Koninklijke Bibliotheek in Den Haag door Arie Haagoort

Door Jord den Hollander - Over de deze zomer in gebruik genomen nieuwbouw van de Koninklijke Bibliotheek nabij het Haagse Centraal Station is al veel geschreven. Een uitvoerige projectdocumentatie hebben wij daarom niet meer als noodzakelijk gevoeld. Wel wilde Jord den Hollander graag een persoonlijke kritiek op het gebouw - en onvermijdelijk - de directe omgeving, publiceren. Bij dezen. Een gedocumenteerde beschouwing over de stedenbouwkundige context van de Koninklijke Bibliotheek is elders in dit nummer opgenomen.

Wie beter dan Erasmus zelf zou over dit gebied en de gebouwen die er staan een oordeel kunnen geven. 'Waanzin maakt het gekste aannemelijk' schreef hij in zijn Lof der Zotheid, en het was misschien beter geweest als alle betrokkenen bij de bebouwing van dit gebied nog eens Erasmus' woorden in herinnering zouden zijn gebracht opdat niet hun beste bedoelingen zouden zijn ontaard in een stedelijke disharmonie. Opmerkelijk is het wel dat juist het beeld van de man die de geest van zijn tijd zo cynisch wist te ontleden in het centrum staat van een gebied dat door de geest van een tijd om zeep werd geholpen.
Wie nu verantwoordelijk was voor dit resultaat, wij zijn er aanvankelijk nog naar op zoek geweest, maar het blijkt niet zo belangrijk meer te zijn. De les die eruit te leren valt is belangrijker: zonder stedenbouwkundig concept is architectuur onmogelijk.

Koninklijke Bibliotheek in Den Haag door Arie Haagoort
Centrale verdeelhal met Erasmus in de 'absis'. Links en rechts rijen lantarens die licht moeten doorgeven aan de onderliggende voetgangerspassage.

Gewurgd tussen grootschalige verkeersingrepen en kleinschalige 'menselijke maten' staan hier nu drie gebouwen die vast wel weer, als het allemaal een beetje achter de rug is, mee zullen vallen. Net als het gebied waarin ze zijn gebouwd, want kijk: daar zit al iemand op een muurtje en eet een boterham! Maar zover is het nog niet, wij schrijven december 1982, Buitenlandse Zaken is nog in aanbouw, het terrein nog een chaos en in de Koninklijke Bibliotheek en het Algemeen Rijks Archief is men nog aan het wennen. In onze bespreking beperken wij ons hier tot het gebouw van de KB, het meest recent in gebruik genomen.

Veel is er al over geschreven, ik verwijs naarde uitgebreide artikelenreeks in PT/Bouwtechniek 37/1982 nrs 7 en 8 en het informatieboekwerkje 'Het nieuwe gebouw van de Koninklijke Bibliotheek' van de auteurs Willemsen, Van der Meer en Trotz, uitgegeven door de KB ter gelegenheid van de opening. Verder verscheen er een project-documentatie bij de afdeling Bouwkunde van de TH Delft met veel informatie over vooral het bouwtechnische aspect van het complex.
Dit artikel zal zich derhalve beperken tot een aantal kanttekeningen. Het KB-complex, er wordt van complex gesproken omdat naast de functie van Koninklijke Bibliotheek ook zijn ondergebracht het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, het Bureau van de Rijkscommissie van de Vaderlandse Geschiedenis en het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, is het resultaat van een overvol programma op een te beperkt terrein. Voeg daarbij het ontbreken van een stedebouwkundige visie op het gebied toen de opdracht werd verstrekt en veel kritiek op het gebouw kan worden weerlegd, in ieder geval worden verklaard.

Koninklijke Bibliotheek in Den Haag door Arie Haagoort

Het zou overigens te eenvoudig zijn om hiermee de zaak af te doen want er zijn door de ontwerpers van OD 205 beslissingen genomen die sommige programmatisch/ stedebouwkundig onverenigbare zaken hebben versterkt en andere teniet gedaan. Wie de functies die het gebouw herbergt en de ligging ten opzichte van elkaar niet kent zal het gebouw zien als een uiterst labyrintisch geheel waarvan het moeilijk is de hoofdzaken en de bijzaken te onderscheiden. De eenheid wordt in het uiterlijk bepaald door de consequent toegepaste gevelbeplating, de ritmiekvan de gevelopeningen en de afrondingen van de hoeken. De op het begane-grondniveau elkaar kruisende voetgangersroutes scheiden het gebouw in vier delen die, bij nadere beschouwing, programmatisch op de begane grond niets met elkaar te maken hebben maar door hun letterlijke scheiding het complex eerder onduidelijker dan duidelijker maken.

De belangrijkste ontsluiting voor het gebouw bevindt zich aan de noordzijde op het binnenplein dat gevormd wordt door twee armen van het gebouw van Buitenlandse Zaken en het grootste blok van vier van de KB, het eigenlijke Bibliotheekblok. Hier loopt ook de oost-west fiets/looproute van de Theresiastraat aan de overzijde van de Utrechtsebaan naar het Algemeen Rijks Archief en het Centraal Station. Deze route was ook de reden het gebouw van de KB op begane-grond niveau te splitsen en de entree op eerste-verdiepingsniveau te leggen. In de vier afzonderlijke delen zijn geherbergd: in het grootste gedeelte de magazijnen voor de boeken en de leeszalen, in het 'driehoekige' gedeelte het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, grenzend aan de parkeergarage en uitkijkend op de fiets/looproute het blok voor aula en restaurant met aan de overzijde een blok dat verbinding heeft met het ARA en waarin een tentoonstellingsruimte zit. De vier blokken worden middels een centrale hal die boven de fiets/looproute ligt met elkaar verbonden.
Eenmaal beland in deze 'verdeelhal' zal de bezoeker zijn weg eenvoudig kunnen vinden, vanaf dit punt is de uiterst functionele opzet van het totale complex duidelijk: de doorgang naar de leeszalen, het bereiken van het restaurant of de tentoonstellingsruimten en de gang naar het museum.

In de duidelijkheid binnen en de complexiteit buiten ligt een wereld van verschil. De verspringingen, hoekverdraaiingen, uitkragingen, ronde hoeken, overstekken - zelfs de drukke gevelbeplating met de uitkragende lekdorpels en bouten in het zicht - zijn zo overdonderend dat het overzicht gaat ontbreken. Het gebruik van metselwerk voor de bekleding van de begane-grondlaag, een toepassing die herhaald wordt in het gehele gebied, benadrukt het zoeken naar mededeelzaamheid van het gebouw en het geleiden van de voetganger door het gebied. De toepassing van al deze middelen bij elkaar heeft tot gevolg gehad dat het gebouw eerder afstand schept dan toenadering. Dit wordt nog eens versterkt door de hoofdingang die op het eerste-verdiepingsniveau ligt, samen met de belangrijkste publieke ruimtes. Alle beganegrond functies kunnen slechts via het nemen van de drempel van de verdieping bereikt worden. Daar waar het gebouw, vanuit zijn functies, werkelijk mededeelzaam had kunnen zijn is dit niet mogelijk gemaakt. Er is nu aansluiting gezocht met middelen die niet toereikend, nee eerder onjuist zijn.
Het entree-'huisje' waarin roltrap, trap en lift zijn geplaatst is bijna symbolisch voor deze opzet. Om in het gebouw te komen moet men zich van het gebouw af bewegen. In een gesprek met ontwerper Hagoort, die tekende voor de eerste schetsontwerpen van de KB, kwam de complexiteit van het gebouw ook ter sprake en zijn uitspraak dat zijn eigen voorkeur uitging naar de strakkere zuidgevel van het gebouw is illustratief voor zijn gewijzigde opvattingen over deze architectuur: 'Iets minder plastiek was beter geweest'.

Koninklijke Bibliotheek in Den Haag door Arie Haagoort
Stalen vakwekconstructie boven een grote vide.

De belangrijkste ruimte van de KB wordt gevormd door de leeszaal, te bereiken via de centrale hal. De leeszaal heeft een flexibele maar niettemin zeer logische opzet. De loopgebieden hebben verlaagde plafonds en delen het grote vloeroppervlak in kavels die ieder door middel van meubilering met tafels en kasten weer zijn onderverdeeld. Minder opvallend dan de doorsnede doet vermoeden zijn op het niveau van balie en catalogusruimte de vides.die over vijf lagen doorlopen tot boven in de lichtkappen. Op de hoger gelegen niveaus waar de vides zich verbreden, de verdiepingen gaan inspringen en de ruimten zich in driedimensionaal opzicht geleden komt de staalconstructie van de lichtkappen meer tot zijn recht. Daar treedt echter tevens een tegenstrijdigheid op; die van de in neutrale tinten gehouden houten meubilering in een geraffineerde maar weinig spectaculaire vorm en de uitbundige vakwerkliggers erboven.
Zeer verfijnd zijn de puien van de ruimten op de hoger gelegen verdiepingen, grenzend aan de vides. Met een inspringing op de scheidingswanden zijn zij illustratief voor het geweldige niveau van interieurdetaillering dat overal in het gebouw is terug te vinden. Beheersing met grote functionaliteit, zo zou het interieur van de KB omschreven kunnen worden. Ook in de museumruimte van het Letterkundig Museum,
in de toekomst te bereiken via een entree op de begane grond aan de noordzijde van de doorgang tussen Buitenlandse Zaken en de KB, is de ruimte van eenzelfde serene sfeer als in de leeszaal. Niet wars van een dramatisch effect, zoals de uitstulpingen boven de entrees van de foyer, die doen herinneren aan de laagbouw van het Dijkzicht- complex in Rotterdam, maar steeds verfijnd.
Een les in architectuur? Jazeker, de vergissingen van een tijd die zocht naar mededeelzaamheid, maar omkwam in gezwets, zijn hier in kaart gebracht. Wat resteert is de kwaliteit van het ambacht architectuur en dat is wat overeind blijft bij het bekijken van dit nieuwe gebouw van de KB.