LF One in Weil am Rhein door Zaha Hadid

Door Wolfgang Höhl - Voor het terrein van de Landesgartenschau in Weil am Rhein ontwikkelde Zaha Hadid een honderdveertig meter lange, vloeiende architectuur, die prachtig inspeelt op het landschap. Doordat de verschillende ruimtes vloeiend in elkaar overlopen en de functies ervan onbestemd blijven, worden de bezoekers medeontwerpers van deze eindeloze omgeving. Constructie, kleurstelling en materialisatie ondersteunen het subtiele spel dat het gebouw speelt met de relativiteit van hun waarneming.

Futuristische oplossingen en een utopische toekomst stonden centraal bij veel ontwerpen van de moderne avant-garde aan het begin van deze eeuw. Malevitsj behandelt in zijn geschrift suprematisme - de objectloze wereld een ontwerpconcept waarin hij zich radicaal beperkt tot de meest elementaire beeldende middelen in zijn vorm- en kleurcomposities. Deze reductie had ten doel een hoogst complexe, zintuiglijke ervaring teweeg te brengen vanuit een eenvoudige experimentele ordening die bevrijd is van het praktisch nut. El Lissitsky schrijft over de beoogde creatieve kracht van deze formele beperking in een tekst over zijn PROUNen: “In haar vervolmaking heeft het Suprematisme zich bevrijd van het individuele oranje, groen, blauw, enz., en is gekomen tot zwart en wit. Bij deze laatste zien we de zuiverheid van energie.”' Inderdaad zijn deze abstracte, suprematistische ontwerpen niet eenvoudig te duiden. Er ontstaat een objectloze, artistieke wereld op de grens van de menselijke waarneming, die een geheel eigen bekoring heeft.

LF One in Weil am Rhein door Zaha Hadid
Doos met kantoor, lab en zaal aan noordwestzijde - Beeld Christian Richters

Eenzelfde fascinerende ervaring van een uniek, gecompliceerd proces in een uiterst sobere, experimentele enscenering wacht de bezoeker van de Landesgartenschau in Weil am Rhein dit jaar. Landscape Formation One (LF One) noemt Zaha Hadid haar nieuwste ontwerp. Het betreft hier een paviljoen voor een tijdelijke tuinbouwtentoonstelling. Het architectenbureau ontwikkelde vlakbij de thematische tuinen van de toekomst een circa 140 meter lange, vloeiende geometrische vorm, die inspeelt op de licht glooiende topografie. Het gebouw is geheel opgenomen in het bestaande wegennet. “Drie van die wegen vertakken zich en geven vorm aan het gebouw. Eén weg vleit zich tegen de achterkant aan, de tweede gaat licht omhoog en eindigt bovenop de achterzijde van het bouwvolume; de derde weg heeft de vorm van een S en loopt diagonaal dwars door het gebouw heen.”2

Vanuit deze relatief eenvoudige principes ontwikkelt zich voor de bezoeker die door het gebouw heen loopt een complexe ‘bundeling van ruimtes’ die zich vloeiend aaneenrijgen. De functies van de afzonderlijke ruimtes blijven onbestemd. De verdeling van de functies is geheel volgens het vormconcept van ondergeschikt belang en variabel. Het logische gevolg van dit concept is een constante vermenging van functies, waardoor de ruimtelijke begrenzingen vervagen.

Kom je het paviljoen binnen aan de noordzijde op het ingangsniveau, dan bevindt zich links een aparte doos met twee kantoren voor plaatselijke organisaties plus een uitbreidbare zaal. Op een lager gelegen niveau aan de zuidkant is een café met een kleine keuken ingericht. Helemaal aan de westzijde van het paviljoen bevinden zich een opslagruimte en de sanitaire voorzieningen. De eigenlijke expositieruimte omvat een deel van de entreeverdieping en de galerij daarboven, die nog een route door het gebouw ontsluit. De beschikbare ruimte blijft meerduidig, en kan op elk moment spontaan een andere functie toebedeeld krijgen. De bezoeker wordt op deze manier ongemerkt medevormgever van een interactieve omgeving die geen duidelijke ruimtelijke begrenzingen heeft.

De constructie van het paviljoen is een hybride draagstructuur van staal en zichtbeton, een combinatie van abstracte volumes en vlakken met traditionele constructieve oplossingen. De trap naar de galerij en de indrukwekkende U-vorm van de aansluitende loopbrug zijn uitgevoerd in één stuk massief, in het werk gestort beton. Door het hele complex heen vinden we eenvoudige, meestal onbewerkte oppervlakken. Het gebouw is voorzien van een gevel met aluminiumprofielen waarin zich antracietkleurige isolerende panelen bevinden. Alle vloeren, zowel ‘binnen’ als ‘buiten’ zijn van beton, met een speciale geharde afwerklaag. De doos met kantoren is geheel bekleed met watervast verlijmd, maar verder onbehandeld Douglas Pine fineer. De witte verlaagde plafonds bestaan uit akoestische platen van recycled glas en verbergen de ventilatie en de verlichting. De betonnen muren zijn van binnen bekleed met wit geverfde platen gipskarton, met daarachter isolerend foamglas.

LF One in Weil am Rhein door Zaha Hadid
Voetpad over het dak van het gebouw, gezien vanaf westzijde - Beeld Christian Richters

De stoelen in het café zijn van fiberglas, met een onderstel van de 'wire chair' van Charles Eames. Ze krijgen klassieke kleuren: wit, antraciet, rood, geel en blauw. De antracietkleurige tafels met hetzelfde soort onderstel zijn door de architect zelf ontworpen. Voor de besturing van de hele gebouwinstallatie is het intelligente systeem Instabus uitgekozen. Daarmee kunnen alle belangrijke functies in het gebouw via een centrale schakelkast of via een
netwerk computergestuurd gecontroleerd en geregeld worden. Wanneer we bij een tweede rondgang een andere route volgen, vervagen plotseling de ruimtelijke grenzen, die daarvoor nog zo duidelijk waren. We gaan het gebouw binnen aan de westkant. Deze weg over het dak van het gebouw lijkt plotseling op de begane grond te liggen. De ruimtes daaronder die eerst parterre waren, verzinken voor ons gevoel in de grond. Op deze route over het paviljoen heen verdwijnen ruimtelijke elementen die zojuist nog belangrijk waren, en elementen die kort tevoren nauwelijks opvielen worden tijdens het lopen ruimtebepalend. Het lijkt bij al deze opvallende dichotomieën wel symbolisch, dat Hadid uit een lamel in de gevel de leuning van de luie trap aan de oostzijde ontwikkelde.

Van buitenaf gezien biedt het paviljoen een fascinerend spel met de maatverhouding tussen gebouw en bezoekers. Bezoekers die over de luie trap van het oosten naar het westen lopen, lijken onderaan de trap klein, alleen hun hoofd en schouders zijn te zien. Als ze omhooglopen, tot bovenaan de trap, wordt geleidelijk hun hele bovenlichaam zichtbaar boven de houten leuning en de maatverhouding -die natuurlijk niet verandert- lijkt te verschuiven. Het subtiele spel met de relativiteit van onze waarneming gaat verder, wanneer het beeld opdoemt van het betonnen wegdek langs de schuin hellende oostelijke wand. De schuine buitenwand en de aangrenzende route lijken zonder onderbreking in elkaar over te lopen. Aan de andere kant versmelt het maaiveld in het westen optisch met de randen van het dak tot een bundeling van wegen.

LF One in Weil am Rhein door Zaha Hadid
LF One in Weil am Rhein door Zaha Hadid

De sobere, heldere kleurgeving, het benadrukken van de materialen door het onbehandeld laten van oppervlakken, de reductie tot de essentiële elementen en ook de vrije compositie doen denken aan de beeldende idealen en het gedachtengoed van de moderne avant-garde. Eisenman maakt in de architectuur een onderscheid tussen betekenisgeving, functie en objectkarakter.’ Het openen van een deur neemt hij als voorbeeld om te laten zien dat je de betekenis en de functie kunt veranderen, maar het objectkarakter niet. Dit subtiele spel van veranderlijke betekenissen en functies voert bij Zaha Hadid tot een soort mentale erosie in de relatie tussen beschouwer en object. Op indrukwekkende wijze biedt de architecte ons de mogelijkheid om nieuwe, fascinerende ruimten te ervaren buiten het oude vertrouwde kader, door in haar gebouw gestalte te geven aan klassiek-moderne ideeën.
Vertaling Marijke van der Glas en Eireen Schreurs

NOTEN 1 )Karin Thomas, Stilgeschichte der bildenden Kunst im 20. Jahrhundert, Köln 1981, p. 195 2) Zaha Hadid, LF one, Basel 1999, p.17 3) Peter Eisenmann, Aura und Exzess, Wien 1995, p. 123.