Verwezing van de architectuur -Deel 2: de erosie van het middenveld

Verwezing van de architectuur -Deel 2: de erosie van het middenveld

Door Harm Tilman - De opening van de tentoonstelling 'Mei en Rotterdam', afgelopen week in het OMI te Rotterdam, onderstreept het belang van een goed functionerend middenveld in de architectuur. Maar waarom vindt in dat middenveld nog steeds een kaalslag plaats?

In het OMI opende afgelopen week de tentoonstelling ‘Mei en Rotterdam’, een tentoonstelling waarin werk van Mei Architecten is samengebracht. De tentoonstelling bestaat uit enkele maquettes, een tijdlijn waarin de projecten van Mei zijn ondergebracht en op fors formaat geprinte foto’s van Ossip van Duivenbode. In de tijdlijn worden de projecten gespiegeld aan de geschiedenis die aan de meeste gebouwen vooraf ging. De foto’s van Ossip tonen een nieuwe kijk op de architectuur van Mei.

Rotterdam als havenstad

De tentoonstelling biedt via de architectuur die wordt getoond, een ander beeld van de stad. Het is niet meer de ludieke stad die in de jaren tachtig en negentig werd gepromoot en gevierd en die leidend was bij stedelijke projecten als De Kop van Zuid. Mei kiest voor het beeld van Rotterdam als havenstad. De “reeds gegeven karakteristieken” van de voormalige havengebouwen worden door deze architect ingezet en uitgelicht om eigentijdse gebouwen te realiseren.

Industrie- en havengebouwen

Sterk aan dit werk is de manier waarop Mei deze bestaande industriële en havengebouwen weet te waarderen en transformeren tot stedelijke woongebouwen. Ook dat is een verschil met de vorige periode. Op de Kop van Zuid bijvoorbeeld werden de historische gebouwen en structuren gesloopt en vervangen door Manhattanneske gebouwen. In de projecten van Mei wordt juist voortgebouwd op al bestaande monumentale structuren. Dat maakt “Mei en Rotterdam” tot een tentoonstelling waarvan het belang niet kan worden onderschat.

Schamele 7%

OMI maakt deel uit van het middenveld dat de afgelopen jaren slecht is bedeeld en dat bij de laatste cultuurronde weer verder is afgebroken. Architectuur is sinds 2010  officieel onderdeel van de creatieve industrie en gaat de concurrentie aan met andere sectoren, zoals design, mode, videoclips, enz. Als aloude wetenschap pakt ze inmiddels nog maar een schamele 7% van de subsidiegelden.

Opdrachtgevende functie in de bouw

In deze afbraakgolf is nu blijkbaar Architectuur Lokaal aan de beurt. Begin juni adviseerde de Raad voor Cultuur aan de Minister van Cultuur om de aanvraag van Architectuur Lokaal in het kader van de subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024, in de wandelgangen BIS genoemd, niet toe te kennen. Dat is merkwaardig, aangezien Architectuur Lokaal een sleutelrol speelt in het versterken van de opdrachtgevende functie in de bouw en daarnaast bemiddelaar blijkt te zijn tussen centrale en decentrale besluitvorming.

Nieuwe opgaven

Professor Hugo Priemus wees erop dat Architectuur Lokaal een sleutelrol kan spelen in de nieuwe opgaven waarvoor Nederland komt te staan. Priemus analyseert dat de woning steeds meer een digitaal knooppunt wordt waar niet alleen de klassieke woonactiviteiten plaats vinden, maar ook werken, produceren, leren en communiceren zich afspelen. Deze veranderingen vragen om meer ruimte, een grotere functionele differentiatie en betere geluidsisolatie.

Bijeenbrengen van talent

Priemus stelt terecht dat een dergelijke opgave de inzet vergt van opdrachtgevers, vastgoedbeheerders, architecten en bewoners, maar evenzeer inbreng vanuit universitair wetenschappelijk onderzoek vereist. Dat bijeenbrengen van talent en het onderling afstemmen van praktijk en onderzoek is nu precies de rol die Architectuur Lokaal zou kunnen spelen, en trouwens nu ook al speelt.

Storm van kritiek

Het advies van de Raad voor Cultuur  leidde tot een storm van kritiek vanuit de wereld van architectuur, stedenbouw en erfgoed, Zelfs de BNA, toch niet de meest activistische club van dit land, kwam in beweging en stuurde een brief naar Van Engelshoven met de oproep het werk van Architectuur Lokaal te blijven steunen. Het heeft niet mogen baten. Afgelopen week viel het besluit van de minister van OCW over de BIS subsidies 2021-2024. De hoop dat de Minister het advies niet over zou nemen en Architectuur Lokaal alsnog subsidie zou verstrekken, bleek ijdel te zijn.

Breed vertakt middenveld

Het is een opvallend contrast met ons zuidelijke buurland waar een breed vertakt middenveld bestaat met kwaliteitskamers, stadsbouwmeesters, de Vlaams Bouwmeester, procedures voor goed opdrachtgeverschap zoals WinVorm, goed gekwalificeerde stedenbouwkundige diensten, stedenbeleid, comités met mondige burgers, een kritische pers en een cultureel veld dat de architectuur bevraagt en erover communiceert naar een breed publiek.

Midden in maatschappelijke transities

In het meest recente ‘Architectuurboek Vlaanderen’ (14-2020) laat Maarten Van Den Driesche zien dat dit middenveld een belangrijke functie heeft bij het betrekken van architectuur op maatschappelijke veranderingen. Hij schetst de ontwikkeling van een netwerk van spelers met kennis en opgaves, dat een cruciale rol speelt in het bereiken van ruimtelijke kwaliteit. Doordat dit middenveld wijd is vertakt, staat de architectuur als vanzelf midden in de maatschappelijke transities.

Kloof tussen condities en kwaliteit

Door de verschraling die in Nederland het afgelopen decennium is opgetreden, is de kloof tussen de condities waarin architectuur tot stand komt, en de kwaliteit van de uitkomst almaar groter geworden. De uitdagingen zijn er evenwel niet minder om geworden. Daarbij valt niet alleen te denken aan het woningvraagstuk, maar ook de klimaatverandering en de ongelijkheid. Een krachtig middenveld kan goede dragers genereren waarin projecten kwaliteitsvol en duurzaam kunnen landen.

Goed georganiseerd middenveld

Duidelijk is dat deze nu opnieuw bevochten moeten worden en ongetwijfeld zal dit langs andere lijnen verlopen dan dertig jaar geleden. Maar het belang van een goed georganiseerd middenveld hierbij kan niet worden onderschat. De erosie ervan zal moeten worden gestopt. Ook dat maakt de kleine tentoonstelling in het OMI op een bijzondere manier duidelijk.

Lees ook