Villa in Wassenaar door Sjoerd Sjoeters

Door Liesbeth Melis - Een kapitale villa in Wassenaar-Zuid werd onlangs door Sjoerd Soeters getransformeerd tot een gebouw, waarin elke ruimte een nieuwe verrassing biedt. Onverwachte uitzichten, steeds nieuwe ruimtevormen, een gevarieerd en warm materiaalgebruik, maken een bezoek aan de villa tot een avontuurlijk gebeuren. Op ontdekkingsreis door een sensueel landschap. In Nederland wordt Soeters niet altijd even serieus genomen, maar ligt dat niet eerder aan de tamelijk nuchtere aard van de Hollander dan aan de kwaliteit van het werk van Soeters?

Enkele maanden geleden merkte Joseph Rykwert in een interview in Archis op dat "architecten sinds jaren niet meer aan een tastbaar fenomeen denken als ze een gebouw ontwerpen. Ze denken hooguit aan een visueel fenomeen. Nooit wordt geprobeerd een gelijkwaardigheid te bereiken tussen datgene wat zichtbaar is en datgene wat tastbaar is.”(...)”Het gaat erom dat we ons bewust worden van de materialiteit van het gebouw ten opzichte van ons lichaam.” 1 Het werk van Sjoerd Soeters zou je kunnen karakteriseren als een voortdurend zoeken naar het herstel van de relatie tussen de materialiteit van het gebouw en het menselijk lichaam. Kenmerkend daarbij is niet zozeer het zoeken naar de verhouding tussen de menselijke maat en schaal, zoals bij de Forumgroep, maar vooral het streven zijn gebouwen een zekere materialiteit te verlenen door deze op concrete, tastbare wijze ervaarbaar te maken. Deze aandacht voor de zinnelijke beleving van ruimtes, voor de tactiele waarde van materialen en vooral voor het opnieuw inhoudelijk definiëren van ruimtes, zodat ze een haast rituele geladenheid krijgen en uitstijgen boven het zuiver functionele, zijn typerend voor de architectuur van Soeters.

Voorgevel. De perforaties in de wand zorgen ervoor dat er wel een relatie tussen ex- en interieur bestaat, maar dat niet van de inhoud wordt prijsgegeven. - Beeld Gerhard Jaeger

Dat zijn gebouwen door de Nederlandse architectuurwereld vaak worden afgedaan met woorden als oppervlakkig, opdringerig of overdreven, vindt hoogstwaarschijnlijk zijn oorzaak in de nog steeds sterk doorwerkende traditie van de Modernen, die vooral in Nederland vaste grond onder de voeten kreeg. Architectuuropvattingen a la Koolhaas vinden  vanwege hun aansluiting bij de Modernen eerder aftrek dan de opvattingen van iemand als Soeters, die naar waarden zoekt die minder rationeel gemotiveerd zijn.

Een andere verklaring ligt misschien in het feit dat er moeilijk vat te krijgen is op de architectuur van Soeters, zoals hij ook zelf soms iets ongrijpbaars lijkt te hebben. Zijn ontwerpen vergen een andere manier van beoordelen, met meer invoelingsvermogen voor het ondefinieerbare. Soeters zoekt niet naar absolute vormen als oplossing voor zakelijk geformuleerde problemen, maar juist naar meerduidigheid, naar gelaagdheid. Hij kiest daarvoor een onstuimige beeldtaal, die niet beantwoordt aan het esthetisch gevoel van de Nederlander met zijn voorkeur voor ingetogen en sobere vormen. Evenals Venturi is Soeters ervan overtuigd dat architectuur pas betekenis kan hebben als tegenstrijdigheden niet worden weggerationaliseerd, maar deze juist naar voren worden gehaald en getoond. Hij confronteert ons met het feit dat er geen absolute antwoorden bestaan en juist dit besef van onzekerheid, van gebrek aan houvast, is lang niet voor iedereen acceptabel.

Maatkostuum

Een van de opgaven die Soeters zich stelt is het streven zich zo sterk mogelijk in te leven in de leefwereld van de gebruiker. Dit lijkt eenvoudiger wanneer het een particuliere opdrachtgever betreft dan bij meer anonieme doelgroepen, zoals bijvoorbeeld in de sociale woningbouw het geval is. Bij de laatste gaat het vooral om de mogelijkheid van een flexibel gebruik, terwijl bij de eerste als het ware een maatkostuum ontworpen kan worden. De opdracht van de directeur van de kledingfirma Mexx, voor wie hij eerder een kantoorpand met showrooms en expeditiehal in Korschenbroich (Duitsland) ontwierp, om voor hem een villa in Wassenaar te verbouwen, zorgde dan ook voor een ideale situatie.2

Voorgevel oude situatie.

De villa dateert uit de jaren twintig en heeft met zijn vele typische Voysey en Lutyens citaten een onmiskenbaar Engels karakter. De architectuurhistorische betekenis was volgens Soeters echter beslist niet van dien aard dat er voorzichtig met het gebouw omgesprongen diende te worden. Het was eerder een tamelijk grof en plomp bouwwerk, omringd door een enorme tuin en al vele malen ingrijpend verbouwd. Als belangrijkste ontwerpuitgangspunt formuleerde Soeters: het herstel van de relatie tussen de tuin en de villa. Hiertoe werden diverse middelen aangewend; niet alleen de ruimtes in de villa werden opnieuw geordend, maar ook de tuin, waarvoor tuinarchitect Piet Oudolf het ontwerp maakte, werd aangepakt. Het creëren van zichtlijnen en het openbreken van de achterzijde van de villa, waaraan zich verreweg het grootste gedeelte van het park bevindt, zorgden in visueel en fysiek opzicht voor een hernieuwde relatie. Het extra aangebrachte glas, de witgestucte gevel en de serre met zigzagpui geven de villa aan de achterzijde een heel open karakter ook al is de vormgeving wat plomp.

Op een meer abstract niveau was de tegenstelling tussen openbaar en privé uitgangspunt voor het ontwerp. Behalve voor privé-gebruik moest de villa geschikt zijn voor het ontvangen van zakelijke gasten. Om inhoud te kunnen geven aan het verschil tussen ruimten, bestemd voor privé en meer openbare doeleinden, legde Soeters zich toe op het tot uitdrukking brengen van de emotionele waarde van een ruimte en niet op de zuiver functionele betekenis ervan. De contrastwerking tussen voor- en achterzijde, tussen privé vertrekken en zakelijke vertrekken, tussen verkeersruimten en slaap- en woonvertrekken, loopt als een rode draad door het ontwerp.

Zonering

Om deze dubbele functie zo optimaal mogelijk tot uitdrukking te laten komen kreeg de villa een nieuwe ruimte-indeling: na de entreezone, volgt een vide met een verkeerszone en daarachter ligt een zone met beneden woon- en boven slaapvertrekken. In de woonzone, waar het contrast privé-openbaar het meest pregnant aanwezig is, kunnen ruimtes naar behoefte met elkaar verbonden worden, waardoor lange zichtassen ontstaan, of juist worden afgesloten. De openingen naar de woonvertrekken zijn steeds heel bewust uit de entree- as gelegd, met als gevolg dat de gescheiden zones haast op lijfelijke wijze ervaren worden. Immers, je wordt nu gedwongen om eerst af te buigen alvorens een woon- of slaapvertrek te betreden. Alsof je je er eerst van bewust moet worden dat je van een openbaar naar een privégebied gaat. Dit idee herhaalt zich nog explicieter bij het overschrijden van de grens tussen binnen en buiten. In tegenstelling tot de achtergevel heeft de voorgevel, een vrij bars en gesloten uiterlijk. De bruinrode tint van het oorspronkelijke baksteen werd hier gehandhaafd om de villa niet groter te laten lijken dan zij is, wat gezien het relatief kleine tuinoppervlak aan de voorzijde niet wenselijk was. Slechts kleine perforaties in de gevelwand zorgen er voor dat er wel een zekere relatie bestaat tussen in- en exterieur, zonder dat iets van de inhoud wordt prijsgegeven. De hoofdentree werd verplaatst naar de Lutyens-achtige uitbouw, die als markant detail van de oorspronkelijke villa letterlijk en figuurlijk naar voren is gehaald. Het verschil tussen open en gesloten heeft hiermee meer inhoud gekregen: enerzijds is de gevel de afscherming van de buitenwereld en anderzijds bevindt zich hier juist de plek waar in de privéwereld wordt doorgedrongen. Het passeren van de grens tussen interieur en exterieur herhaalt zich nog een keer wanneer je naar de verdieping gaat. De trap, die naar de golvende loopbrug in de vide leidt, dringt door in de uitbouw boven de entree, zodat je eerst naar buiten gaat om vervolgens op de bovenverdieping weer binnen te komen.

Salon gezien richting eetkamer. - Beeld Gerhard Jaeger

Het grote contrast in kleur- en materiaalgebruik tussen buiten en binnen maakt het betreden van de villa tot een ronduit zinnelijke ervaring. Bij binnenkomst word je onmiddellijk geconfronteerd met een ruw gestucte, zandgele wand, die door zijn textuur eerder aan een groot kussen doet denken. Deze ogenschijnlijke zachtheid staat in scherp contrast met de stugge aanblik van de gevel en verleent de bezoeker of bewoner onmiddellijk een warm en comfortabel gevoel. Dit op Venturiaanse wijze tonen van contrasten, van tegenstrijdigheden, het doorbreken van schijnbare symmetrieën, alsook het openbreken of juist afsluiten van ruimtes, zorgen ervoor dat eenduidige betekenissen vermeden worden.

Voor Soeters geldt dat een gebouw als een samenstelling van heterogene ruimtes ontworpen dient te worden. ”De eenheid van het totaal kan immers alleen als illusie bestaan", schreef hij in 1980. ’ Hoewel dit zeker van toepassing is op de methode van ontwerpen, is het zeer de vraag of dit ook voor het uiteindelijke resultaat geldt. Immers, deze heterogeniteit hoeft niet uit te sluiten dat het gebouw als een homogeen geheel in onze herinnering bewaard blijft. Leen van Duin formuleerde het in negatieve zin zelfs als volgt: 'Hier (het kinderdagverblijf in Amsterdam LM) wordt duidelijk dat diversiteit een nieuwe vorm van eentonigheid kan opleveren en op zichzelf geen garantie biedt voor het openbreken van homogene systemen.’’4

Dat deze ontwerpmethodiek juist wel in staat kan zijn om de eentonigheid te doorbreken, wordt overduidelijk bewezen met de verbouwing van de villa. Deze verbouwing is allerminst een toonbeeld van "anarchistische systematiek”, zoals Van Duin in datzelfde artikel de architectuur van Soeters typeert. In tegenstelling tot wat hij beweert zet Soeters heterogeniteit niet in om elke vorm van systematiek te ondermijnen. Hij hanteert juist heterogeniteit om het specifieke van ruimtes naar voren te halen, om nieuwe betekenissen aan ruimtes te geven en om deze ruimtes meer te laten zijn dan zuiver rationele en functionele ruimtes. Het gaat hem daarbij om hele elementaire menselijke behoeftes, zoals de behoefte aan behaaglijkheid, geborgenheid aan het je in je zelf terugtrekken, of juist aan sociaal verkeer. Daarom worden ruimtes verbijzonderd, wordt elke ruimte als een apart gegeven behandeld met zijn eigen specifieke programma.

Dwarsdoorsnede BB

De wijze waarop Soeters met veel inlevingsvermogen in de wereld van de gebruiker aan elke ruimte een eigen sfeer heeft meegegeven, vaak vol speelse grapjes, is uniek. Het raampje achter de spiegel in enkele badkamers, het altaarnisje in de grote slaapkamer, de differentiëring in de ruimte voor de keuken, de ruimtelijk illusionistische effecten in een van de badkamers verkregen door een geraffineerd gebruik van spiegels, de kleedkamer met hemelgewelf, de op het Campidoglio van Michelangelo geïnspireerde vloer met de roze nis, de vierkante sluis als overgang tussen kleed-en slaapkamer en gang, het is teveel om op te noemen.

Citaten

Inherent aan een architectuuropvatting, waarbij het gebouw als een collage van heterogene onderdelen wordt gezien, is een rijke en overvloedige beeldtaal. Op subjectieve wijze is gebruik gemaakt van beelden, die ontleend zijn aan het verleden of die verwijzen naar het alledaagse. Dit citeren is volgens Soeters nooit ironisch bedoeld; evenmin komt dit voort uit een neiging tot simplificeren. Het heeft volgens zijn zeggen vooral te maken met het feit dat hij geen behoefte heeft om het wiel opnieuw uit te vinden. In het verleden zijn vaak hele goede oplossingen voor bepaalde problemen gevonden en waarom zou je het dan anders doen? Als tweede beweegreden noemt Soeters het feit dat architectuur als kunst met een grote K zich voornamelijk richt op een culturele elite. Door de klassieke architectonische middelen, zoals zuilen, kapitelen, tympanen etcetera uit hun oorspronkelijke context te halen en te trivialiseren hoopt hij de architectuur voor een groter publiek toegankelijk te maken. Daarnaast beschouwt hij het citeren, waarbij het geciteerde als een ’deus ex machina’ in een nieuwe omgeving is geplaatst, meer als een knipoog naar het verleden, een soort relativering van een serieus ontwerpprobleem. Hij vergelijkt zichzelf in dit opzicht met de schrijver W.F.Hermans, die door middel van een grap de bittere ernst van het leven wat draaglijker probeert te maken. Bij Hermans gebeurt dit echter vaak met een onmiskenbare vorm van cynisme, terwijl deze wrange ondertoon bij Soeters ontbreekt. Zijn wijze van citeren is eerder bedoeld als een spel met vormen en beeldmiddelen om te benadrukken dat de absolute waarheid zoals de Modernen deze aan de hand van een eenduidige beeldtaal tot uitdrukking wilden brengen een utopie is, die bovendien onwenselijk is.

Caleidoscoop

Ondanks de welhaast onbeperkte financiële mogelijkheden lijkt geen enkele oplossing te zijn voortgekomen uit geldzucht of uit effectbejag; ze liggen altijd in het verlengde van een opvatting over de ervaring van een ruimte. Zo zijn bijvoorbeeld de woonvertrekken aan de achterzijde over de lengte aan het licht gelegd, waarbij de lengterichting benadrukt is door de ruimte aan de westzijde als het ware moeiteloos naar buiten te laten glijden’. Ter versterking van het effect van de glazen uitbouw die door de zijgevel heen dringt zijn de kozijnstijlen aan het zicht ontrokken. Ook de kostbare bewerking van het parket van de loopbrug, waarbij de stroken in de vorm van de loopbrug zijn gebogen, perfectioneert de golvende beweging van de brug.

Plattegrond begane grond nieuwe situatie
1. entreehal 2. garderobe 3. eetkamer 4. salon (zakelijk) 5. woonruimte (privé) 6. studeerkamer 7. entree woonruimte 8. gastenkamer 9. entree gastenverblijf 10. dienstentree 11. toiletten 12. garage 13. dienstkeuken 14. privé-keuken.

Met de woorden ” Het oog wordt gestimuleerd; in steeds verschillende volgorde worden waarnemingen tot verschillende ervaringen. Ordening is geen uitgangspunt maar hooguit een middel om het zichtbare te ervaren. Beelden en associaties vormen steeds een nieuwe eenheid. Het gebouw als caleidoscoop. Architectuur als muziek voor het oog?” 5 lijkt Soeters zelf het verwijt uitgelokt te hebben dat hij ’’slechts een architectuur voor het oog propageert” 6 Maar zijn architectuur beoogt meer. Het herstel van de relatie tussen de materialiteit van het gebouw en het menselijk lichaam is de hoofddoelstelling, waarbij het om meer zintuigen dan alleen het oog gaat. Het op lijfelijke wijze ervaren van de verschillen tussen de ruimtes, de overgang van de ene ruimte naar de andere is de essentie van zijn ontwerpuitgangspunt. Het is een architectuur waarin de afzonderlijke ruimtes stap voor stap ontdekt en beleefd moeten worden en waar de gebruiker zich weer bewust wordt van de betekenis die een ruimte kan hebben, betekenis niet in intellectuele zin, maar in de zin van belevingswaarde. Ook een architectuur die noch in woorden, noch in foto’s te vangen is.

NOTEN
1) ’Een gesprek met Joseph Rykwert”, Herman van Bergeijk en Claudio Sqarbi in Archis nr.3, 1990.
2) Voor de bespreking van dit gebouw zie de Architect nr.1 1990
3) Wie is er bang voor nieuwbouw? red. H. de Haan en Ids Haagsma, Haarlem, 1980.
4) ”De Januskop van het post-modernisme", Leen van Duin. Lezing gehouden tijdens het symposium Hoe modern is de Nederlandse architectuur mei 1990, Delft.
5) zie noot 3.
6) zie noot 4.