Het project aan de Silodam te Amsterdam is het eerste gerealiseerde, grootschalige wooncomplex van MVRDV. In het woonblok, gelegen op een indrukwekkende locatie in de oude Westelijke havens direct aan 't IJ, komt een aantal bekende thema’s uit het werk van MVRDV samen. In de werkwijze van het bureau lijken de rijkdom aan ideeën en de bereidwilligheid waarmee mogelijke oplossingen uitvoerig worden geanalyseerd, een haast rituele ontwerphouding tot gevolg te hebben. Hierin zijn gelaagdheid, de variatie van verschillende ruimte- en woningtypen, de functionaliteit van de ontsluiting, de stapeling en de variërende constructie terugkerende thema’s.
In het oorspronkelijke programma van eisen voor de Silodam waren publieke en collectieve voorzieningen opgenomen die over verschillende lagen van het complex zouden worden verspreid. Deze spreiding is uiteindelijk door de opdrachtgevers afgewezen, waardoor de Silodam voornamelijk een groot wooncomplex is geworden met een indrukwekkende variëteit aan woning- en ontsluitingstypen. Vanaf maaiveld zijn enkele gemeenschappelijke voorzieningen bereikbaar: een grote centrale entreehal en een grote bedrijfsruimte waarop een openbaar dakterras ligt. Verder ligt op de kop van het gebouw een collectief dakterras voor de bewoners en is onder het gebouw een marina met twee aanlegsteigers gemaakt.
In totaal zijn 156 appartementen gerealiseerd, opgedeeld in verschillende woningtypen. Vanuit het besef dat de gangbare woningbouw gericht is op een anonieme massa en rekening houdend met de verdergaande popularisering van de wooncultuur, is bij de Silodam ruimte gegeven aan de eigen inzichten en voorkeuren van de toekomstige bewoners. De leidingkokers die in de centrale zone van het complex geplaatst zijn, zijn feitelijk de enige vaste elementen binnen de woningen. Ondanks een beperkt aantal basistypen is een grote variatie in de indelingen van de woningen ontstaan. Dit is een extreme uiting van een positie die de architectuur benadert als een specialistische discipline die ruimte laat voor andere inzichten en voorkeuren. Hiermee krijgen zowel het banale als de wansmaak die beschouwd kunnen worden als een kenmerkende eigenschap van de consumptiemaatschappij, bewust een plaats in dit project. De ‘campy’ verschijningsvorm van de Silodam is een direct gevolg van de cultivering van deze wansmaak.
De vergelijking met het Unité d’Habitation van Le Corbusier ligt, in de originele opzet van de Silodam, zeer voor de hand. Naast het grootstedelijke, autonome object als ‘woonmachine’, is een zekere onverschilligheid met betrekking tot de detaillering en uitvoering van het project de belangrijkste overeenkomst. Le Corbusier kreeg, na zijn eerdere Puristische interesses, in zijn latere werk belangstelling voor de onverwachte ruimtelijke ervaringen ' die een niet-perfecte uitwerking van een project konden oproepen. Volgens hem kan een bewuste mate van ‘onvakkundigheid’ een ruimtelijke ervaring oproepen. Deze ervaring zou moeten aanzetten tot een betrokkenheid van de gebruiker als middel tegen de verstrooiing van het dagelijkse gebruik.
In de Silodam is eveneens sprake van een bepaalde nonchalance met betrekking tot de detaillering, de materiaalkeuze, de inrichting en de afwerking van de woningen. Dit is een bewuste en vergaande keuze van MVRDV. Dat hierbij onderdelen aanwezig zijn die niet iedereen zullen behagen, is een onvermijdelijk onderdeel van deze benadering. Het valt dan ook niet mee een betekenis te geven aan deze keuzes, omdat in principe alles mogelijk is en zoveel varianten (en materialen) zijn toegepast. Deze ‘overdaad’ is problematisch, omdat hierin een passieve en onbetrokken houding gelezen zou kunnen worden. Maar voordat de beschuldiging van onervarenheid en onvakkundigheid wordt uitgesproken, is een precieze duiding van dit werk noodzakelijk. De ontvangst van het woningbouwcomplex aan de Silodam is buitengewoon verhelderend voor een inzicht in de hedendaagse maatschappelijke en culturele processen. De overspannen woningmarkt zorgt voor de inmiddels welbekende overvloed aan aanmeldingen van woningzoekenden en voor een uitgebreide speculatie met de aangeboden woningen. De vakwereld die nooit volledig gecharmeerd is geweest van MVRDV's projecten, heeft het project vrijwel zonder uitzondering fel bekritiseerd. Met enige verbazing kan men deze verkettering van het bureau inmiddels niet meer bekijken. Hier moet meer aan de hand zijn dan een handvol ‘slechte’ projecten waar een cynisch nihilistische ontwerphouding een voortijdig hoogtepunt beleefd.
De vermeende onverschilligheid van MVRDV is zowel een niet begrepen ontwerphouding van de architecten als een misplaatst moralisme van de critici. Als er al sprake is van een cynische houding, dan sluit deze perfect aan op een maatschappelijke ontwikkeling waarin de waardering voor de architectuur uitsluitend in laat-kapitalistische termen wordt gedacht. De begrippen schoonheid, maatschappelijk functie en evenwichtige stedelijke ontwikkeling zijn daarbij niet langer relevant. Maar MVRD's omgang met de irrelevantie van genoemde begrippen is geen cynisme. Eerder is de Silodam een uiting van een architectuuropvatting die op zoek is naar gereedschappen voor een hernieuwd elan van architectonisch handelen in het ‘media-tijdperk’ en daarbij de veranderende poëtische dimensie van de architectuur op een inzichtelijke manier wil duiden.
De eerlijkheid waarmee MVRDV het onvermogen van de discipline etaleert, is verhelderend en zelfs moedig. Hiermee is niet beweerd, dat er geen enkele andere positie mogelijk is in de hedendaagse architectuur. Maar voor een relevante rol in het centrum van de maatschappelijke ontwikkelingen is deze houding momenteel de meest reële. Dat het beter is deze centrale rol op te geven of te zoeken naar alternatieve praktijken van architectonisch handelen, is simpelweg een andere positie innemen.