Mart van Schijndel is een architect die zich moeilijk laat plaatsen in het Nederlandse beroepsveld. Zowel in zijn vormgeving als in de door hem gehanteerde technieken maakt hij vrijelijk gebruik van het totale scala aan mogelijkheden, dat de (interieur)architect en de designer ter beschikking staat. En hij gaat nog verder door, indien in zijn ogen de opgave dat vraagt, nieuwe oplossingen te bedenken. Als je ontwerpers zou kunnen indelen in knutselaars — degenen die een ontwerp assembleren uit datgene wat op de markt aanwezig is — en uitvinders, dan behoort Van Schijndel tot de laatste categorie. Daarbij lopen de drie vakgebieden waarin hij werkzaam is naadloos in elkaar over. De vrijheid die hij zich veroorlooft in de keuzes ten aanzien van vormgeving en technieken maakt zijn werk tamelijk onvoorspelbaar en dus oncontroleerbaar. Voor potentiële opdrachtgevers is dat weinig aantrekkelijk. Niet voor niets heeft Van Schijndel tot nu toe voornamelijk gewerkt aan een beperkt aantal kleine projecten, waarbij de opdrachtgevers werkzaam waren in, of een grote affiniteit hadden met de artistieke sector.
Bedrijfscultuur van Lumiance
In directeur H. J. Swaak, een enthousiaste, doortastende jonge ondernemer, heeft Van Schijndel een aantrekkelijke opdrachtgever gevonden. Swaak, van huis uit zelf industrieel ontwerper, heeft mede door de specifieke produktiewijze van Lumiance, affiniteit met het ontwerpen. Lumiance is een snel groeiend bedrijf dat zich met een speciale formule richt op de massamarkt en de export. Het bedrijf brengt een uitgelezen, gestandaardiseerd assortiment verlichtingsarmaturen op de markt met onderling uitwisselbare onderdelen en een neutrale, maar zeer verzorgde en daardoor toch opvallende vormgeving. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de nieuwste technische snufjes. Lumiance besteedt de produktie uit aan gespecialiseerde bedrijven, maar heeft wel een eigen ontwerpafdeling. Chris Hiemstra is de ontwerper van de succesvolle lampen, waarmee in korte tijd meerdere — internationale — prijzen zijn verworven. Van groot belang voor het succes van het bedrijf acht Swaak een optimale samenwerking binnen het bedrijf om de aanwezige hoogwaardige kennis efficiënt te kunnen benutten.
Aan Mart van Schijndel werd de vraag gesteld om gegeven een strak programma van eisen en een exacte prijs een gebouw te ontwerpen dat zou passen bij de bedrijfscultuur van Lumiance. Een gebouw met een optimale kosten/kwaliteit relatie, een rationele organisatie en een prettig werkklimaat. Daarbij mocht het gebouw qua vormgeving best modieus zijn en werd het gebruik van vooruitstrevende technieken van opdrachtgeverszijde gestimuleerd.
Het bepalen van de hoofdvolumes was een tamelijk simpele opgave. Hoogte en breedte van het magazijn waren gegeven, evenals het aantal vierkante meters kantooroppervlak. Van het aangekochte perceel mocht volgens de voorschriften 80% bebouwd worden. Door het pand zo ver mogelijk naar achteren te schuiven werd een ruim voorterrein verkregen, dat met veel zorg is ingericht. Bij de gegeven breedte en het benodigde aantal vierkante meters kantooroppervlak ontstond een twintig meter diep administratief gedeelte, dat door een lichtstraat gescheiden is van het magazijn.
Op de begane grond liggen onder de kantoorruimtes een werkplaats en twee opslagruimtes voor juist binnen gekomen of voor vervoer gereed staande goederen. Gezien vanaf het voorplein is de rechterhoek van het pand afgesneden om plaats te maken voor een overdekte entree. Achter de glazen deur leidt een opvallende gele, stalen trap naar de galerij op de eerste verdieping. Deze over de volle breedte doorlopende 'bovenstraat’ vormt de intermediair tussen kantoorgedeelte en magazijn. Langs de voorgevel liggen vijf kantoortuinachtige ruimtes, die van elkaar gescheiden worden door verdiepingshoge, witte kastenwanden. Middels eveneens verdiepingshoge deuren zijn de ruimtes met elkaar verbonden. Tussen deze kantoor- en ontwerpafdeling en de galerij ligt een tussenzone van vijf meter, waarin onder andere vergaderruimtes, een laboratorium, toiletgroepen, een archief- en een computerruimte ondergebracht zijn. De vergaderruimtes worden door gedeeltelijk gezandstraalde draadglaswanden gescheiden van de aangrenzende ruimtes. Het ’formele hart’ van het gebouw wordt gevormd door de toonruimte/kantine, waarvan de gebogen glazen wand aan de galerijzijde de ronding van het overstekende balkon volgt.
De indeling van het gebouw is niet alleen zeer bruikbaar voor Lumiance, maar voldoet ook aan de wens van de financier om een functioneel ’neutraal’ gebouw te ontwerpen. Slechts hier en daar heeft Van Schijndel zich frivoliteiten veroorloofd, door af te wijken van het rechthoekige stramien. Zo wordt de entree begeleid door een golvende wand van glazen bouwstenen en steekt het ronde balkon zeer dominant de lichtstraat in. Van buitenaf is ook de ronding van de hoge lichtkap, die kantoorgedeelte en magazijn met elkaar verbindt, kenmerkend voor het beeld van het gebouw. De meest in het oog springende elementen vormen hier echter de luifel boven de ingang voor het goederentransport en de overgedimensioneerde, betonnen fietsenstalling. De luifel van wit zeildoek, wordt gedragen door een op betonnen kolommen bevestigde staalconstructie. De tijdelijk ogende, maar permanent bedoelde oplossing roept vraagtekens op evenals de plaats en de vormgeving van de fietsenstalling. Het is steeds alsof Van Schijndel door gebogen lijnen en onverwachte toevoegsels de eerder door hem zelf gegeven logische antwoorden wil relativeren. Hij houdt blijkbaar van klare taal, als de uitspraken maar ruimte over laten voor verdere vragen en nieuwe antwoorden. Wat dat betreft is hij wellicht nog eerder geïnteresseerd in het zoeken van oplossingen dan in het (uit)vinden.
Unieke gevelconstructie
De strakke vliesgevel van het kantoorgedeelte lijkt op het eerste gezicht sterk op de bij de Zwolsche Algemeene in Nieuwegein toegepaste gevel. Toch zijn er duidelijke verschillen. Beide zijn wat men noemt integrale gevels, of gevels met een ’structurele beglazing'. Bij dergelijke gevels vormen glas en bevestiging één geheel en zijn aan de buitenkant geen bevestigingspunten zichtbaar. De glasplaten met de in de fabriek reeds erop gelijmde profielen worden aan een stijl- en regelwerk bevestigd en daarna afgekit. Bij de Zwolsche Algemeene is de vliesgevel gebruikt als een om hulling van de uit prefab beton elementen opgebouwde, vloerdragende geveldelen. De kozijnen van de ramen zitten in de betonnen gevel en zijn qua maat onafhankelijk van de op een aluminium regelwerk bevestigde gevelruiten.
Bij Lumiance draagt een staalconstructie de vloeren en het dak. De basisconstructie van de gevel wordt gevormd door een stalen frame. Hierop zijn in het werk op mechanische wijze de ruiten, met de middels siliconenlijm verlijmde profielen, bevestigd. Een noviteit bij deze door de firma Keers uit Mijdrecht geleverde en geplaatste gevel is dat zowel enkelbladige als dubbelbladige ruiten toegepast zijn, die aan de buitenkant allemaal in het zelfde vlak liggen.
Nieuw voor de Nederlandse situatie is ook dat sommige ramen geopend kunnen worden. Hiervoor heeft de firma Keers draaiende delen ontworpen, die niet zichtbaar zijn aan de buitenkant, zodat het gladde gevelvlak intact blijft.
De naden tussen de ruiten zijn opgevuld met een zwarte siliconenkit en alle ruiten zijn aan de buitenkant voorzien van eenzelfde reflecterende coating. Aan de andere zijde is het glas voorzien van verschillende tinten email. Hiermee heeft Van Schijndel bereikt dat bij een bepaalde lichtval een motief in de gevel zichtbaar wordt, dat onafhankelijk is van de plaats van de ramen.
Detaillering maakt het gebouw
De zorg waarmee de vliesgevel is ontwikkeld en toegepast is terug te vinden in het hele gebouw. Men heeft zich niet vanzelfsprekend tevreden gesteld met standaardoplossingen. Zelfs de clichématige magazijnruimte is niet aan zijn lo t over gelaten. Voor de bekleding hiervan is door opdrachtgever en architect samen een horizontaal gelijnde staalplaat ontwikkeld. De bevestigingspunten van de staalplaten vallen steeds onder de halfronde profielen van de volgende plaat. Z o wel deze gevel als de vliesgevel rusten op een gemetselde plint, die aan de voorzijde van het gebouw blauwgrijs en verder oudrose gestuct is. Het rustica-motief dat in het stucwerk verwerkt is suggereert de toepassing van natuursteen.
De koele afstandelijkheid die het gebouw qua exterieur uitstraalt contrasteert haast met de serene sfeer in de werkruimtes. Witte kastwanden en meubilair, het grijs van de vloerbedekking en het aubergine van de overige wanden en de deuren voeren de boventoon. Accenten worden gevormd door de gele stalen trap en de hardroze band over de balustrade van de galerij. Aan elk detail is gedacht, van de deurknoppen tot en met het patroon van de gaatjes in het plafond waardoor de lucht afgezogen wordt en van het vierkantjesmotief ter verlevendiging van de witte magazijnwand in de lichtstraat tot en met het stramien in de staalplaten van de zijkant van de trap, waarvan het patroon met de traphelling meeloopt.
Maar op het moment dat het geheel al te ver verantwoord zou kunnen worden krijgt Van Schijndel weerbehoefte om uit de band te springen. Zo vormen de ook in het exterieur spaarzaam toegepaste tinten roze en geel vrolijke accenten tussen alle bedekte overige tonen. Voor de inrichting van het gebouw is zeer verantwoord, door Friso Kramer ontworpen meubilair gebruikt, maar één meubel is door Van Schijndel ontworpen: het sculpturale, altaarachtige buffet in de kantine. Dit zeer postmoderne meubel is opgebouwd uit grijze hardsteen die gedeeltelijk van een motief is voorzien en gedeeltelijk ’afgebrokkeld’ is, hardroze gemoffelde staalplaten en glasplaten. Dit meubel maakt samen met de overvloedig toegepaste lichtarmaturen, deze toonzaal/kantine tot een informele ruimte, waar de zeventig werknemers in- en uit kunnen lopen.
Modieus gebouw
In de N.R.C. van 4.4.86 vraagt Thijs Asselbergs zich af of Lumiance met Mart van Schijndel wel de juiste architect in huis gehaald heeft. De uitgesproken architectonische vormgeving van de nieuwe huisvesting staat volgens hem in tegenstelling tot het nuchtere, functionele produkt dat het bedrijf levert. Hij doelt dan vooral op de postmoderne elementen die overal in het gebouw te vinden zijn: het rusticamotief in de gestucte gevelplint, het klassieke motief in de vliesgevel, de vormgeving van de fietsenberging, de kleurstelling, etc. Van Schijndel combineert dergelijke elementen op gedurfde wijze met een uiterst strakke, rationele hoofdopzet en nieuwe technische snufjes. Voor iemand als Thijs Asselbergs, die een rechtlijnige, industriële architectuur aanhangt in zijn eigen ontwerppraktijk, is dat blijkbaar moeilijk verteerbaar.
Ids Haagsma gebruikt in de ter gelegenheid van de opening van de nieuwbouw uitgegeven persmap het begrip ambivalentie om de vormgeving te karakteriseren. Een begrip dat doorgaans een negatieve gevoelswaarde heeft. Er wordt mee gesuggereerd dat Van Schijndel geen keuze kan maken voor één bepaalde stijl of richting. Ambivalentie kan echter even goed positief opgevat worden als een typisch kenmerk van de jaren tachtig, waarin een grote vrijheid ontstaan is juist doordat er geen definitieve keuzes meer gemaakt kunnen worden. Elke keuze is immers slechts binnen beperkte kring geloofwaardig. Ik vermoed dat Van Schijndel zich hier heel goed van bewust is en dat hij daarom ook geen dogmatische keuzes wil maken. Hierdoor is de nieuwe huisvesting van Lumiance een gebouw geworden dat typerend is voor de jaren tachtig. Een modieus gebouw dus, dat in architectonisch opzicht met kop en schouders uitsteekt boven de gebouwen in de omgeving, waarmee het qua budget vergeleken moet worden.