Met het uitschrijven van een prijsvraag wilde de toenmalige Rijksbouwmeester Prof. Tj. Dijkstra niet alleen een goed ontwerp verkrijgen, maar tevens nieuw ontwerptalent aanboren. De prijsvraag stond open voor architecten uit de drie noordelijke provincies. Het initiatief was erop gericht dat soortgelijke prijsvragen ook in andere regio's van ons land zouden plaats vinden, maar dat is er nooit van gekomen. In de prijsvraagopgave was welbewust een koppeling gelegd tussen nieuwbouw, hergebruik van een monumenten herinrichting van een open plek in het kader van de stadsvernieuwing. Gevraagd werd een bouwplan voor de, in verschillende oude panden gehuisveste, belastingdienst die in hoofdzaak uit de afdelingen Inspectie en Ontvangst bestaat. Het te gebruiken monument was de zogenaamde Oenemastate, waar onder andere het voormalige gemeentehuis was gehuisvest. Het plangebied ligt aan het water De Kolk, direct achter de oude winkelstraat van Heerenveen: De Dracht. Deze vormt onderdeel van de oude route tussen Leeuwarden en Meppel. De Kolk, in dit stadsgedeelte de Lindegracht geheten, is een deel van de Schoterlandse Compagnonsvaart, gegraven voor de turfwinning, waaraan Heerenveen zijn ontstaan dankt.
De prijsvraag werd gewonnen door het architectenbureau Holvast en Van Woerden uit Groningen, in samenwerking met ir. M. A. Klawer. Hun plan werd gekenmerkt door een U-vormige opzet gericht op de Kolk, waarbij de Oenemastate een van de twee, onderling verschillende poten vormde. De nieuwbouw sloot in verdiepingshoogte aan op de oudbouw en had zoals gevraagd het Ontvangkantoor boven en de Inspectie beneden. Beide diensten hebben een balie-func-tie waarvan het openbare karakter in het prijsvraagprogramma werd benadrukt. In het plan van Holvast en Van Woerden leidde dit tot een dubbelhoge glazen hal langs de gevel waar de publieksfuncties waren ondergebracht. Een royale trap leidde naar de verdieping. De planopzet reageerde in zijn massavorm primair op de aangetroffen situatie en vertoonde in zijn organisatie een heldere zonering vanaf de Kolk: het stadsplein aan de Kolk, de semi-openbare voorhof binnen de U, de dubbelhoge publiekshal, de zone van de wacht- en spreekruimten, daarachter een open, diepe kantoorzone. De kantoren lagen aan weerszijden langs de langsgevels. Het achtergebied was niet verder ontwikkeld. De jury waardeerde het eenvoudige plan dat
toch het gevraagde publieke karakter uitdroeg en verwachtte dat enige praktische bezwaren goed opgelost zouden kunnen worden.
Stedebouwkundige context
Nadrukkelijk uitgangspunt van de prijsvraag was dat de winnaar het gebouw ook daadwerkelijk zou realiseren. Helaas werd de Rijksgebouwendienst net op dat moment gedwongen om in het aantal nieuwbouwprojecten drastisch te snoeien en de bouwplannen werden, voorlopig althans, in een la gelegd. Intussen werden Holvast en Van Woerden wel uitgenodigd om deel te nemen aan een meervoudige opdracht voor een defensiekantoor in Emmen. Hun inzending werd opnieuw uitgekozen om te worden gebouwd en twee jaar geleden is het kantoor opgeleverd (de Architect mei 1988, p. 59). In de reeks arbeidsbureaus nieuwe stijl, die de RGD liet bouwen, realiseerden zij bovendien in Veendam een ontwerp. Net als in Heerenveen zijn het kantoorgebouwen met een zekere mate van openbaarheid.
Uiteindelijk werden de nieuwbouwplannen voor de belastingdienst toch weer opgenomen door de RGD. Het programma werd deels herzien, maar de koppeling van de nieuwbouw met hergebruik van het monument bleef bestaan; de parkeerkelder verviel en het totale oppervlak werd iets verminderd. Het belangrijkste verschil was dat de stedebouwkundige context ondertussen fors was veranderd. De prijsvraag was destijds ook opgezet met het doel om met het nieuwe belastingkantoor een stedebouwkundig gat te dichten. Over andere, nieuwe functies in dit gebied bestond toen nog weinig duidelijkheid.
In de tussenliggende jaren is het gemeentebestuur onder leiding van een energieke burgemeester er in nogal korte tijd in geslaagd een uitbreiding van het winkelgebied in deze richting van de grond te krijgen. Deze uitbreiding vergroot de regionale betekenis van Heerenveen en heeft begrijpelijkerwijs een veel grotere invloed op de stedebouwkundige ontwikkeling dan een nieuw belastingkantoor. Dit project werd in plaats van "ontwikkelingstrekker” nu "ontwikkelingsvolger" hetgeen de gespreksbasis met de gemeente nogal veranderde. Het nieuwbouwplan zou zich nu moeten voegen naar de prioriteiten van het nieuw ontwikkelde winkelcentrum.
Het belastingkantoor ligt op de overgang tussen dit winkelcentrum en de oude kern. Gegeven was dat de Oenemastate als bouwmassa teruggelegd is ten opzichte van de rooilijn langs de Kolk. Zij oriënteert zich op deze ruimte door een rijk geornamenteerde, symmetrische façade met ingang in het midden. Bij alle prijsvraagontwerpen speelde deze oriëntering een belangrijke rol ook al leidde dat tot een grote variatie in zowel de inrichting van het gebied tussen de Kolk en het bestaande gebouw en de plaatsing van de nieuwbouw-massa. Op te lossen was nu dat door de ontwikkeling van het winkelcentrum de bestaande hiërarchie van ruimten doorbroken werd. De Oenemastate kreeg een hoekfunctie; een functie die zij door haar vormgeving helemaal niet kan waarmaken. De ruimte naast de Oenemastate werd belangrijk als voorgebied van het winkelcentrum (marktfunctie) en er moest zoveel mogelijk zicht op de ABC-combi-natie (Albert Heijn, Blokker en C & A) worden vrijgehouden. Dat leidde tot een druk om Oenemastate en nieuwbouw binnen een rechthoekig bouwblokje te duwen, wat de relatie tussen nieuwbouw en monument wel erg dwangmatig zou maken. De ontwerpers hebben, gesteund door de rijksbouwmeester vastgehouden aan een entree met een zelfde oriëntatie als de Oenemastate. De daarvoor benodigde zijdelingse uitbouw —die een overtuigend beeld oplevert vanwege de scherp gesneden glazen hal die achter het monument uitspringt— droeg ook bij aan een door de architecten gewenste articulatie van de stadsruimte in de diepte: voorplein, versmalling, achterplein. De versmalling heeft echter niet een maat gekregen die effectief is. De nu gerealiseerde ruimtevorm is te beschouwen als een compromis tussen beide opvattingen. De afstand is nog te groot om een specifieke relatie tussen beide gevelwanden te bewerkstelligen. Hier botsen de ruimtebeelden, van enerzijds de moderne "casco-ruimte” waarin niets is maar alles mogelijk is en anderzijds een samenstel van welbepaalde ruimten die bijdragen aan een gevoel van plaats. De kort geleden onder verantwoordelijkheid van de gemeente gerealiseerde bestrating, die als kamerbreed tapijt van gevel tot gevel is aangebracht, benadrukt verder het ongearticuleerde eenheidsbeeld waarbij het straatmeubilair onbepaald in de ruimte is geplaatst.
De nieuwe gebouwopzet
Binnen de nieuwe context werden zowel de oorspronkelijke U-vormige opzet als de zonering vanaf de Kolk onmogelijk. Er moest een nieuwe opzet met de fragmenten van het oude plan gemaakt worden. Vastgehouden is aan de dubbelhoge hal en een baliekantoor dat in zijn verdiepinghoogten aansluit bij de Oenemastate. Deze bouwdelen zijn door het gewijzigde programma en de gewijzigde stedebouwkundige context veel minder in de lengte ontwikkeld. Het baliekantoor vormt nu een zuiver vierkant. De rest van de kantoorfuncties is ondergebracht in een kantoorvleugel van gangbare doorsnede: middengang, middenkolom asymmetrisch, diepte 12 m en een travee-maat van 3.60 m. De bovenverdieping is ingericht als cellenkantoor, de begane grond vormt een open werkruimte met centraal de grote leggerkasten. Deze vleugel ligt evenwijdig aan de bestaande straat. Het effect van een bouwblok gevormd door de zijgevel van de Oenemastate en nieuwbouw in het verlengde daarvan ontstaat hier dus wel. Los daarvan geldt dat een kantoorvleugel in gebruiksopzicht doorgaans een weinig levendige straatwand oplevert.
Het baliekantoor en de gewone kantoorvleugel met hun onderling afwijkende verdiepinghoogte zijn gescheiden gehouden door een smalle vide met doorlopend bovenlicht. Daarmee is een extra architectonisch element geïntroduceerd. Omdat het baliekantoor deels in de kantoorvleugel is geschoven (in verband met de benodigde plein-ruimte buiten) levert dat een mooie afwisseling op in de gangzone en valt er nu veel daglicht in het diepe baliekantoor. De lift moet bij deze opzet natuurlijk tussen beide bouwdelen in staan met deuren naar beide zijden. De gesloten liftkoker scheidt zodoende de kantoorvide van de dubbelhoge publieke hal, hetgeen programmatisch logisch is, maar ruimtelijk wel jammer.
Bij een kantoorvleugel van drie bouwlagen, zoals oorspronkelijk ontworpen, was het ook van buiten goed afleesbaar geweest hoe het vierkante baliekantoor van twee lagen in de lange massa was geschoven. Toen de derde verdieping werd wegbezuinigd ging dat ten koste van de helderheid en ook de glaskap kwam er minder mooi in. Het verlies van de verdieping hebben de architecten gecompenseerd door een hoge "parapet” (al of niet transparant geveldeel dat boven het dakvlak uitsteekt) op de kantoorvleugel toe te passen. Net als de gevel van het baliekantoor dat bij de aansluiting op de glazen hal overgaat in een los scherm geeft deze parapet een precieus architectonisch karakter aan het geheel. Als totaal vormt het complex, door de verschillende wijzen waarop de bouwdelen met elkaar in verbinding zijn gebracht een composiet geheel.
De vormgeving
Het baliekantoor is uitgevoerd in witte steen, de kantoorvleugel in een donkerrode enigszins gemêleerde steen. Door een kleurverschil wordt de nieuwbouw gearticuleerd en wordt bovendien verwezen naar het materiaalverschil tussen façade en andere gevels van de oudbouw. In zijn materiaalgebruik contrasteert het belastingkantoor met het winkelcentrum; dat is prettig vanwege de variatie die de omgeving best mag hebben, maar het isoleert het belastingkantoor wel. In het baliekantoor zijn de vierkante gevelopeningen op de begane grond en de verdieping even groot zodat een grid-achtig scherm wordt gevormd. De kantoorvleugel heeft diepliggende puien beneden en kleinere vensters boven. Samen met de parapet lever dat een meer klassieke gevelopbouw op. In tegenstelling tot het exterieur zijn in het interieur de architectonische middelen heel terughoudend gehanteerd. Systeemplafond en -scheidingswanden, alsmede de installatie achter de borstweringen, samen met het door het personeel uitgezóchte meubilair leveren een nogal non-descript geheel op. Het dilemma is of je in situaties waarin de nadere invulling door anderen wordt gedaan je, zoals de architecten hier, zo neutraal mogelijk moet opstellen of dat je toch moet proberen meer structurerend aan de interieurruimte te werken.
De publiekshal is een prachtige en aantrekkelijke entreeruimte van waaruit ook volop de binnenstadslocatie van het kantoor ervaren kan worden. De dragende staalconstructie zou alleen een nadrukkelijker rol in de architectuur mogen spelen. Het is bovendien jammer dat de hal wordt geplaagd door nogal goedkoop ogend systeemmeubilair (infobalie, wachtbanken) dat landelijk voor de belastingdienst is ontwikkeld. De licht gebogen, goed beloopbare trap vormt weer een mooi element. Zij sluit goed aan op het bewegingpa-troon van infobalie naar de spreekruimtes boven en op de schuine richting van het loopbruggetje in de vide tussen oudbouw en nieuwbouw. Een schuine richting komt verder alleen in de kopgevel van de kantoorvleugel voor, waar is aangesloten op het beloop van de straat. Door de afgeronde hoek vormt de gemetselde gevel hier een haakvormige wand. De overgang tussen langsgevel en kopgevel is echter niet voldoende nauwkeurig uitgewerkt om een zelfstandige architectonische beweging te vormen. De neventrap biedt hier een mooi overhoeks uitzicht.
In het algemeen zijn de buitenhoeken van het gebouw sterker dan de binnenhoeken. Dit hangt samen met de benadering van de architecten die het gebouw meer als samenvoeging van zelfstandige delen zien, dan als een geleed bouwlichaam. Die opbouw wordt gemotiveerd door de behoefte het programma in zijn onderdelen leesbaar te maken; een specifiek functionalistische benadering. In het gerealiseerde gebouw is die articulatie veel uitgesprokener dan in het prijsvraagontwerp, dat overigens globaler uitgewerkt was. Door de differentiatie in de nieuwbouw en de inkrimping van het programma bij het gerealiseerde ontwerp vormt de Oenemastate uiteindelijk een veel minder geïntegreerd onderdeel van het totale complex dan in het oorspronkelijke ontwerp.
Het gebruik
Tijdens de bouwfase is de belastingdienst landelijk gereorganiseerd en gecentraliseerd, met als gevolg dat de dienst in Heerenveen een stuk groter gaat worden. In het licht van die gewijzigde omstandigheden is de tweede fase met de verbouwing van de Oenemastate geschrapt en is de verhuizing van het ontvangstkantoor naar de bovenverdieping van de nieuwbouw niet doorgegaan. De hoge hal en grote trap naar boven hebben hun architectonische functie niet waar mogen maken. De benodigde extra kantoorruimte schijnt niet in de omgeving gerealiseerd te kunnen worden en er is sprake van dat de directie zich voor nieuwbouw op een door projectontwikkelaars te realiseren ’’turn-key’ project oriënteert. Het lijkt erop dat de doelstellingen van de Rijksbouwmeester niet doorgesijpeld zijn naar de belastingdirectie en bovendien valt nog te vrezen dat het nu gerealiseerde gebouw daarbij door een projectontwikkelaar moet worden overgenomen. Van de doelstellingen van de rijksbouwmeester om architectonisch goede overheidsgebouwen neer te zetten, een nieuwe functie te geven aan architectonische monumenten en stedenbouwkundig zwakke plekken te verbeteren, blijft zodoende weinig over.