De Houthavens worden op dit moment herontwikkeld op basis van een stedenbouwkundig plan van Ton Schaap en een beeldkwaliteitsplan van Sjoerd Soeters. Tussen de Spaarndammerbuurt en het voormalige havengebied is de uitvalsweg naar de ring ondergebracht in een tunnel waarop een park is aangelegd. Het plan bestaat verder uit zeven langgerekte eilanden, ieder met een eigen karakter.
Kleine schaal bouwblokken
Opvallend is de relatief kleine schaal van de bouwblokken die op deze eilanden zijn getekend. Deze wijkt sterkt af van de eerder ontwikkelde Oostelijke Havengebieden. Hotel Boat & Co is gelegen op het eiland dat met zijn bouwblokken moet aansluiten op de architectuur van de Amsterdamse School. Het hotel moet enerzijds passen in deze bouwblokkenstructuur, maar vormt anderzijds een verbijzondering in het stedelijk weefsel.
Het vak architectuur
In een lezing die Hans Kollhoff in 2012 in Rome hield, gaf hij op indringende wijze een kijkje in zijn vak als architect. Volgens Kollhoff ontwerpen architecten gebouwen die functioneel, duurzaam en mooi zijn. Deze onderscheiden zich van alle andere gebouwen door hun artistieke pretentie.
In de opvatting van Kollhoff speelt schaal een bijzondere rol. Terwijl in de stedelijke periferie gebouwen vrij in het landschap staan en het dus heel erg aankomt op de definitie van het type, maken ze in de stad deel uit van een stedelijk weefsel. In de compacte stad verschijnen gebouwen nog slechts met hun gevel, het gebied waarin het subtiele spel tussen private en publieke interesses plaatsvindt.
Kollhoff ontloopt hier op subtiele wijze het verwijt van de architect als gevelartiest. In de gevel ziet hij het karakter van de stedelijke bewoners, hun individualiteit terug, maar ook hun bereidheid zich in dienst van de collectiviteit te plaatsen. Een gebouw representeert de bouwheer of de eigenaar, maar vormt tegelijkertijd de openbare ruimte en brengt de collectiviteit tot uitdrukking.
Hotel als bouwblok
Hotel Boat & Co is onderdeel van de blokkenstructuur die de stedenbouwkundigen in de Houthavens hebben uitgezet. Maar daarnaast is het ook een gebouw dat een reeks blokken afsluit en bekroont, en een uitnodigend gebaar naar de buurt maakt. Om dit dilemma op te lossen, ontwikkelde het bureau een opzet in de vorm van een H. Met deze opzet is het mogelijk om binnen een compact blok vrijwel alle kamers aan de gevel te situeren.
Aan de zuidkant, naar de buurt toe, ligt het atrium dat een vrije hoogte heeft van twaalf meter en wordt afgedekt met kanaalplaten die in het zicht zijn gelaten. Het interieur van deze ontvangstruimte is ontworpen door MBDS uit Londen. Aanvankelijk wilde Kollhoff het hotel ontsluiten via dit atrium, in de vorm van een aan de straat gelegen bordes met twee trappen. Toen dit door de gemeente werd afgewezen, is de entree op de hoek gemaakt. De opgang naar het hoger gelegen atrium ligt nu inpandig.
Alle publieke functies bevinden zich op de begane grond en zijn georiënteerd op verschillende zijden van het gebouw. Aan de noordzijde ligt een binnentuin die uitloopt op het waterplein dat de gemeente heeft aangelegd. In de westvleugel komt een tweede restaurant, in de tegenoverliggende vleugel bevinden zich de fitness- en wellnessruimten. Onder het verhoogde atrium ligt een parkeergarage met 44 plaatsen.
Het bakstenen gebouw onderscheidt zich door onderdelen als dakkapellen en erkers. Met deze elementen is de grens tussen privaat en openbaar mede vormgegeven. Om de publieke functie te verduidelijken, geen sinecure in een blok dat dezelfde dimensies heeft als de aanpalende woonblokken, wilde Kollhoff het gebouw een feestelijk karakter geven. Het dak speelt daarin een belangrijke rol.
Doordat de eigenaar een bepaald aantal kamers wenste binnen de gelimiteerde bouwhoogte, is dit dak geëvolueerd van een schuin dak naar een mansarde en uiteindelijk een plat dak. Dat bood de architect de mogelijkheid een volledige verdieping te maken zonder te hoeven afzien van de ronde dakbeëindiging. Bijkomend voordeel is dat het hele dak kon worden vol gelegd met zonnepanelen. Daarmee is tevens voldaan aan de ambitie van een energieopwekkend en autarkisch gebouw.
Uitzicht over het IJ
Op de vier verdiepingen liggen in totaal 82 kamers die zijn bedoeld voor short en long stay. Het hotel richt zich niet zozeer op toeristen als wel op de figuur van de zogenoemde ‘metropolitan business man’. Iedere kamer is uitgerust met een keuken, woongedeelte en slaapkamers met eigen badkamer. Bovendien bieden alle kamers uitzicht op het IJ. In de kamers die in de zijvleugels liggen, zijn om deze reden erkers met een bank gemaakt, die buiten de gevel hangen.
Deze erkers spelen een belangrijke rol in de publiek-private ‘onderhandelingen’ en verlenen de gevels een grote expressie. De erkers groeien of welven uit de hardstenen plint, rijzen op en grijpen uiteindelijk in het zinken dak. Iedere erker bestaat uit een uitkragende prefab betonplaat waarop een borstwering is gemetseld en een vliesgevel met aluminium kozijnen. Het is een belangrijk element dat het volume ritme geeft.
Meest opmerkelijk aan dit gebouw is de constructie die gemaakt is van kanaalplaten en dragende gevels, iets wat je in Nederland zelden tegenkomt. Het is Kollhoffs antwoord op de wens van de belegger om het gebouw in de toekomst mogelijk een andere bestemming te geven. In de ontwerpfase toonde Kollhoff aan dat het gebouw is te transformeren naar een kantoorgebouw. Zo kan de binnenkant geheel veranderen, maar blijft de bijdrage van het gebouw aan de stad geborgd.
Boreale architectuur
In de Amsterdamse krant Het Parool schreef journalist Jaap Huisman dat het hotel van Kollhoff een teken van boreale architectuur is: “Zinken mansardedaken met puntvormige dakkapellen zoals je die zelden tegenkomt in Amsterdam, een volstrekt symmetrische plattegrond en een deftig oprijzend silhouet.” Bovendien acht Huisman de functie van het hotel dubieus, omdat in het hotel vooral buitenlanders komen wonen.
Het is moeizaam om directe verbindingen te maken tussen gebouwen en politieke stromingen. Zo wordt Duitse fascistische architectuur uit de vorige eeuw in verband gebracht met het classicisme, maar bediende de Italiaanse variant zich op hetzelfde moment van het modernisme. Dat geldt evenzeer voor communistische of functionalistische architectuur. Ook de discussie over glazen of stenen architectuur, links of rechts, goed of fout, levert weinig op en is inhoudelijk nauwelijks interessant.
In beide gevallen wordt architectuur vernauwd tot iets wat architecten als zodanig amper zullen herkennen. Alsof architectuur alleen maar zou draaien om kwesties van stijl of detail. Een nog groter probleem is dat onder dergelijke benamingen de kwaliteiten van een gebouw als Hotel Boat & Co volledig uit het zicht verdwijnen.
Gebruik van referenties
Referenties spelen in het kader van een ontwerp altijd een grote rol, maar of en hoe je ze terugziet in het gerealiseerde resultaat, hangt er helemaal vanaf. Naast culturele verwijzingen, wordt immers parallel aan het architectonisch ontwerp door anderen gewerkt aan constructie en installaties. Verder verhoudt een ontwerp zich tot de typologieën en de standaarden van een opgave. Zeker bij functionele opgaven als een hotel, ziekenhuis, terminal of school spelen die een grote rol.
Ook in dit hotel zijn de culturele referenties van groot belang. Zelf presenteert Kollhoff het gebouw als een ode aan de Amsterdamse school. Toen we met Alexander Pols het gebouw bezochten, repte hij van het Scheepvaarthuis en Hotel New York. Maar minstens zo belangrijk zijn de verwijzingen die in het gebouw zijn opgenomen naar de lichtvoetige en rijzige architectuur uit de tijd van de neogotiek.
Het gaat hierbij niet om een imitatie van gotische of Amsterdamse School-architectuur, maar veel meer om een geïnspireerde match. Het is een creatieve wedijver, die weliswaar getuigt van de navolging van een idee, maar sterk verschilt van imiteren of slaafs kopiëren. Het biedt Kollhoff de mogelijkheid om in antropologische zin een plek te creëren, als tegenwicht tegen de veranderende schaal van leven en samenwerken en het hiermee gepaard gaande verlies van plek.
de Architect maart 2020
Dit artikel is verschenen in het maartnummer van 2020. Wil je het maartnummer lezen en de komende edities? Neem dan een kwartaal of jaarabonnement op het magazine.>>(je kunt ook alle digitale monografieën bekijken en alle artikelen lezen)
Wil je de artikelen op de website lezen ? Neem dan een online abonnement >> (je kunt ook alle digitale monografieën bekijken)
Bekijk de online editie>>