In het AMC worden onderdelen van de medische faculteit samengebracht die jarenlang verspreid over de stad gehuisvest zijn geweest: het Binnengasthuis en het Wilhelmina Gasthuis bijvoorbeeld, en een reeks niet-klinische instituten. Al vijfentwintig jaar geleden is de discussie over die concentratie op gang gekomen. Vanaf 1968 hebben de ontwerpers van architectenbureau Duintjer, Istha, Kramer, Van Willegen bv zich in de opdracht kunnen verdiepen in samenwerking met architecten- en ingenieursbureau ir. D. van Mourik bv en uiteindelijk werd in 1975de eerste paal geslagen in de Bullewijkpolder.
Uitgegaan werd van een standaardprogramma van eisen dat dient voor alle nieuwe academische ziekenhuizen - Leiden en Utrecht bijvoorbeeld ook - en onder leiding van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen samengevat is in tachtig boeken, resultaat van acht jaar studie.
Dat geeft aardig de omvang van het project weer. Vergelijkbare objecten zijn alleen in het buitenland te vinden; projectarchitect D. J. Istha noemt de medische centra van Aken, Wenen en Kopenhagen als voorbeelden. Toen halverwege de jaren zestig het groene licht werd gegeven voor het AMC, was geld voor dit soort monsterprojecten geen probleem. In de loop der jaren is de geldkraan echter steeds verder dichtgedraaid, en die versobering heeft een duidelijk stempel gedrukt op het AMC. Tijdens de bouw nog werd het programma drastisch gewijzigd, toen het aantal bedden werd teruggebracht van 1040 naar 850. De ruimte die vrij kwam werd benut voor de vestiging van niet-klinische instituten, die aanvankelijk elders zouden komen. Dat deze veranderingen doorgevoerd konden worden is een goed teken: de beoogde flexibiliteit is geen holle frase.
Autonoom
Het nieuwe ziekenhuis ligt zeer excentrisch. Istha is daar niet ongelukkig mee; hij vat het gebouw, dat een hoek van 8 ha beslaat op een universitair terrein van 64 ha, op als een wereld op zich. Ziekenhuizen hebben net als het werken en wonen een eigen plaats in de ruimtelijke ordening: 'Het romantische idee van verstrengeling van functies kan niet meer'. Midden in het weiland - hettuinplan moet nog vorm krijgen - ligt het centrum er zeer autonoom bij. Het ligt precies haaks op de spoorlijn tweehonderd meter verderop, dat is de enige relatie met de omgeving. Dat stugge in zich zelf gekeerde karakter strookt met de geest van de Bijlmermeer aan de andere kant van de spoorlijn.
Passages
Bij bestudering van de plattegrond en het doorwandelen van het complex blijkt het in wezen een heel overzichtelijk in beton gegoten organisatieschema te zijn.Door het hele gebouw heen, waarvan de grootste buitenmaten 250 bij 250 meter zijn, loopt een betonskelet met een traveemaat van 7.80 meter. Dit gigantische 'rek' is onderverdeeld in een aantal blokken waartussen steeds een travee geheel open blijft. Die open traveeën zijn van boven met doorzichtig kunststof afgedekt en vormen zo passages tussen de bouwblokken.
De indeling in blokken correspondeert met de organisatorische opzet, waarbij het gebouw in principe in drie stroken is verdeeld: onderwijs, bedden, onderzoek. Haaks op de bedden- en onderzoekstrook is nog een andere indeling in drieën gemaakt. Die onderverdeling betreft de verschillende specialismen, bijvoorbeeld chirurgie. Chirurgie snijdt dus een blokje van de onderzoekstrook af; en daar waar de chirurgiestrook de beddenstrook kruist, bevinden zich de voor chirurgie bestemde bedden in een 52 meter hoge beddentoren, waaronder op de eerste drie verdiepingen de chirurgiestaf gehuisvest is. De drie aaneengesloten beddentorens vormen een hoog middengedeelte met aan weerszijden de drie verdiepingen hoge blokkenreeksen van onderwijs en onderzoek.
Die indeling in blokken maakt het gebouw snel te vatten en de open passages met hun doorzichtige overkapping en hoge glazen wanden op het eind bieden de bezoeker voortdurend contact met 'buiten'. Het AMC is niet één grote steenklomp die de bezoeker gevangen houdt. Doordat de beddentorens iets uit elkaar zijn geschoven, ontstaan op de begane grond pleinen van 30 bij 30 meter in het hartje van het passage-stelsel. De twee pleinen aan de kant van de hoofdingang zullen een restaurant, winkeltjes en dergelijke bevatten. De twee pleinen aan de onderwijskant worden gevuld door twee collegezalen die er als losse dozen in zijn gezet.
Het 'apart' zetten van dergelijke grote onderdelen, de verdeling in passages en blokken: het zijn prachtige architectonische middelen die het gebouw kristalhelder maken van binnen. De binnenstraten geven het hele gebouw een zeer openbare sfeer. Het zijn steenachtige ruimtes: de vloeren zijn betegeld terwijl van de omringende bouwblokken het skelet zichtbaar is gelaten. Straatlantaarns versterken dat beeld en de temperatuur in de passages is ook iets lager dan binnenin de bouwblokken. De klimaatbeheersing in de passages heeft overigens, volgens projectarchitect Istha, geen bijzondere problemen gegeven. Onder de overkapping werd het gedurende de warme zomerdagen in ieder geval niet benauwd.
Verbindingen
Stalen bruggen vormen op de eerste en tweede verdieping de verbinding tussen de bouwblokken. Ook de trappen en opengewerkte liftschachten zijn van staal. De stalen verbindingen completeren de heldere organisatie van bouwblokken en binnenstraten.Op een aantal plaatsen echter staan de trappen en liften dwars voorde ingang van een passage. Voor de voetgangers is dan onder een aanliggend bouwblok een galerij vrijgemaakt. De zin van de passage gaat daarmee eigenlijk verloren en het doet afbreuk aan de krachtige ruimtelijke werking.
Privé
Bij het betreden van een bouwblok valt de overgang op van het openbare passage-gebied naar het meer privékarakter van de eigenlijke werkruimtes. Het is een zeer eenvoudig interieur, opgebouwd uit gipsplaatwanden, dat bij de grotere afdelingen wat saai aandoet. Op de glad afgewerkte gangen komen her en der 'steegjes' uit die alleen voor het personeel bestemd zijn. De beddentorens zijn echt privé-gebied — terecht. De liften naar deze verdiepingen toe zijn gewone dichte schachten in het bouwblok zelf. De verdiepingen zijn klein. De patiënten hebben door de laaggeplaatste ramen een weids uitzicht over stad en land. Wat dan opvalt is de enorme afstand tussen het ziekbed en de rest van de wereld. De zieken liggen onmetelijk ver van de levende natuur.
Neerkijkend op de uitgestrekte daken van de lagere onderwijs- en onderzoekblokken, dringt ineens weer het besef door in een enorm gebouw te zitten - 'een wereld op zich', in de woorden van architect Istha. Dat isolement is een gebrek dat niet specifiek is voor het AMC, maar het is wel een gebrek. De obligate, fabrieksmatige plantenbakken bieden weinig soelaas.
Extra
Officieel telt het complex negen lagen, maar het is hoger: het hele gebouw staat op poten, waardoor de 'kelder' dus op maaiveldhoogte ligt, en bij de onderste drie lagen is steeds een tussenverdieping aangebracht met daarin de technische installaties. Geruchtmakend onderdeel van de 'kelder' is het noodziekenhuis. Aarden wallen en vijftig centimeter dikke betonnen muren moeten de 1300 patiënten en 700 personeelsleden in dit volledig ingerichte hospitaaltje - 200 bij 40 meter groot - beschermen tegen de gevolgen van een atoomoorlog. De patiënten liggen in twee bedden boven elkaar, het personeel in drie bedden boven elkaar, waarbij een bed gedeeld wordt door twee personeelsleden bij toerbeurt. Op die manier kan het AMC nog twee weken blijven functioneren. De kosten van dit eerste volledig ingerichte noodziekenhuis in Nederland bedragen ongeveer 3% van de totale bouwkosten, namelijk 20 miljoen. Ook de technische tussenverdiepingen zijn te beschouwen als extra investeringen voor de toekomst. Bij de herindeling van de ruimte, in verband met het inschuiven van de niet-klinische instituten, heeft deze opzet zijn nut al bewezen, aldus architect Istha. Twijfelachtig gevolg is dat de techniek op deze verdiepingen geheel verborgen is. In de passages vormen de tussenverdiepingen dichte wanden van lichte houtwol-cementplaten, van buiten zijn het dichte stroken van bruine lichtmetalen gevelplaten. 'We wilden geen demonstratie van de techniek zoals in Aken', aldus Istha, maar de techniek is nu geheel verdwenen. Wat er achter de gevelplaten en dichte wanden zit kan een bezoeker onmogelijk gissen. Het AMC is een zeer belangrijk gebouw. In cijfers: 219.000 m2 bruto oftewel 1.330.300 m3 voor het lieve sommetje van 700 miljoen gulden. Nog veel belangrijker: het AMC zal dag in dag uit duizenden mensen aantrekken uit de zeer wijde omgeving en voor vele honderden is het een tijdelijk huis. Wat een tragiek dat bij een dergelijke opgave de opdrachtgever gevormd wordt door een stel anonieme bestuurders die eigenlijk alleen maar letten op het kasboek en de kalender!
De architectuur weerspiegelt die situatie. De enorme massa is geordend tot een duidelijk samenstel van delen die een bepaalde organisatorische relatie tot elkaar hebben. De bouwblokken met hun tussenliggende passages en de beddentorens drukken de organisatie van het medisch bedrijf uit. En dat alles binnen een recht toe recht aan-skelet dat op eenvoudige wijze in elke polder is neer te zetten. Die eenvoud is de kracht van het gebouw als het gaat om de overzichtelijkheid van binnen uit. Wat zich echter vooral aan de buitenkant van het Centrum wreekt, is dat de architect niet verder is gegaan dan het organiseren van de bouwmassa. Er zit geen greintje raffinement aan waaruit zou kunnen blijken dat het gebouw ook nog iets met de buitenwereld te maken heeft.
De bruine gevelplaten van de technische tussenverdiepingen zijn ook toegepast op gedeeltes van de beddentorens waar geen tussenverdieping is. Daardoor, en doordat van buiten niet duidelijk is dat passages de delen uiteenleggen, klontert het geheel samen. Het bruine metaal en het blauwspiegelend glas weren elke toenadering af.
Daar waar binnenstraten door de buitengevel breken, verhinderen dwars ervoor geplaatste trappenhuizen en liften een doorkijkje naar binnen. Afgezien van een wat vormeloze luifel is de ingang niet meer dan een stel automatische schuifdeuren in de gevel. (Ach, waar is de tijd toch gebleven dat architecten nog echte entrees konden maken?)
Over die 'hoes' om het skelet is architect Istha heel nuchter; het zijn vooral bouwfysische argumenten die het uiterlijk bepaald hebben, en dat bruin vond hij een mooie kleur.
Bij een veelomvattend complex zoals het AMC, waarbij de architect zich vooral richt (of van de boekhoudende bestuurderen moet richten) op de organisatie en de techniek, zou samenwerking op zijn plaats zijn met een ontwerper die zich nadrukkelijk bezig houdt met de presentatie (hoe het gebouw zich verhoudt tot de buitenwereld) en detaillering. De integratie van beeldende kunst en architectuur was een nog weinig besproken onderwerp toen begonnen werd met de bouw van het AMC, helaas. Het bouwwerk valt onder de 1 %-regeling,en metéén procent van 700 miljoen kan je al leuke dingen doen.