Nationaal Militair Museum in Park Vliegbasis Soesterberg door Wageningen Architecten

Door Harm Tilman - Het Nationaal Militair Museum (NMM) van Felix Claus Dick van Wageningen Architecten op de voormalige luchtbasis Soesterberg is meer dan een samenvoeging van het Legermuseum in Delft en het militaire luchtvaartmuseum in Soesterberg. Het nieuwe museum is uniek in de manier en de schaal waarop het de collecties van landmacht en luchtvaart samenbrengt. Minstens zo interessant is de manier waarop de bezoeker het museum en de getoonde werken ervaart.

Toen de architect de uitvraag kreeg in het kader van de PPS, stond het terrein nog geheel vol met hangars. De architect zag vanwege de slechte bouwtechnische en fysische staat af van hergebruik dat de uitschrijver wellicht voor ogen stond. Bovendien leek het onmogelijk de collectie waarin  het zwaartepunt bij de naoorlogse krijgsgeschiedenis ligt, goed over deze gebouwen te verspreiden. De wens een integraal verhaal te vertellen, zou zo niet kunnen worden ingewilligd. Tot slot stonden de hangars verspreid over een lengte van negenhonderd meter. De architect opteerde daarom in nauwe samenspraak met bouwer Heijmans voor een gebouw waarin letterlijk alles kon worden  ondergebracht.

In de uitvraag werd een nauwkeurig beeld geschetst van de collectie die in het gebouw diende te worden opgenomen. Op basis daarvan maakte Felix Claus Dick van Wageningen Architecten in samenwerking met Kossman.dejong en H+N+S een ruimtelijke vertaling van het programma van eisen en kon de grootte van dat ene gebouw worden berekend. Meest spectaculair is het dak van het gebouw dat 250 x 110 meter meet en dat indrukwekkende overstekken biedt. De vloeroppervlakte van het museum is 195 x 85 meter.

Los van deze afmetingen, is het interessant te zien hoe de architect in het museum twee collecties samenbrengt die van oudsher weinig met elkaar ophebben. Vanuit de luchtmacht wordt bijvoorbeeld nog steeds met een zeker ongemak gekeken naar het materiaal van de landmacht. Niet zelden verneem je in deze kringen dat het beter was geweest het museum in twee delen op te knippen en beide onderdelen van de krijgsmacht een eigen gedeelte te geven.

Nationaal Militair Museum in Park Vliegbasis Soesterberg door Wageningen Architecten
Door de hoogte van dertien meter kunnen de voertuigen van de landmacht en de vliegtuigen van de luchtmacht boven elkaar gepresenteerd worden - Beeld Christian Richters

De architect heeft samen met Kossman.dejong en H+N+S  gezocht naar de meest optimale manier om beide collecties onder een dak te brengen. Het gebouw is hoog genoeg om vliegtuigen en legervoertuigen naast en boven elkaar te hangen en te plaatsen. Als alle objecten op de grond waren gezet, had de architect een veel plattere en grotere doos moeten maken, die iedere gelaagdheid zou missen. Het onderzoek spitste zich toe op situaties waarin je luchtmacht en landmacht bij elkaar kunt brengen. Ook heeft de architect plekken in het landschap onderzocht die een achtergrond vormen voor de stukken in het museum.

De hierover genomen beslissingen zijn medebepalend geweest voor het gebouw en de routing. Meest opmerkelijk hierin is het onderscheid dat gemaakt is tussen daglichtmuseum en black box. Terwijl in de laatste in zeven gesloten paviljoens heel geconcentreerd  het verhaal van de krijgsmacht wordt verteld, wordt in het open en zonlicht- overgoten deel van het museum een overzicht geboden van de militaire techniek vanaf de middeleeuwen, met een zwaartepunt bij de technische ontwikkelingen vanaf de Tweede Wereldoorlog.

Stoer gebouw

Om de enorme schaal van het landschap aan te kunnen, heeft de architect gepoogd een stoer gebouw te maken, dat past bij een museum voor gebruiksvoorwerpen die gaan over stootkracht en snelheid. De architect heeft zich afgevraagd met welke architectuurtaal deze sfeer het beste te bereiken is. Dat is niet letterlijk gedaan, hij heeft gezocht naar een toon die past bij de krijgsmacht. Het gebouw is robuust en heeft een technische  uitstraling. Zo zou het dak verwijzen naar de Baileybruggen die de landmacht gebruikte bij haar operationele activiteiten.

Aanvankelijk overwoog de architect het gebouw een lichte kleur te geven, maar zag daar vanaf. De kleuren groen of blauw waren uitgesloten vanwege de gevoeligheden bij beide bloedgroepen. Door het een donkere kleur te geven, is het optimaal ingebed in het landschap. Daarnaast vormt het een ideale achtergrond voor de collectie. De kleur  donkerbruin (RAL 8022 schwarzbraun) is gekozen vanwege de diepte erin. Wanneer de zon op de gevels valt, gloeit het gebouw langzaam op.

Nationaal Militair Museum in Park Vliegbasis Soesterberg door Wageningen Architecten
Dankzij de glazen gevel ontstaat een relatie tussen de collectie en het landschap - Beeld Christian Richters

Aan de vloeren van constructiebeton is geen kleur of afwerklaag toegevoegd. Door ze te impregneren zijn de haarvaten gesloten en kunnen geen vlekken meer ontstaan. Vervolgens is de vloer gepolijst, waardoor het middel is gehard en de vloer een  zijdeglans krijgt. Dankzij de toevoeging van staalvezels in het beton was het mogelijk de vloer te storten zonder dilataties. Een techniek die de architect eerder toepaste in het NIOO te Wageningen

Dak en kolom

Het zwevende dak meet 250 bij 110 meter en heeft een overspanning van 85 meter. In dit vier meter hoge, driedimensionale vakwerk verdelen de krachten zich over een groter oppervlak. Deze relatief lichte constructie heeft een zeeg van 23 centimeter. Om de warmtelast te beheersen is aan het dertien meter hoge gebouw aan de zuidzijde een uitkraging van vijftien meter gemaakt die als zonwering  functioneert en die tevens het beeld van het zwevende dak onderschrijft. De uitkraging aan de westkant van 45 meter wordt ondersteund door drie kolommen. Dit dak dient voorts als ophangpunt voor de vliegtuigen die in het museum worden tentoongesteld. In het vakwerk zijn ten slotte alle installaties opgenomen, zoals luchtkanalen en sprinklers. De luchtroosters zijn aan de onderkant van dit dak aangebracht in een regelmatig patroon. Ook de armaturen zijn in een vast patroon ondergebracht. Alle andere technieken die niet aan de onderkant hoeven te zitten, zijn hoger aangebracht en  hebben een vrij verloop.

Rondom het gebouw bevinden zich de dragende gevels die geheel van glas zijn. Voor de gevelkolommen zijn geen kokers met afgeronde hoeken gebruikt, maar zijn vier staalplaten aan elkaar gelast. Doordat de zijschotten vijf centimeter  doorsteken en de kopplaten dus iets terug liggen, ontstaat in de gevel een reliëf. Deze kolommen staan niet aan de binnenkant, maar vrij ongebruikelijk aan de buitenzijde van het gebouw. Omgekeerd staat de gevel aan de binnenkant van de kolommen. Uiterst consequent hebben de architecten de stijlen en de dorpels aan de buitenkant gelegd, waardoor deze het reliëf van de buitengevel versterken. De binnengevel is vlak en vormt een  rustige achtergrond voor de collectie.

Black box

Om plekken te maken waar geen daglicht kan komen, zijn binnen het museum dichte delen gemaakt. Deze kabinetten zijn gesloten en zijn op een logische manier opgenomen in de routing van het museum. Doordat ze vrij midden in de hal zijn gegroepeerd, kon de glazen gevel rondom intact worden gelaten. Tevens zorgt deze black box voor de stabiliteit van het gebouw. Aan de westkant van het gebouw bevindt zich een tweede black box waarin de portiersloge, het restaurant en het auditorium zijn ondergebracht. Ook bevinden zich daar de kantoren van de beheerder en van het museum. Beide black boxen zijn op het entreeniveau bekleed met akoestisch materiaal. De dakplaat is weliswaar geperforeerd, maar om het geluid verder te temperen, zijn aanvullende maatregelen getroffen op de wanden van de black box. Het reliëf is gemaakt van zachtschuim, behalve de onderste rijen die van vezelcement zijn gemaakt. De zalen zijn ontworpen als kleine theaterzalen en zijn ingericht door Kossman.dejong. Zij zijn aan elkaar gelinkt door middel van gele markeringen. Omdat in deze zalen aangrijpende verhalen worden verteld, staan ze niet koud tegen elkaar aan. Tussen de zalen bevinden zich tussenruimtes waar niets wordt verteld en waar je tot rust kunt komen. Vanuit deze neutrale tussenruimte die zijdegrijs is gekleurd (RA; 7044), kun je de balkons betreden die een schakel vormen tussen daglichtmuseum en black box, tussen het dichte en open deel. Vanaf deze balkons die vijf meter boven de tentoonstellingsruimte liggen en niet zijn geprogrammeerd, kun je tot jezelf komen, een blik in het daglichtmuseum werpen of simpel naar buiten staren. Halverwege de route door de black box is een balkon uitgebouwd tot espressobar waar je kunt zitten en een kop koffie kunt drinken.

Nationaal Militair Museum in Park Vliegbasis Soesterberg door Wageningen Architecten
De neutrale gangen tussen de zalen in de black box monden uit op de bruggen vanwaar de bezoekers kunnen uitkijken over de collectie en het omringende landschap. Deze uitkijkpunten geven de bezoekers de mogelijkheid om tijdens hun bezoek aan de black box tot rust te komen - Beeld Christian Richters

Architectuur en landschap

Het gebouw is sterk betrokken op de context ervan. De landingsbaan is drie kilometer lang en het met bossen omzoomde landschap heeft een enorme weidsheid, terwijl anderzijds de steden Utrecht en Amersfoort nabij liggen. Het contrast tussen het open karakter van de landingsbaan en de bossen eromheen is groot. Het vliegveld was lange tijd een gebied waar niemand mocht komen of dat niemand ooit heeft gezien. De plek heeft bovendien een beladen historie. Het gebouw speelt in op dit landschap en deze geschiedenis. De architect heeft met succes geprobeerd het landschap voelbaar te maken in het gebouw. Het gebouw is open van opzet, wat prettig is voor de bezoekers maar ook de collectie tot leven brengt. Om de museale ruimtes van binnenuit te betrekken op het landschap, is het gebouw rondom geheel van glas voorzien. Deze keuze is afgewogen tegen de wens om de lichtgevoeligheid en de warmtelast in het gebouw te beheersen. Op een aantal punten heeft de architect expliciet contact gemaakt tussen collectie en landschap. Daar zijn een aantal voorbeelden van te geven.  Zo vliegen de vliegtuigen in het gedeelte over de Tweede Wereldoorlog symbolisch de kant op van het monument, dat op het herdenkingsplein van de luchtmacht staat. Op een vergelijkbare wijze  zijn de V1- en V2-raketten die door de Duitsers ooit en niet altijd succesvol op Engeland werden afgevuurd, geplaatst aan de zijde waar twee Duitse bunkers in het landschap liggen en zijn de in een luchtgevecht verwikkelde straaljagers verderop parallel aan de vroegere startbaan opgehangen. Apotheose van de band die het gebouw aangaat met het landschap is de uitkijktoren boven de ingang waarin de bezoekers op de zesde verdieping over het museum en de omgeving uitkijken. Deze toren staat precies in de zichtlijn van de entree.

Nationaal Militair Museum in Park Vliegbasis Soesterberg door Wageningen Architecten
Het Nationaal Militair Museum is een groot gebouw dat moeiteloos past in het weidse landschap van de voormalige vliegbasis in Soesterberg - Beeld Christian Richters

NMM als ervaring

In veel musea die in het laatste kwart van de twintigste eeuw zijn gebouwd, overweldigt de ervaring van het museum die van de tentoongestelde objecten. De ruimte die zich tussen de objecten bevindt, is in deze gebouwen belangrijker dan de werken zelf. Musea hebben veel weg van parken waarin je tijdens een wandeling stuit op een kunstwerk, een rots of een boom en waarin de ruimtelijke ervaring overheersend is. Wat gebeurt, is belangrijker dan wat je ziet. In het NMM is dit afgewogen tegen ruimtes of  theaters waarin de focus ligt op de gecreëerde voorstellingen. Deze laatste gaan in op het belang van water voor de verdediging van de natie, de positie van de krijgsmacht in de samenleving en de techniek van oorlogsvoering, maar tonen ook hoogstpersoonlijke verhalen van protagonisten en schetsen op niet mis te verstane wijze de problemen en de dilemma’s van oorlogvoering. De militaire techniek wordt getoond in het  daglichtmuseum, een door Felix Claus en Dick van Wageningen ontworpen stedelijk landschap waarin de voertuigen en vliegtuigen zich in hun haast natuurlijke habitat lijken te bevinden.  Tegelijkertijd wordt heel geconcentreerd en gefocust aandacht gevraagd voor het verhaal van de krijgsmacht, aan de hand van zeven door Kossman. dejong gecreëerde verhalen. Het aan het militaire bedrijf gewijde museum krijgt zodoende een ferme plaats in de samenleving, een niet geringe prestatie in een tijd waarin de oorlogsvoering een nieuwe fase ingaat en de relatie met de samenleving een nieuwe definitie krijgt. De stad is nooit ver weg  in het NMM.

Lees ook: Verslag projectbezoek NMM Soesterberg