Om de langgerekte binnenplaats van de woongebouwen zijn karakter als doorgang te laten behouden, heeft Herzog & De Meuron het programma ondergebracht in twee verschillende gebouwen. De verschillen tussen beide gebouwen zijn sterk opgevoerd. Op de binnenplaats stellen zij een lichte interventie voor. Langs de scheidingsmuur plaatsen zij een lang en smal, eenzijdig georiënteerd gebouw van drie verdiepingen, dat over de gehele lengte is uitgerust met galerijen voorzien van houten rolluiken; In het gebouw aan de rue des Suisses is het maximale aantal woningen ondergebracht. Dit klassieke gebouw respecteert de hoogte van zijn buren, maar de gevel ervan doorbreekt de monotonie van de rooilijn. Verplaatsbare stalen vouwblinden, individueel aanpasbaar door de huurders, verlenen een sterke identiteit aan het gebouw door het op te nemen in het verticale ritme van de straat. De afwerking van beide gebouwen is ondermeer bekostigd uit de besparing op de grondkosten die mogelijk werd omdat het terrein in gemeentebezit was.
In het voorbereidingstraject ging de eigenaar van een kleine woning naast het terrein die zijn vensteropeningen naar het perceel had geopend en dan ook zijn bezonning niet wou verliezen, samen met enkele bewoners een lange strijd aan tegen het project. Omdat de stad haar rechten aanvankelijk niet had verdedigd en niet in conflict wilde komen met de buren, moesten de architecten het woongebouw op de binnenplaats 5 meter verschuiven. Deze ontwikkeling heeft niet al te nadelige gevolgen. Dankzij deze verplaatsing konden sterk beschutte groene eilanden aan de achterkant van het gebouw worden gecreëerd die van elkaar zijn gescheiden door kleine uitstekende bouwsels van één verdieping waarin de keukens en de natte cellen zijn ondergebracht. Bovendien kon de stad een gedeelte van het terrein terugwinnen voor de uitbreiding van het schoolplein van de naastgelegen middelbare school. Ook de wens van de opdrachtgever om enkele woningen toe te voegen om de rendabiliteit van het project te verbeteren, kon worden ingewilligd. Het vormde een gelegenheid voor de architecten om het spel van typologieën te verrijken door tegen de scheidingsmuur en in de as van de toegang tot de binnentuin, twee individuele woningen van twee verdiepingen te plaatsen. Zij delen het resterende stuk terrein op in drie delen. Deze opeenvolging van landschappelijke ruimtes is in de plaats gekomen van de lange en brede tuin die in het begin was voorzien. De architecten kregen later nog de opdracht voor een gebouw aan de rue Jonquoy dat het perceel afsluit. De aanvankelijke formele opzet van deze collectieve ruimte heeft plaatsgemaakt voor een complexe opeenvolging van zones, waarin het onderscheid tussen gemeenschappelijke ruimte en privé-ruimte is vervaagd.
Hoewel de architecten hun project in 1999 op een gunstig moment konden doorvoeren, was de markt reeds zeer gespannen. De architecten hebben ieder detail sterk gecontroleerd tot aan het aantal bomen toe. Op enkele kleine onvolkomenheden na stemmen de essentiële elementen van het project overeen met aan de initiële intenties. De uitvoering van de metalen gevels was het meest complex. Doordat gewerkt moet worden tussen keermuren, was gezien de maatafwijkingen de productie van de gevelelementen niet mogelijk voor het beëindigen van de ruwbouw. Uiteindelijk is gewerkt met twee types luiken met een onmerkbaar breedteverschil (385 en 395 mm). Daarmee zijn blokken van zes luiken gemaakt en op elkaar geplaatst uitgaande van de laatste verdieping om een verticale uitlijning te garanderen.
Deze controle bij de uitvoering van het project beantwoordt aan het onderzoek naar materialisering dat zo kenmerkend is voor het werk van Herzog & De Meuron. Het bureau zet een beperkt aantal materialen in (hier ruw beton, natuurgekleurd hout en grijs geperforeerd aluminium) met een extreme precisie en inventiviteit. Ook de bewust nagestreefde ambiguïteit tekent het project. Deze komen we niet alleen tegen in de binnentuin die tegelijk als circulatieruimte, kleine collectieve tuinen en privé buitenruimtes voor de bewoners van de huizen functioneert. Ook de afwisseling tussen de collectieve en de privé ruimtes voor de toegang tot de appartementen op de begane grond behoort hiertoe. Sterk verschillend van de banaliteit van entreehallen van de meeste wijkwoongebouwen, herinneren ze aan de toegang tot oude provinciehuizen. Dit gevoel wordt versterkt door de houten trappen, de vensters in verbinding met de binnentuinen en het je thuis voelen zodra je het gebouw binnengaat.
Deze subtiele relaties tussen het interieur en het exterieur zijn ook aanwezig in de appartementen. De grijze luiken creëren een overgang naar het exterieur waarbij ze de bewoners voldoende intimiteit bieden, maar desondanks een voldoende lichtinval garanderen, ook in gesloten toestand. Het is jammer dat de glazen gevel niet verder naar achter is geplaatst. Immers zou dan een ware leefruimte zijn gecreëerd. Dezelfde bedenking kan worden geformuleerd met betrekking tot het gebouw op de binnenplaats. Het is buitengewoon spijtig dat de vensteropeningen van de woonruimte en de keuken vast zijn. Met grote schuiframen zouden deze ruimten hebben kunnen versmelten met de galerijruimte. Dit zijn beperkingen die blijkbaar moeilijk kunnen worden overwonnen in het kader van sociale woningbouw.
Vertaling Dominique Pieters