Nederlands Danstheater in Scheveningen door OMA

Door Janny Rodermond - Ballet zou je kunnen omschrijven als het lichamelijk tarten van de wetten van statica en dynamica met als doel het oproepen van spanning, schoonheid, dramatiek. Ballet moet boeien door de onverwachte afwisseling van beweging en stilstand, van strakke en vloeiende lijnen. Het Office for Metropolitan Architecture heeft voor de huisvesting van het Nederlands Danstheater in Scheveningen een zeer passend gebouw ontworpen: licht, speels maar ook zeer functioneel. Een theater dat associaties oproept met de weinig pretentieuze vrolijkheid van de paviljoenarchitectuur op het nabije strand. Een culturele trekpleister, die een bijdrage had kunnen leveren aan de zeggingskracht van de nu nog chaotische ruimte nabij het Kurhaus.

Het is al bijna vijf jaar geleden dat het OMA met het ontwerp voor de uitbreiding van de Tweede Kamer een nieuwe architectuur introduceerde. Deze introductie leverde destijds een vloedgolf van geschokte en een tegenbeweging van zeer enthousiaste reacties op. Regelmatig verschenen er daarna in de tijdschriften nieuwe ontwerpen van het OMA, die uiteindelijk allemaal in de lades van ambtenaren dreigen te verdwijnen. Desondanks worden de contouren van de door het OMA geproduceerde architectuur langzamerhand wel duidelijk. Het vernieuwende karakter wordt namelijk niet in de eerste plaats bepaald door het uiteindelijke beeld, maar ook door de werkwijze en de ontwerpopvattingen.

Om het schijnbaar zwevende dak te kunnen realiseren is door de Hon- gende en drukkende krachten uitgedacht in de vorm van onder andere gaarse, in Duitsland wonende ir. Poloniji een reeks van trekkende, draagkolommen, kabels en gewichten.

Bij elke ontwerpopgave wordt eerst de — wijde — context geanalyseerd. Dat is niets nieuws. Wel nieuwen vaak verrassend is de keuze van de elementen uit de context, die door het OMA als belangwekkend worden beschouwd. De context wordt ruim opgevat en omvat naast morfologische ook culturele, historische en sociale aspecten. "Context kan alles zijn. " 11 De keuze van de te waarderen elementen uit die context lijkt door het OMA afhankelijk te worden gesteld van het karakter van de ontwerpopgave. Betreft het bij voorbeeld een prijsvraag, waarbij de ontwikkeling van de architectuur een grote rol speelt, dan Entreezijde van het Circustheater en het Danstheater. De hele muur omsluit de enigszins hellende voorhof; de theaters liggen in feite nog op een duinhelling. De foyer van het Danstheater grenst aan de ommuurde voorvalt in de contextuele analyse onder andere het licht op architectuur-historisch gezien belangwekkende projecten. Bij de IBA-prijsvraag Südliche Friedrichstrasse zijn dat ontwerpen van Mendelsohn, Van der Rohe, Hilberseimer, naast de alles overheersende Berlijnse Muur. 21 Betreft het een bestemmingsplan voor een Amsterdams stadsvernieuwingsgebied, dan blijkt de context te bestaan uit alle te vernieuwen buurten die tegen het stadscentrum   aanliggen. De operatie van de vernieuwing vandeze Ring om Noord biedt aantrekkelijke mogelijkheden voor de herinrichting van de stad. Zo is het bestemmingsplan IJ-plein ontwikkeld als een voorbeeld voor de wijze waarop de vernieuwing van de Ring om Noord aangepakt zou kunnen worden. 3

Bij het ontwerp voor het Nederlands Danstheater gaat het om een recreatieve voorziening in Scheveningen; het enfant terrible waarmee de allesomvattende moeder 's-Gravenhage een sterke haat-liefde band heeft. Hier blijkt de context te bestaan uit de formele en informele verbindingen tussen moeder en kind; de Badhuisweg en de Nieuwe Parklaan. Daarbij schakelt de informele route van Den Haag naar het strand een reeks van recreatieve voorzieningen aan elkaar, waar het nog te bouwen Danstheater aan toegevoegd zou kunnen worden.

Het OMA heeft een goed oog voor het vinden van tegenstellingen in de context, maar ook in het programma van eisen. Ze lijkt deze op te sporen om er vervolgens in het ontwerp een synthetiserende werking aan te ontlenen. Bij de IBA-prijsvraag werd de dubbelzinnige opdracht tot het creëren van een aangename woonbuurt in de onmiddellijke nabijheid van de Berlijnse Muur verwerkt tot een luxe woonbuurt, bestaande uit naar binnen gerichte patiowoningen. In het bestemmingsplan IJ-plein wordt gestreefd naar een sfeer van 'dorpse stedelijkheid', daarmee tegemoet komend aan de conflicterende wensen van insprekende bewoners.
Situaties die in architectenkringen bestempeld worden als chaotisch, conflicterend, gefragmenteerd en daarmee een negatieve gevoelswaarde opgedrongen krijgen, worden door het OMA als het ware opgezocht en gewaardeerd als een exacte afspiegeling van de historie. Het OMA leest hiermee de stad als een uitdrukking van het menselijk handelen en accepteert deze met al haar inconsequenties.

De daken zijn gebruikt als middel om het gebouw expressie te verlenen: onder de opening in het platte dak, op de plek waar de rode boog naar een golvend dak op de zaal, een heel dun overstekend dak zwevend bo- binnen schiet, boven de studio's en een gedeukt dak op de cirkelvormige kantine, gelegen

De welwillende houding ten opzichte van de context contrasteert met de kritische houding van het OMA ten opzichte van elke nog te verrichten ingreep. Vaak wordt aan een programma van eisen een heel eigen interpretatie meegegeven. Voor de verbouwing van de koepelgevangenis in Arnhem ontwikkelde het OMA een originele visie op het gevangeniswezen, die in het ontwerp af te lezen is uit de ontmanteling van het machtscentrum in de koepel.
Bij de ontwerpopgave voor het Nederlands Danstheater bekritiseert het OMA vooral de aanvankelijk geplande ontwikkeling van Scheveningen-badplaats, volgens het onder supervisie van Bakema tot stand gekomen stedebouwkundige plan. De sterke symmetrie van dit plan doet, gezien door de ogen van het OMA, zeer geforceerdaan. Het plan vereist overbodige, kostbare ingrepen,zoals het verleggen van een trambaan, die geen bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteiten en afbreuk doen aan het spanningsveld dat is ontstaan door het samenkomen van deformele Badhuisweg en de informele Nieuwe Parklaan op dit punt.
In het eigenlijke ontwerp staat de functionaliteit centraal. Het ontwerp moet functioneel zijn in de visie van het OMA. De plannen voor bij voorbeeld het IJ-plein en voor Pare de la Villette ontvouwen een scenario voor een bewegingstheater. Een spel waarin mensen die hun voedingsbodem zoeken in het grootstedelijke leven de hoofdrollen spelen onder regie van het Office for Metropolitan Architecture. Het openbare karakter van de buitenruimte in het plan IJ-plein en de ontmoetingsfactor in het plan voor Pare de la Villette zijn voor deze plannen van cruciale betekenis.

Het OMA lijkt het ook tot haar taakte zien de moderne architectuur als bouwkunst verder te ontwikkelen. De taal van de modernen uit de jaren twintig dient als uitgangspunt voor een nog lichtere, geabstraheerde architectuur, waarbij de materie ondergeschikt lijkt te zijn gemaakt aan de idee. Daardoor zijn de ontwerpen van het OMA vaak als irreëel bestempeld. Hoe we deze op papier vaak zo beeldschone architectuur in werkelijkheid zouden ervaren blijft voorlopig nog een vraag. De ontwerpen van het OMA, die zich als totaliteit van analyse, tekeningen en toelichtingen voordoen als manifesten voor de ontwikkeling van de moderne architectuur hebben met veel van dergelijke manifesten uit de architectuurhistorie gemeen dat ze veel gespreksstof opleveren, maar niet gebouwd worden. Dat lot lijkt nu ook het ontwerp voor het Nederlands Danstheater beschoren te zijn.

Het Nederlands Danstheater naar Scheveningen

"Kermis aan de kust" schreven we vijf jaar geleden over de toen in aanbouw zijnde toeristenattracties in Scheveningen. We hadden weinig vertrouwen in de prognoses die toenemende stromen bezoekers voorspelden. "Scheveningen is een rif, waarop verschillende architectonische en stedebouwkundige visies zijn gestrand" zegt Rem Koolhaas. Maar ondanks de aaneenschakeling van wanstaltige ingrepen overtreft het bezoekersaantal alle verwachtingen. Scheveningen heeft 'iets' ondanks haar frietencultuur.

Het plan Bakema negeert de reeds aanwezige diagonale richting, die de bestaande loop van de trambaan volgt en een reeks voorzieningen koppelt: het Circustheater, het Kurhaus, de Palacepassage en de Scheveningse Pier.

Tussen het spektakel van de schijnchique — het Kurhaus het tweederangs amusement - het golfslagzwembad aan het strand de poffertjeskramen, verkeersstromen en opgestuwde kantoorvolumes is een locatie gevonden voor de huisvesting van het Nederlands Danstheater. Dat dit gezelschap behoefte heeft aan een nieuw onderdak betwijfelt niemand. En de situering in Scheveningen, te midden van het lichtvoetige badplaatsamusement en naast het bij theatergezelschappen geliefde Circustheater, lijkt voor de hand liggend. Maar vanaf het begin was duidelijk dat de restruimtes bij het Circustheater in feite te klein waren om het volledige programma van eisen te kunnen bevatten. Het grootste struikelblok vormde daarbij de in het bestemmingsplan voorgestelde wijziging van het trambaantracé, waardoor het bouwperceel naast het Circustheater in elkaar geknepen zou worden tot een marginale strook.

In haar stedebouwkundige analyse redeneert het OMA toe naar een conclusie waarin deze verlegging als een formele, maar van weinig inzicht getuigende ingreep wordt beschouwd. Daarbij wijst het OMA er op dat in het bestemmingplan voorbij gegaan wordt aan de signalen die vragen om een aantasting van de voorgestelde symmetrie. Uit het onderzoek van het OMA:
" Twee wegen verbinden de badplaats met Den Haag, de kaarsrechte Badhuisweg en de kronkelende Nieuwe Parklaan. Beide wegen beginnen en eindigen op ongeveer het zelfde punt en zijn totaal verschillend van karakter. De Badhuisweg leidt naar een overduidelijk doel: het Kurhaus. De Nieuwe Parklaan verbindt al slingerend een keten van recreatieve voorzieningen met het centrum van Den Haag. De Badhuisweg trekt als een uitgerolde loper de symmetrie van het Kurhaus zo diep mogelijk landinwaarts. Samen vormen weg en doel (Kurhaus) een formeel systeem. Zijn gebruikers worden niet geleid naarde zee, maar afgeleverd vóór het Kurhaus, dat nadrukkelijk het contact met de zee blokkeert. De Nieuwe Parklaan vertegenwoordigt een tweede asymmetrisch systeem. Zij verbindt op een niet hiërarchische wijze een aantal romantische elementen, komt ook uit vóór het Kurhaus maar schiet er voor langs om over te vloeien in de Gevers Deynootweg en zo in een directe lijn Den Haag te verbinden met het Noorderstrand. De ontmoeting en kruising van deze twee systemen, de romantiek van de Parklaan en het formalisme van de Badhuisweg, de mate waarin recht wordt gedaan aan de tegenpolen symmetrie/asymmetrie, formeel/informeel, bepalen voor een groot deel het karakter van de badplaats'.

In het plan-Bakema, met de uitgesproken rechthoekige structuur, wordt geen gebruik gemaakt van de aanwezige contrasten, die volgens het OMA aanleiding geven tot een meer complexe en rijkere interpretatie. Zo'n interpretatie zou de mogelijkheid bieden om de bestaande, diagonale richting van het trambaantracé te handhaven. Deze richting komt ook overeen met de denkbeeldige lijn die de voornaamste voorzieningen van Scheveningen als een keten verbindt: het plan Circustheater, de Palacepassage, de Pier en het strand. Bij uitvoering van het plan Bakema zou de keten verbroken worden, het Circustheater geïsoleerd en de ruimte voor het Danstheater te klein. OMA's stedebouwkundige oplossing volgt hier weer de methode these-antithese, synthese.
De eerste schetsontwerpen voor het Danstheater werden geplaatst in een situatie, waarin de trambaan niet verlegd was. Uit het overleg met Stadsontwikkeling en het Consortium Scheveningen kwamen uiteindelijk randvoorwaarden naar voren die toch noodzaakten tot een nieuwe visie. Belangrijkste reden was dat de directe relatie Danstheater- Pier niet gerealiseerd zou kunnen worden.
In het uiteindelijke ontwerp wordt uitgegaan van een 'schema van maximale compactheid en dubbel gebruik van ruimten, terwijl de stedebouwkundige ambities introverter zijn geworden."61 Het Circustheater en het Danstheater vormen een ommuurde enclave, die slechts indirect verbonden is met de overige voorzieningen. De compactheid van het ontwerp hangt nauw samen met het maximaal toegestane bouwvolume, dat door de gemeente was bepaald op 26.000 m3. Dit volume is uiteindelijk met 5000 m3 overschreden om te voldoen aan twee andere door de gemeente gestelde randvoorwaarden: aansluiten bij het volume van het Circustheater en begeleiding van de kromming van de trambaan. Deze overschrijding is toegestaan omdat het totale ontwerp voor het maximumbedrag van dertien miljoen gebouwd zou kunnen worden. Overigens kon ook binnen dit volume het programma van eisen alleen gerealiseerd worden  door een zeer efficiënte samenvoeging van functies en het vermijden van circulatieruimtes. De compacte organisatie valt aan het exterieur van het transparante gebouw nauwelijks af te lezen.

Het Danstheater.

Het gebouw voor het Danstheater zou als een tehuis voor dit balletgezelschap moeten functioneren. Uit het programma van eisen: "In het gebouw wordt door de dansers geoefend en gerepeteerd, waarbij in bescheiden mate in het kader van de publieksbinding en publiekswerving publiek aanwezig is; er worden kostuums genaaid, gedragen, geborgen en onderhouden, decors en lichtinstallaties gemaakt, opgeslagen en onderhouden; muziekopnames gemaakt". Verder is er een administratieve afdeling en een afdeling voor publiciteit en publiekswerving. Er moet plaats zijn voorde artistieke, de muzikale en de technische leiding. Het gebouw moet geschikt zijn voor het maken en vertonen van video-opnames. Het theatergedeelte zal niet alleen gebruikt worden voor voorstellingen van het Nederlands Danstheater, maar moet ook geschikt zijn voor muziekdramatische producties van andere gezelschappen, zoals de Nederlandse Operastichting en het Nationale Ballet.

Plattegrond begane grond van het Danstheater. De zaal en het toneel liggen zo dicht mogelijk bij het Circustheater. De ingedeukte restruimte tussen beide theaters loopt in de voorzijde over in de foyer. De restruimte tussen de reeks studio's en de schil is benut voor kleedruimtes e.d. De studio's zijn voorzien van spiegelende wanden en een glazen dak, waarboven een tweede dak zweeft. Op de eerste verdieping is de foyer voorzien van een vide en een terras, grenzend aan de voorhof. Boven de kleedruimtes zijn een dagverblijf en een kostuumatelier gesitueerd. Het traditionele OMA-zwembad is te vinden op het dak, in de studiostrook, boven de trappartij. Op dezelfde hoogte bevindt zich ook de cirkelvormige kantine. Deze vormt de beëindiging van de gang, die het administratieve blokje ontsluit.

Het uiteindelijke ontwerp wordt zowel in de plattegrond als in de expressie, de constructie en het materiaalgebruik sterk bepaald door de ruimtelijke en financiële beperkingen. Heel letterlijk is dat het geval op het grensvlak van het Circustheater en het nieuwe Danstheater. De ronde contouren van het eerste gebouw worden gebruikt voor het vormen van sierlijke ruimtes in het nieuwe. In feite kan het hele ontwerp gelezen worden als een logische samenvoeging van rechthoekige ruimtes, die aan de grensvlakken hier en daar in- of uitgedeukt worden door situationele gegevens.

Om de bouwmassa's van de twee theaters met elkaar te verbinden is om het geheel een schil gelegd, die tevens dient ter afscherming van de trambaan. Deze schil omsluit aan de Kurhauszijde een voorhof waaraan de entrees van de theaters liggen.
In het ontwerp is gespeeld met de gedachte dat een muur zonder dak en een dak zonder dragende muur, architectonische middelen zijn, waarmee je een gebouw een bepaalde expressie kunt verlenen zonder dat je kostbare kubieke meters toevoegt. De schil is daar een voorbeeld van  evenals het zwevende dak aan de zijde van de trambaan. Dit flinterdunne dak, bestaande uit een dubbele laag damwandprofielen, spot met de ons bekende constructieve mogelijkheden. Nederlandse constructeurs hadden ook niet genoeg kennis en fantasie in huis om een constructieve oplossing te bedenken voor deze architectonisch gestelde opgave. De uit Duitsland afkomstige professor Poloniji heeft de constructie uitgewerkt. Een caleidoscoop van dragende, trekkende en druk uitoefende ingrepen, die de architectonische expressie en de symboliek van het balletgebeuren ondersteunen. Alle constructieve ingrepen vinden plaats achter de gevel, die haar functie als schil onaangetast kan blijven vervullen. In tegenstelling tot dit strakke, zwevende dak, is het dak boven de theaterzaal golvend. Dit eveneens in damwandprofielen gedachte dak roept herinneringen op aan het schooltje van Gaudi, maar ook associaties met de Scheveningse golfslag of het beweeglijke binnengebeuren zijn mogelijk.

Het scheppen van architectuur met een minimum aan middelen is tot zijn uiterste doorgevoerd in de hoge, ijle, felrode gespannen boog, die — zoals dat heet — een luchtige dialoog aangaat met de massieve contouren van het Circustheater. Deze boog laat bezoekers en voorbijgangers al van verre weten dat hier iets bijzonders staat te gebeuren.
Het hele complex is een lichte, beweeglijke, vrolijke compositie geworden. Het Nederlands Danstheater zou opz'n minst even veel moeite moeten doen voor het realiseren van dit culturele kleinood als voor de verwerkelijking van de eigen creaties. De gemeente Den Haag lijkt inmiddels alle kansen om deze voor het Danstheater zo passende behuizing gerealiseerd te krijgen overboord gegooid te hebben.

Mochten de gemeente, het Danstheater en W.V.C. bij de beslissing blijven om onderdak te zoeken voor dit balletgezelschap aan het Spui, dan heeft Koolhaas nog een verrassing in petto. Hij heeft namelijk het ontwerp al klaar. Het Scheveningse ontwerp past volgens hem ook uitstekend op de lokatie aan het Spui. Is dat onlogisch gezien de aandacht die het OMA in haar ontwerpen geeft aan de context? Kan een enigszins luxueus uitgevallen 'strandtent' zo maar overgeplaatst worden van de Scheveningse duinen naar het Haagse Forumgebied? Misschien toch wel. Het ontwerp zou daareven zeer uit de toon vallen als  een punker in de vergadering van een welstandscommissie. Maar het gebouw zou daar staan als een uitdagende getuige van de Haagse gemeentepolitiek; van het ja, tenzij; van het ja, maar niet van harte en van het ja, indien onze geldschieters het willen.

NOTEN:
1. Bestemmingsplan ADM-terrein Amsterdam. Jan Voorberg. De Architect 1982, blz. 93.
2. Koolhaas' Berlijns Pompei'. De Architect 1981, blz. 41 t/m 51.
3. Zie 1.
4. De Architect, 1980 blz. 57 t/m 59.
5. Recreatief centrum aan zee ofwel: kermis aan de kust. De Architect 1979, blz. 80 t/m 105,