtechnieken en het onderliggende programma wijken niet eens zoveel af van de Zwarte Madonna. In beide gevallen is sprake van een met tunnelbekistingen vervaardigd betonskelet, dat is afgewerkt met geprefabriceerde sandwichelementen van beton. Het programma bezit grofweg dezelfde onderdelen, omvang en complexiteit. Het verschil zit echter in de regie van de bouwtechniek. Rapp+Rapp gaat vergaande repetitie niet uit de weg, maar heeft vermeden dat De Kroon zich als een assemblage van industriële componenten voordoet. De naden van de gevelpanelen die in de toren zijn gebruikt, zijn verhuld door de buitenspouwbladen van de sandwichelementen te laten overlappen. De buitenbladen zelf zijn gelaagd opgebouwd. Het beton is grijsgroen en vormt kaders voor terugliggende vlakken waarin natuursteen met dezelfde kleur is gevat. Deze kaders reflecteren de krachtenafdracht van het gebouw zonder deze letterlijk te volgen. De onderbouw bezit veel minder repetitie en is met traditionele technieken geconstrueerd. Deze gevelpartijen zijn volledig van natuursteen. Het resultaat is een verfijnd monolithisch beeld dat eigentijds is, maar waarin de industriële productiemethode nauwelijks sporen achterlaat. De kritische reconstructie van Berlijn was het product van tegengestelde posities. De theoretische, schematische vakbenadering van O.M. Ungers werd gekoppeld aan het vakmanschap van een figuur als J.P. Kleihues. Er ontstond een toegankelijke stadsarchitectuur, die weliswaar zijn eigen wetten koesterde, maar zich tegelijkertijd openstelde voor de vragen van de maatschappij, de markt en de bouwindustrie. Indien de verzuchting van Henk Engel inhoudt dat de Nederlandse autonome stedelijke architectuur zich kenmerkt door schematisch denken en handelen, dan is de historie van het ontwerp, de sloop en de herbouw van de Zwarte Madonna een leerstuk voor de toekomst van deze rationele benadering van de architectuur.