Het nieuwe gebouw is onderdeel van de ontwikkeling van het stationsgebied in Alphen aan den Rijn. VHP stelde eerder in opdracht van de gemeente het masterplan op voor deze locatie. Het terrein aan de achterkant van het station was een verloren ruimte die als een buffer tussen het stadshart en de wijk Kerk en Zanen lag. Inmiddels is het getransformeerd tot een volwaardige, levendige wijk die de twee stadsdelen met elkaar verbindt.
Het Da Vinci complex ligt op de plaats van de voormalige afvalzuiveringsinstallatie, pal aan de Molenwetering die een onderdeel is van de ecologische hoofdstructuur. Het project vormt de overgang tussen het centrum van de stad en het Groene Hart, want met de voltooiing van het gebouw en haar omgeving is het groen ontsloten voor fietsers en voetgangers.
De markante situering van het complex op een brandpunt van zichtlijnen vroeg om een alzijdige uitstraling en oriëntatie. Sander Smit van VHP heeft zich bij de uitwerking hiervan verre gehouden van het standaard idioom. De gekozen vorm faciliteert een alzijdig gebruik: het geeft de etalages en entrees een eigen, gelijkwaardige kwaliteit en bevordert de sociale controle. Doordat de diverse functies zijn gestapeld, heeft het complex de gewenste dichtheid en manifesteert het zich als een autonoom, sculpturaal volume.De winkels liggen over de eerste twee lagen. Ze zijn licht en gelijkwaardig gegroepeerd rond een atrium. Een monumentale eikenhouten trap verbindt de eerste en de tweede bouwlaag. De entree van het winkelcentrum is prominent door de gevel naar voren geschoven en is direct gekoppeld aan de looplijnen van het aangrenzende Euromarktgebied. Het parkeerdek ligt op de laag tussen winkels en woningen, wat de meest praktische en betaalbare oplossing is. De oprit naar deze parkeerlaag geeft de aanzet voor de vloeiende beweging waarmee het complex lijkt te zijn getekend. Uit deze beweging volgt logisch de oplopende gevellijn van elf meter tot ruim 35 meter. Zo sluit het complex aan bij de maat en de schaal van de belendende bebouwing, maar bevat het ook voldoende volume. De woonlagen lopen gelijk aan de gevel trapsgewijs op.
Smit heeft zijn voordeel gedaan met de bijzondere plek door een directe relatie te leggen tussen het complex en de groene omgeving. De riante woningen hebben fraai zicht op het omringende landschap. De noordgevel lijkt direct uit het groen van de Molenwetering op te rijzen. Deze halftransparante ‘rietkraag’ bestaat uit een lamellengevel in bronskleurig geanodiseerd aluminium. Hij tekent de overgang tussen land en water en tussen privé en openbaar. De gevel verandert met het licht, waardoor het complex een steeds wisselende verschijningsvorm heeft.
De holle binnenzijde van het complex ligt op het zuiden. Deze is heel open en gericht op de zon en het contact tussen de bewoners. De woningen hebben glazen gevels en royale, drie meter diepe balkons. Verplaatsbare schermen bieden de mogelijkheid de mate van schaduw en privacy te regelen. De tegenstelling tussen de gelaagde, halftransparante lamellengevel en de holle, open zuidzijde geeft het complex een spannende dynamiek.