Danstheater in Den Haag door Rem Koolhaas

Door Janny Rodermond - In Den Haag is men zeker niet ten onrechte blij met de nieuwe theateraccommodaties aan het Spui. Daarbij hoeven de Hagenaars zich op enkele uitzonderingen na niet zelf op de borst te kloppen. De eer komt grotendeels toe aan de opdrachtgevers en de architecten, die in een chaotische strijd met en tegen elkaar en iedereen uiteindelijk één doel gemeenschappelijk hadden: een huisvesting waarin de muziek- en dansproducties optimaal tot hun recht zouden komen. In die opzet is men volledig geslaagd. Janny Rodermond bekeek met genoegen het danstheater. In een aansluitend artikel bespreekt Egbert Koster de huisvesting van het Residentie Orkest.

In de jarenlange strijd voor een eigen theater leek vaak niet zozeer het gebouw dan wel het gebeuren centraal te staan. Kranten en tijdschriften beschreven de touwtrekkerij rond financiering en locatiekeuze in geuren en kleuren. Vanaf het begin is door beide gezelschappen niet gestreefd naar een representatief, indrukwekkend gebouw, maar naar een functioneel geheel. Bij het R.O. was de akoestiek het uitgangspunt, bij het NDT de concentratie op het toneel. Wat dit betreft kan men blijkbaar beter de gezelschappen, als gebruikers en directe belanghebbenden, als opdrachtgever laten optreden dan een gemeente. Niet zonder trots vermeldt men in Den Haag graag dat beide theaters bovendien zijn gebouwd voor slechts veertig miljoen gulden.

Achterzijde danstheater, een abstracte sculptuur. Foto: Daria Scagliola.

Het aantrekkelijke van de Haagse combinatie is dat elk theater een duidelijk eigen en passend gezicht gekregen heeft. De directe bemoeienis van de gebruikers met het programma van eisen en de architectenkeuze heeft ertoe geleid dat beide partners hun eigen identiteit hebben weten te behouden, uitstekend verbeeld door de architecten. Peter Vermeulen, van architectenbureau Van Mourik, ontwierp voor het R.O. een gebouw dat associaties oproept met een wat stijve Haagse salon die zich naar buiten toe toont in een modieus jasje. Het NDT, dat altijd al in de verdrukking gewerkt heeft, moest genoegen nemen met een derderangs locatie, achter het protserige Pullman Hotel, maar weet zich daar juist door haar informele optreden uitstekend te handhaven. Is bij het R.O. gepoogd om ondanks het minimale budget toch nog enige stand op te houden, het danstheater is eerder een atelier waarin gewerkt en geëxperimenteerd wordt en waar men de bezoekers als het ware en passant deelgenoot maakt van de resultaten in een passende ambiance. Het NDT straalt dynamiek uit, durf, ironie. Tijdens de opening van het theater vond de première plaats van het ballet ’Sint Joris rijdt uit’. De choreograaf Jiri Kylian en het dansgezelschap steken daarin letterlijk de draak  met hun veelbesproken zakelijk leider Carel Birnie. In het prachtige ballet, uitgevoerd tegen een uitgekiend decor, verschijnt op onverwachte momenten steeds een bemoeizuchtige draak met roodoplichtende ogen op het toneel: Birnie. Maar het is choreograaf/directeur Kylian die de touwtjes in handen heeft en die ook in samenwerking met Koolhaas de sfeer in het gebouw heeft bepaald.

Context

Het is Koolhaas verweten dat hij in zijn ontwerp voor het danstheater zijn klinkende uitspraken over contextuele analyses verloochend heeft. Niets is echter minder waar. Toen Koolhaas kon beginnen aan zijn tweede ontwerp voor het NDT — het eerste was gesitueerd nabij het Circustheater— waren de locatie en de ontwerpen voor het R.O. en het Pullman Hotel al gegeven.1 Het zou zinloos geweest zijn om tussen alle doosvormige volumes nog één doos te plaatsen. Juist door de losse samenvoeging van gebouwdelen onderscheidt het danstheater zich nu van de massieve, omringende gebouwen.
Het kegelvormige restaurant aan de zijde van het Spui is een vondst. Deze vorm lost niet alleen de botsing tussen beide theaters op, maar verheft zichzelf tot spil van het hele gebeuren aan het plein. Overigens kan vanaf het Prins Bernhard-viaduct gezien worden hoe de vorm van de kegel keurig de wijkende lijn van de omhulling rond de zaal van het muziektheater volgt.

De zalencombinatie wordt gekenmerkt door een fragmentarische opbouw, met elkaar verbonden door de goudkleurige kegel. Links van de kegel het concertgebouw, rechts het danstheater. Foto: Jan Derwig.

Ook in zijn materiaalkeuze —die mede bepaald is door het lage budget— speelt Koolhaas uitstekend in op zijn omgeving. De achterwand  van simpele, matte, zwarte golfplaat maakt het gebouw met het golvende dak haast tot een abstracte sculptuur. Door het contrast met de spiegelende wand van het muziektheater behouden beide gebouwen hun waarde. Verder ondersteunt Koolhaas met een diversiteit aan materialen de fragmentarische opbouw: stucwerk, matte en geglazuurde baksteen en goudkleurig aluminium. Op de wand van de toneeltoren is een door Madelon Vriesendorp ontworpen schildering aangebracht, geïnspireerd door het binnengebeuren. De figuratie is bijna abstract, de kleurkeuze terughoudend. Een uitstekend alternatief voor de oorspronkelijk gedachte afwerking met natuursteen.
’Context kan alles zijn’ is een uitspraak van Koolhaas. Ook de geschiedenis van een ontwerp kan hierin een eigen rol spelen. Uit het Scheveningse ontwerp is het golvende dak overgenomen. Critici menen dat dit tegen Koolhaas’ eigen principes —voor zover hij die al heeft— ingaat. Maar zou het danstheater beter of goedkoper geworden zijn door een plat dak gedragen door een vakwerk? Integendeel. Weliswaar is de zaal ten opzichte van het eerste ontwerp verbreed van 24 tot bijna 34 meter, waardoor het dak niet meer geheel zelfdragend is. Maar die ene onderspannen ligger, waarmee dit probleem is opgelost, stoort nauwelijks. 2

Multi-functioneel contrastrijk gebouw

Het danstheater huisvest in de eerste plaats een balletgezelschap. In de strook evenwijdig aan het plein ligt het bedrijfsgedeelte met op de begane grond kleedkamers, daarboven een kantine en een recratieruimte, op de tweede verdieping kostuumberging, ateliers, e.d. en in de bovenste laag kantoren. De verschillende functies kunnen aan de gevel afgelezen worden. Ingeklemd tussen deze doos en de reeks van zaal/toneeltoren/achtertoneel liggen drie ruime studio’s, voorzien van vloerverwarming en doorzichtige daken.
In het gebouw is nauwelijks ruimte verloren gegaan aan gangen. Bovendien laten verschillende ruimten meerdere functies toe. De studio’s kunnen achtereenvolgens gebruikt worden als extra ruimte bij de foyer, als stem- en inspeelruimte voor het orkest en als bergruimte voor decorstukken tijdens de voorstellingen. Het grote achtertoneel is een extra repetitieruimte, maar ook opname-studio en kan eventueel gebruikt worden voor het tonen van kleine producties. Deze laatste mogelijkheid is open gehouden op aandringen van de gemeente voor het geval men geen kans zal zien om het door Hertzberger ontworpen Margetheater te realiseren.

Volgens Koolhaas hebben de bedrijfsruimten een sfeer van ’serene abstractie’, terwijl in het openbare gedeelte cirkels, krommingen en hellingen toegepast zijn, zowel in de plattegrond als in de doorsnede. In de zaal zijn deze middelen nog heel bescheiden toegepast. Het golvende dak en de licht gewelfde achterwand vormen de enige verbijzonderingen. De haast vierkante vorm van de zaal zorgt ervoor dat de zichtlijnen uitstekend zijn en de betrokkenheid bij het toneel groot is. Bovendien wordt de aandacht niet afgeleid door kleur. De zaal is zwart; er hangen alleen zes goudkleurige schermen tegen de zijwanden in verband met de akoestiek. Ook het grijze, pluche toneeldoek is bezaaid met gouden ballen. Verder is alleen diep-blauw toegepast in de door BOA-Contractors ontworpen stoelen. BOA ontwierp ook de inrichting van het restaurant en de bars in de foyer. Hier is een feestelijke, lichte ruimte gecreëerd, die volledig doet vergeten dat dit oorspronkelijk een hoge, nauwe restruimte was tussen twee zalen. Op de begane grond is het volume vergroot door de aflopende ruimte onder de zaal erbij te betrekken. Op de eerste verdieping geven vides de mogelijkheid om het geheel te overzien, maar ook om door de glazen wanden naar buiten te kijken, 's Avonds werkt het glas als spiegels, waarin het binnengebeuren op alle niveaus gadeslagen kan worden. Spectaculair is de schijnbaar balancerende 'sky-bar’ op de tweede verdieping, bereikbaar via een klein houten, enigszins ingeklemd houten trapje.

Skybar in de foyer op de tweede verdieping. Foto: Daria Scagiiola.

In de foyer zijn talloze kleuren en materialen toegepast. Tegenover de zachtroze wand van de zaal van het R.O. plaatste Koolhaas een uitdagend, warm rood voor de zaalwand van het NDT. De kolommen die de zaal dragen zijn geverfd in de vier primaire kleuren en de kortste is bekleed met bladgoud. Op de vloer van de begane grond liggen tegels, de eerste verdieping heeft een lichte parketvloer en de sky-bar een metalen vloer, die van onderen met doek bespannen is, wat het zwevende effect versterkt. Zweven doen ook de verschillende bars door de wijze waarop ze van onderen aangelicht worden. De gladde, simpel gevormde bars zijn weer van verschillende materialen gemaakt: kunststof in het restaurant, messing, zink en hout in de foyer.
Tijdens de eerste voorstellingen bleek dit wonderlijke geheel op vanzelfsprekende wijze te functioneren. Het is een merkwaardige gedachte dat dit intieme, informele theater over toneelafmetingen en voorzieningen beschikt, die het mogelijk maken mee te draaien in het internationale circuit voor muziek-dramatische producties. Het kan zich door het ruime toneel letterlijk meten met het Amsterdamse Muziektheater maar ook met het Metropolitan Opera House in New York.

Schitterende utiliteitsbouw

Voor het eerste ontwerp in Scheveningen was dertien miljoen beschikbaar plus twee miljoen voor de inrichting. Het programma omvatte een volume van 26.000 m3. Het O.M.A. maakte een ontwerp van 30.000 m3 en rekende voor dat dit haalbaar was. Het danstheater aan het Spui omvat 52.000 m3 en kost inclusief installaties ruim 18 miljoen. Daarmee komt het op 346 gulden per m3, een bedrag dat nog ruim ligt onder het bijvoorbeeld ook al goedkoop gebouwde Maritiem Museum van Quist (± f 375, — m3) en ook ruim onder het gebouw van het R.O. (± f 400 , — m 3).

Begane grond 1. entreehal 2. toegang parkeergarage 3. kassa 4. foyer 5. garderobe 6. entreesluis muziekzaal 7. muziekzaal 8. podium 9. bergruimte instrumenten 10. inspeelruimte 11. laad- en loosbordes 12. artiesteningang 13. orkestinspectie 14. spoelkeuken 15. drankenvoorraad 16. koffiekeuken

Opdrachtgever en architect hebben geaccepteerd dat bij veel— functionele— pretenties en weinig geld het resultaat een utilitair gebouw zal zijn: een staalskelet bekleed met verschillende materialen. Zonder de volhardendheid van zakelijk leider Carel Birnie was er nooit een danstheater gekomen maar zonder een eigenwijs en vindingrijk architect als Koolhaas ook niet. Volgens Birnie past het gebouw als een 'perfecte huid’. Dat zou alleen betrekking kunnen hebben op de organisatorische opzet. Maar er is meer: ook qua sfeer en image is het het perfecte gebouw voor een uniek gezelschap als het NDT. Het is bovendien het eerste danstheater ter wereld en de eerste gerealiseerde creatie van Koolhaas. Een gebouw dat een uitdaging vormt voor architecten, omdat het breekt met allerlei codes betreffende typologie, consistentie, compositie, constructie en materiaalgebruik. Het is geen theater in de traditionele zin, maar eerder een werkplaats, functioneel ook qua ambiance. Het is constructief intrigerend: een dergelijk dak is niet meer toegepast sinds Gaudi er zijn schooltje in de schaduw van de Sagrada Familla mee bedekt heeft. Door de wijze waarop bijvoorbeeld golfplaat en bladgoud strategisch toegepast zijn getuigt het van een beheerst improvisatievermogen. De foyer is een ruimtelijk experiment met een ondoordringbaar gedeelte en een balancerend platform. Ondanks al dit spektakel en de fragmentarische opbouw is het in zekere zin toch een gebouw dat consistenter is dan het aangrenzende muziektheater dat achter de uniforme schil een veelheid aan functies samenbalt. Het is een eerlijk gebouw qua volume-opbouw, indeling, constructie en zelfs qua decoratie; het is consistent in de directe wijze waarop ontwerpoplossingen bedacht en toegepast zijn. Desondanks is het gebouw ook in alle opzichten theater, al vertoont het geen enkele gelijkenis met een bestaand theater.

In de toelichting bij zijn tweede stedenbouwkundig ontwerp voor het Forumgebied —ingeklemd tussen het Spui en het Centraal Station— schreef Carel Weeber: ’De aandacht is verlegd van gebouwen naar het ontwerpen van openbare ruimten. Aan de architectuur de taak de beoogde kwaliteit van deze ruimte te completeren.’ Hij is daar zelf als stedenbouwkundig supervisor van het gebied en als architect van het Pullman Hotel niet in geslaagd. De architecten van de twee theaters wel. Jammer dat Koolhaas’ stadhuisontwerp nooit uitgevoerd zal worden.

NOTEN: 1) De Architect 1984 nr. 4 blz. 24 t/m 3 7 : Cees Zwinkels, Gezamenlijke huisvesting RO/NDT in Den Haag. Janny Rodermond, Lichtvoetig OMA-ontwerp voor Scheveningen. De Architect 198 5 nr. 9 blz. 93 t/m 99 : Janny Rodermond, OMA gaat bouwen.
2) Joop Niesten: De constructie-adviseur als partner van de architect. Bijzondere dakconstructies van prof. Stefan Polónyi. De Architect 1 986 nr. 10 blz. 96 t/m 101 .