De discussie over eigentijdse woonvormen is de laatste jaren gedomineerd door de vragen die het ontwerpen van suburbane woongebieden, met name in de Vinex-wijken, opwerpen. De ontwikkeling van het Amsterdams Oostelijk Havengebied, hoewel allesbehalve onopgemerkt, lijkt hier enigzins los van te staan. Tien jaar lang is hier gestaag gewerkt aan een substantiële uitbreiding van het woningaanbod van de stad; langzaam worden nu de contouren zichtbaar van een nadrukkelijk stedelijk woongebied dat zich ondanks zijn aanvankelijke geïsoleerdheid een duidelijke plaats op de mentale kaart van de stad lijkt te verwerven. Ondanks de specifieke (stedelijke) situatie en het bijzondere programma (laagbouw met een ongewoon hoge dichtheid) levert Borneo Sporenburg aanzetten voor een breed onderzoek naar de mogelijkheden van hedendaagse woonvormen, ook buiten uitgesproken stedelijke gebieden.
Dat het stedenbouwkundige plan van West 8 wordt uitgevoerd is op zich al een klein wonder. Toen het in 1994 na een meervoudige opdracht werd gekozen, rezen er ernstige twijfels. Deze betroffen niet alleen de haalbaarheid maar ook de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving. Het was met name de vraag of het in de laag van grondontsloten woningen die onderbroken wordt door een drietal ‘sculpturale’ collectieve woongebouwen mogelijk was om variatie in het straatbeeld te bereiken, en of de herhaling van één familie van woningtypes niet zou leiden tot de zo gevreesde monotomie. Deze vraag werd met name gesteld met het oog op de lange straten die het plan in oost-west richting doorsnijden. Bovendien was het duidelijk dat er twee zeer verschillende wooncondities zouden ontstaan: wonen aan de kade met uitzicht over het water, en het minder gewaardeerde wonen aan een van de straten. Nu kan geconcludeerd worden dat dit verschil zonder meer bepalend is voor de ervaring van de woonomgeving maar het is inherent aan de keuze van laagbouw. Zo biedt Borneo Sporenburg nu binnen een vrij neutraal langwerpig grid uiteenlopende ruimtelijke ervaringen: kades, straten die uitkomen op een water-inham en straten die in de oneindige watervlakte lijken te eindigen.
Nu de eerste woningen opgeleverd en bewoond zijn, is het mogelijk om voorzichtige conclusies over het al dan niet slagen van het plan te trekken. Terwijl het plan van West 8 uitging van een bebouwing in modulen van 8 m breed die voor 50 procent bebouwd mochten worden, heeft het merendeel van de architecten gekozen voor variaties op rug-aan-rug types met een lichthof. Een van de uitzonderingen hierop zijn de collectief in eigen beheer ontwikkelde 70 woningen van architectenbureau Casa die rondom twee grote binnenhoven zijn georganiseerd. De bouwblokken op Borneo Sporenburg komen door hun architectonische uitwerking aanzienlijk dichter over dan in het oorspronkelijke model. Met uitzondering van een groenstrook die het eiland Sporenburg doorsnijdt en de terreinen rondom de grote woongebouwen is het hele grondoppervlak dat na aanleg van de straten beschikbaar zal zijn, uitgegeven. Voor zover een begrip als woonmilieu gekoppeld zou kunnen worden aan het openbaar toegankelijke oppervlak is dit beperkt tot de straten. Deze konden smal gedimensioneerd worden dankzij de bepaling dat een groot gedeelte van het parkeren op eigen terrein moet gebeuren. Vooral de overgang van de woning naar de straat en de verhouding tussen het individuele huis en het blok bepalen hierdoor de woonomgeving. De wijze waarop de architecten de stedenbouwkundige uitgangspunten hebben geïnterpreteerd laat een verrassende wending zien in het denken over stedelijk wonen. Dit is de belangrijke bijdrage van Borneo Sporenburg.
Naar binnen gekeerde plattegrond
Buitenlandse bezoekers hebben zich steeds verwonderd over het schijnbare gemak waarmee Nederlanders uitzicht op hun privé-domein toelaten. De doorzonwoning is een uniek Nederlands fenomeen. De stadsvernieuwing van de jaren zeventig ging in wezen uit van een soortgelijk premisse. Al kiest de traditionele bewoner van de Jordaan of de Kinkerbuurt van oudshervoor ondoordringbaar dikke lagen vitrage, de directe relatie tussen woonkamer en openbaar domein maakte het mogelijk om de straat vanuit de woning te claimen.
Ondanks Geuzes verwijzingen naar de Jordaan volgt Borneo Sporenburg een volstrekt ander model. Het individuele wonen is niet alleen volledig naar binnen gekeerd, maar speelt zich voornamelijk af op de verdiepingen van het
huis. De demarcatielijn tussen publiek en het eigen territorium is uiterst scherp aangezet. De gevels laten beperkt conclusies toe over het binnenleven van de huizen. Een directe zichtrelatie vanuit de straat wordt systematisch vermeden. Het plan, voor zover uitgevoerd, is het sterkst waar de architectonische uitdrukking van de interne opbouw in de gevels tot een minimum is beperkt.
De hoogte van de begane grond (3.5 m) vergroot de afstand die de woning ten opzichte van de straat inneemt. Dit effect wordt nog versterkt doordat de begane grond feitelijk nergens wordt bewoond. Veel woningen hebben een nogal riante hoge parkeerplaats en laten daarmee de mogelijkheden van deze ruimte onbenut. Een gecontroleerde parkeervoorziening voor een kleine groep huizen en opgenomen in het bouwvolume heeft hier duidelijk de voorkeur. Het is echter niet denkbeeldig dat bewoners op den duur deze ruimte voor uitbreidingen van hun huis zullen gebruiken waardoor de monotonie van de, overigens vrij mooie, schaarhekken op termijn zeker verstoord zal worden. Waar wel vertrekken op de begane grond liggen, lijken deze eerder geschikt voor werkkamers. In sommige deelplannen zijn de woonvertrekken op de verdieping opgevat als uitkijkposten. Het plan van Neutelings Riedijk bijvoorbeeld bevat een reeks woningen met uitkragende dozen op de tweede verdieping die via het overhoeks geplaatst panoramaraam uitzicht in de lengterichting van de straat verlenen. Claus & Kaan en DKV zoeken daarentegen naar een oplossing die de vlakheid van de gevel benadrukt. In het eerstgenoemde project is dit uitgewerkt in een kalm ritme van hoge smalle ramen, twee series van vier voor iedere woning. In het interieur wordt de straat waargenomen als een reeks fragmenten, een impliciete achtergrond voor het binnenleven van het huis. Het project van DKV beslaat drie driehoekige locaties op de snijpunten van de straten met de groenstrook. Het contrast tussen deze beide condities is bepalend geweest voor het ontwerp: langs het toekomstige parkje vinden we open glazen gevels die de woonkamer laten overkomen als een ondiepe serre direct aan het openbaar terrein. De straatgevel daarentegen is gesloten, een nogal willekeurige geperforeerde wand.
Als we de oorspronkelijke toelichtingen van de stedenbouwkundige ontwerpers lezen lijkt de scheiding tussen het interieur van de woning en de ruimte van de straat in het gerealiseerde plan sterker te zijn dan beoogd. Niettemin is juist dit de grote kwaliteit van het plan. De straatruimte wordt gekenmerkt door een neutraliteit en anonimiteit die men in Amsterdam zelden aantreft. Borneo Sporenburg biedt een radicale vorm van individueel wonen in de stad. De gevel is een masker die het binnenleven van het huis verhult en juist daardoor mogelijk maakt.
De streng volgehouden materialisering -één soort baksteen, één houtkleur- zorgt ervoor dat een neutraliteit kan ontstaan waarbinnen een gedifferentieerd wonen mogelijk is. Het plan weerspiegelt daarin een ingrijpende verandering in de houding ten opzichte van de openbaarheid van het wonen; de stadsbewoner zoekt het sociale leven niet op straat, maar vindt dit in een uitgebreid aanbod aan specifieke voorzieningen die niet noodzakelijkerwijs in de woonwijk zijn gesitueerd. Er is een stedelijk milieu gecreëerd dat misschien niet nieuw , maar in Nederland vrij ongewoon is. Kennelijk voldoet dit aan een behoefte, want de wijk is al voor de oplevering populair.
Lees ook: Borneo Sporenburg in Amsterdam door West8 (2000/3)